Skip to main content
Top

2005 | Boek

Het sport-medisch formularium

een praktische leidraad

Redacteuren: Prof. Dr. W. L. Mosterd, Prof. Dr. J. M. A. Sitsen, DR. G. P. H. Hermans, DR. F. J. G. Backx, R. E. H. Van Cingel

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Het sport-medisch formularium biedt een duidelijk overzicht van de huidige inzichten in preventie, behandeling en revalidatie van sportletsel. Iedere aandoening wordt op een identieke wijze en in compacte vorm beschreven. De belangrijkste sportletsels komen aan de orde. Daarnaast wordt er veel aandacht besteed aan het steeds groter wordende probleem van chronische blessures.Na de anatomie, klachten, ongevalmechanisme, diagnostiek en differentiële diagnose worden de therapie en revalidatie, sporthervatting en preventie uitgewerkt.Dit formularium is primair bedoeld voor (sport)artsen en (sport)fysiotherapeuten. Daarnaast is het ook van belang voor degenen, die betrokken zijn bij begeleiding van sporters, zoals trainers, coaches, verzorgers en masseurs.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Sportmedische Aandoeningen

Vinger- en handletsels
Bij sportletsels aan de bovenste extremiteit hebben we te maken met relatief geringe geweldinwerking. Hierdoor kan het onderwerp beperkt worden tot fracturen, ligamentrupturen en enige specifieke peesrupturen. Niet besproken worden de direct perforerende letsels en letsels die opgelopen worden bij grote geweldinwerking (verkeer e.d.). Eveneens worden hier, zoals de titel van dit hoofdstuk al aangeeft, carpale letsels buiten beschouwing gelaten. Indien in de onderstaande tekst het woord specialist of chirurg wordt gebruikt, wordt hiermee bedoeld een orthopedisch, plastisch of algemeen chirurg die ervaring heeft in de handchirurgie. Ten slotte moet hier benadrukt worden dat de indicatie voor fysiotherapeutische begeleiding of nabehandeling uiteraard sterk individueel bepaald is. Een en ander is afhankelijk van de ernst van het letsel, van snelheid en verloop van genezing en van begeleidende problemen zoals gewrichtsstijfheid door immobilisatie en coördinatieproblemen. Het is duidelijk dat een (top)sporter hogere en meer specifieke eisen stelt en meer dan wie ook gebaat is bij snel herstel. In het licht van bovenstaande moeten dan ook de meer algemene opmerkingen over sport-hervatting en preventie gelezen worden.
M. J. P. F. Ritt
Kniebandletsels
Sportletsels betreffen zeer frequent het kniegewricht en bestaan dan uit één of meer letsels van diverse structuren. Afhankelijk van de periode na het trauma wordt gesproken van acuut (< 2 weken), subacuut (2 we ken tot 3 maanden) en chronisch (> 3 maanden). Dit geldt ook voor kniebandletsels.
R. A. A. Bots
Spierletsels
Van het totaal aantal sportletsels zijn ongeveer 30-50% spier- of spierpeesletsels. Een spierletsel wordt in de Angelsaksische literatuur wel betiteld als ‘strain’. Deze spierletsels kunnen soms leiden tot langdurige invalidering van de sporter. De belemmering om maximaal te presteren en het gemakkelijk ontstaan van recidieven maken deze letsels extra frustrerend voor de sporter. Hierdoor ontstaat een spanningsveld tussen de sporter en zijn omgeving (‘helpers’) waardoor vaak geen optimaal functioneel eindresultaat bereikt wordt. Bekendheid met en kennis van spieren spierpeesletsels en de daaraan gekoppelde behandeling en begeleiding zijn van belang om in goede harmonie tot een ‘sportief’ eindresultaat te komen.
A. W. F. M. Fiévez
Achillespeesrupturen
Rupturen van de achillespees komen frequenter voor dan vroeger, mede doordat sportieve activiteiten tot hogere leeftijd worden volgehouden. In Finland is de incidentie tussen 1979 en 2000 met een factor vier toegenomen. Betrouwbare Nederlandse incidentiecijfers zijn niet beschikbaar, maar het is waarschijnlijk dat het beeld niet veel afwijkt van dat van Finland. De ruptuur ontstaat vooral tussen het 20e en 50e levensjaar en treedt het meest op bij sporten zoals badminton, tennis en volleybal: sporten met veel snelle bewegingen op relatief harde ondergrond.
L. P. A. Bom
Enkelletsels (acuut)
Het acute enkelletsel is een van meest voorkomende letsels van het bewegingsapparaat. De enkel kan zijn gebroken, de enkelbanden kunnen zijn uitgerekt of in het ergste geval gescheurd. Als men vermoedt dat de enkel is gebroken moet de patiënt worden verwezen. Een uitgerekte band geneest meestal vanzelf, terwijl een gescheurde band behandeling vereist. In beide gevallen is er vlak na het ongeval sprake van een dikke, pijnlijke enkel die niet betrouwbaar te onderzoeken is. Fysisch-diagnostisch onderzoek van de enkel enkele dagen na het ongeval is wel betrouwbaar omdat de enkel dan minder gezwollen en pijnlijk is, zodat eventuele hematoomverkleuring zichtbaar wordt en de stabiliteit getest kan worden.
C. N. Van Dijk
Enkelletsels (chronisch)
De belangrijkste articulaire oorzaken van chronische enkelklachten zonder voorafgaand trauma zijn osteochondritis dissecans, synovitis, posterieur impingement-syndroom, anterieur impingement- syndroom en het corpus liberum. Veel chronische enkelklachten (zonder voorafgaand trauma) vinden hun oorzaak ech ter in extra-articulaire aandoeningen. Het gaat daarbij om peesaandoeningen, entrapment-syndromen, chronische bursitis, en dergelijke. Aandoeningen van het subtalaire gewricht, het voorste spronggewricht en het gewricht van Chopart kunnen de oorzaak zijn van chronische enkelklachten. Ook moeten in dit verband de stressfracturen worden genoemd.
C. N. Van Dijk
Schouderletsels
Bij ongeveer 10% van alle sportblessures is de schouder betrokken. Het betreft enerzijds direct inwerkende traumata met luxaties of fracturen als gevolg, anderzijds chronische overbelasting, waardoor microtraumata van kapsel, spieren of pezen optreden. De pezen van de rotator-cuff-spieren en van de lange biceps hebben het meest te lijden van overbelasting, evenals het kapsel van het glenohumerale gewricht en in mindere mate dat van het acromioclaviculaire gewricht.
W. J. Willems
Tenniselleboog
Een berucht overbelastingsletsel van de elleboog is de zogenaamde tenniselleboog of epicondylitis humeri lateralis. Deze insertietendopathie komt frequent voor bij tennissers, badmintonners, ijshockeyers en turners. De aandoening is dus minder sporttakgebonden (slechts 20% ontstaat in de tennissport) dan de populaire benaming doet vermoeden. De aandoening wordt vooral gezien bij huisvrouwen en bij mensen die in het dagelijks leven de strekspieren van de pols op een ongebruikelijke manier veelvuldig hebben gebruikt zoals bij het handmatig indraaien van schroeven of zwaar tillen. De blessure wordt dan ook in het bijzonder waargenomen bij personen in de leeftijd van 35-55 jaar.
F. J. G. Backx
Liesblessures
De term liesblessure is een verzamelnaam voor aandoeningen van verschillende anatomische structuren met als gemeenschappelijk kenmerk pijn in de regio inguinalis. Als de pijn zich beperkt tot de regio pubica en de oorzaak gelegen is in een aandoening van het houdings- en bewegingsapparaat wordt vaak de term pubalgie gebezigd.
H. Inklaar
Tractus iliotibialis-frictiesyndroom
Het tractus iliotibialis-frictiesyndroom is een typische hard-lopersblessure, hoewel het ook bij andere sporten kan voorkomen. Deze aandoening, ook wel ‘lopersknie’ (runner’s knee) ge noemd, wordt de laatste jaren door de toegenomen populariteit van duurlopen, marathons en triathlons steeds vaker gezien. De naamgeving lopersknie is overigens zeer verwarrend, aangezien ook andere klachten in of rond het kniegewricht (zoals het patellofemorale pijnsyndroom) dezelfde populaire naam hebben gekregen. Nauwkeurige gegevens over het voorkomen van dit frictie syndroom zijn niet bekend. In de praktijk blijkt het vaker op te treden bij mannen dan bij vrouwen, hetgeen ongetwijfeld sa menhangt met het feit dat langeafstandlopers overwegend van het mannelijk geslacht zijn. Deze blessure is overigens niet alleen voorbehouden aan de topatleet, ook menige recreatieve duurloper kan hiervan last ondervinden.
F. J. G. Backx
Patellofemoraal pijnsyndroom
De diagnose patellofemoraal pijnsyndroom wordt in klinische zin gekenmerkt door pijn in het voorste kniecompartiment zonder dat het patellofemorale gewrichtskraakbeen duidelijke pathologie vertoont. De aanduiding ‘anterior knee pain’ wordt ook veel gebruikt. Vaak wordt nog ten onrechte gesproken van chondropathia patellae of retropatellaire chondropathie. Het gebruik van verschillende termen is waarschijnlijk gerelateerd aan het feit dat ‘dergelijke’ knieschijfklachten veelal door (para)medici als lastig beschouwd worden. Mogelijk speelt het ontbreken van een evident pathologisch-anatomisch substraat een rol. De behandeling van het patellofemoraal pijnsyndroom past echter bij uitstek in een functionele sportgeneeskundige visie op overbelastingsklachten. Het is de kunst om bij elke patiënt met patellofemorale pijn de anamnese en de bevindingen bij het lichamelijk onderzoek samen te smeden tot een logisch geheel van diagnose, etiologische factoren en behandelplan.
W. M. van Teeffelen
Apexitis patellae
Overbelastingsletsels doen zich in 30-40% van de gevallen voor aan de knie. Hierbij gaat het meestal om afwijkingen ter plaatse van de aanhechting van spieren en pezen (zie fig. 1). Een knieblessure van chronische aard, die regelmatig voorkomt, is de zogenaamde apexitis patellae. Deze aandoening wordt in de literatuur ook wel ‘jumper’s knee’, ‘springersknie’ of infrapatellaire insertietendinopathie genoemd. Dit surmenageletsel komt vooral voor bij sporttakken waar veel gesprongen wordt. Sport takken waarbij deze aandoening in het bijzonder voorkomt, zijn basketbal, korfbal, handbal, volleybal, atletiek (met name verspringen en hoogspringen) en squash. Uit epidemiologische ge gevens blijkt dat er geen duidelijk geslachtsverschil bestaat en dat de aandoening het meest voorkomt in de leeftijd van 20-35 jaar.
F. J. G. Backx
Overbelastingsletsels aan het onderbeen
Blessures aan de voorzijde van het onderbeen komen bij loop- en springsporten veelvuldig voor. De volgende aandoeningen worden hier onderscheiden:
  • ‘shin splints’;
  • stressfractuur;
  • compartimentsyndroom;
  • m. tibialis anteriorsyndroom.
W. M. Van Teeffelen
Achillespeestendinopathie
De achillespees is essentieel voor een normale wandelgang, looppas en voor activiteiten die een krachtige of explosieve plantaire flexie vereisen, zoals springen en sprinten. De krachten waaraan de achillespees blootstaat kunnen oplopen tot drie- tot zevenmaal het lichaamsgewicht.
R. van Linschoten, A. M. W. W. Langenhorst

Sportfysiotherapie

Sportfysiotherapie
In Nederland doen zich naar schatting 2,9 miljoen sportblessures per jaar voor. Hiervan wordt 40% (1,1 miljoen) medisch dan wel paramedisch behandeld. Uit een recent landelijk onderzoek onder geregistreerde sportfysiotherapeuten blijkt dat sportfysiotherapeuten, naast acute blessures, voor ca. 47% te maken hebben met overbelastingsblessures. Overbelastingsblessures zijn de gevolgen van herhaalde submaximale belastingen in collageenhoudende structuren zoals pezen, inserties, origo’s en fasciae. Op microscopisch en submicroscopisch niveau ontstaan dan structurele beschadigingen die door een ontstekingsachtige reactie gerepareerd worden. Deze ontstekingsachtige reactie bepaalt het klinische beeld.
R. E. H. van Cingel

Tapen, Bandageren, Bracen

Tapen, bandageren en bracen
Tapen is een methode die het mogelijk maakt anatomische stress-punten te ontlasten, gewrichten te stabiliseren en/of te ondersteunen en rek op spieren, pezen, ligamenten en andere weke delen te verminderen. De tape gaat hierbij dienen als kunstmatige spier, pees, fascie of ligament. Men maakt hierbij gebruik van kleefverbanden die niet elastisch zijn.
J. V. de Bruijn, W. E. M Langenhorst

Voeding en sport

Voeding en sport
Voeding is een van de factoren die het prestatievermogen van een sporter bepalen. Een juiste voeding, aangepast aan de specifieke eisen die training en competitie vragen van de sporter, kan het prestatievermogen significant verbeteren. De voeding bij intensieve sportbeoefening is dus ook anders dan die van (relatief) inactieve personen. Nadruk moet worden gelegd zowel op een juiste keuze van hoeveelheid en samenstelling als op het tijdstip van inname van de voeding die gebruikt moet worden. In dit hoofdstuk worden de (speciale) voedingsbehoeften bij sportbeoefening beschreven. Vanuit deze kennis zullen adviezen worden gegeven inzake voeding vóór, tijdens en na inspanning. Enkele uitzonderingen daargelaten lijkt het gebruik van voedingssupplementen onnodig zolang er geen tekorten zijn. Hierop wordt ingegaan aan de hand van de behoefte aan eiwitten, vitamines, antioxidanten en mineralen bij regelmatige sportbeoefening. Het is belangrijk dat men beseft dat een goede voe ding geen topprestaties garandeert, maar dat een optimale prestatie onbereikbaar zal blijven zonder de juiste voeding.
L. J. C. Van Loon, W. H. M. Saris

Geneesmiddelen en doping

Geneesmiddelen en doping
In dit deel van het Sport-Medisch Formularium worden twee onderwerpen besproken:
  • die (groepen) geneesmiddelen die betrekkelijk vaak bij de behandeling van sportmedische aandoeningen worden toegepast; en
  • een overzicht van doping en de daarbij gebruikte middelen en methoden.
J. M. A. Sitsen, F. Hartgens
Nawerk
Meer informatie
Titel
Het sport-medisch formularium
Redacteuren
Prof. Dr. W. L. Mosterd
Prof. Dr. J. M. A. Sitsen
DR. G. P. H. Hermans
DR. F. J. G. Backx
R. E. H. Van Cingel
Copyright
2005
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-6521-0
Print ISBN
978-90-313-4073-6
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-6521-0