Skip to main content
Top
Gepubliceerd in:
Omslag van het boek

2015 | OriginalPaper | Hoofdstuk

11. Halitose in de tandartspraktijk

Auteur : M.L. Laine

Gepubliceerd in: Het tandheelkundig jaar 2016

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
insite
ZOEKEN

Samenvatting

Halitose is een frequent voorkomend probleem, waarvan de oorzaak meestal in de mondholte te vinden is. Omdat de mens zijn eigen ademgeur niet goed kan vaststellen, is het aan te raden om tijdens een tandartsbezoek de ademgeur van patiënten te controleren. De belangrijkste oorzaken van intraorale halitose zijn tongbeslag, gingivitis en parodontitis. Bacteriën in het tongbeslag en de tandplaque produceren vluchtige zwavelverbindingen, die bij intraorale halitose hoofdzakelijk verantwoordelijk zijn voor de ademgeur. Hierdoor richt de behandeling van halitose zich voornamelijk op het verwijderen van het tongbeslag en de supra- en subgingivale plaque.

11.1 Inleiding

Halitose (ook slechte adem, foeter ex ore genoemd) is een frequent voorkomend probleem. De gerapporteerde prevalentiecijfers variëren, afhankelijk van de gebruikte meetmethoden. In de meeste onderzoeken wordt aan mensen gevraagd hoe zij hun eigen ademgeur zelf ervaren. Deze methode is echter zeer subjectief en correleert niet met objectieve meetmethoden, omdat de mens zijn eigen ademgeur niet betrouwbaar zelf kan vaststellen (Miyazaki et al. 1995). In andere onderzoeken zijn mensen geïnterviewd met de vraag hoe zij de ademgeur van hun naasten beoordelen. In een recent onderzoek werd aan 1.002 Nederlanders (leeftijd > 16 jaar) gevraagd hoe vaak zij de slechte ademgeur bij hun naasten roken. Van de geïnterviewden rapporteerde 90 % dat zij regelmatig en 40 % dat zij wekelijks slechte adem bij een van hun naasten hadden geroken (Jongh et al. 2014). Door middel van objectieve meetmethoden wordt de prevalentie van halitose 10–30 % geschat (Laine et al. 2011). Men heeft vastgesteld dat halitose even vaak voorkomt bij vrouwen als bij mannen (Miyazaki et al. 1995).
Het feit dat de mens zijn eigen ademgeur zelf niet betrouwbaar kan vaststellen houdt in dat iemand anders ons op halitose moet attendeerden. In onze maatschappij hebben wij geen gedragscode waarmee we de ander op zijn of haar ademgeur wijzen, waardoor er een taboe lijkt te rusten iemand op halitose te wijzen. Het probleem van slechte adem is dat wij het zelf niet goed kunnen vaststellen en anderen het niet aan ons durven te vertellen. Met andere woorden, het is de taak van tandheelkundige professionals om aan de patiënten vragen te stellen over hun ademgeur en tijdens bijvoorbeeld een reguliere controle de ademgeur van hun patiënten te controleren.

11.2 Classificatie van halitose

Halitose heeft opvallend veel verschillende definities in de literatuur, wat verwarrend kan zijn. Recentelijk werd door een internationale consensus workshop aanbevolen onderscheid te maken tussen intra- en extraorale halitose (Seemann et al. 2014,  tab. 11.1). De term intraorale halitose staat voor slechte mondademgeur en geeft aan dat de oorzaak van halitose in de mondholte ligt. In het geval van extraorale halitose ligt de oorzaak buiten de mondholte. Extraorale halitose wordt verder verdeeld in een bloed overgedragen en een niet-bloed overgedragen vorm ( tab. 11.1). Bij extraorale bloed overgedragen halitose ontstaat de geur elders in het lichaam door een ziekte (bijvoorbeeld levercirrose) en bereikt de geur via de longen vooral de neusadem. Bij een niet-bloed overgedragen vorm van extraorale halitose bevindt de oorzaak zich in de luchtwegen of in het bovenste deel van het gastro-intestinale systeem.
Tabel 11.1
Verschillende vormen van ademgeur (modificatie van Seemann et al. 2014).
 
vorm van halitose
beschrijving
halitose
tijdelijke halitose
slechte adem als gevolg van bijvoorbeeld eten van knoflook en ochtendhalitose (lage speekselsecretie)
intraorale halitose
de oorzaak van slechte adem ligt in de mondholte (tongbeslag, gingivitis, parodontitis)
extra-orale halitose
de oorzaak van slechte adem ligt buiten de mondholte
bloed overgedragen
de geur ontstaat door ziekten elders in het lichaam (e.g. levercirrose)
niet-bloed overgedragen
de geur ontstaat in de luchtwegen of het bovenste deel van het gastro-intestinale systeem
geen halitose
pseudohalitose
de slechte ademgeur kan niet door anderen worden vastgesteld, maar de patiënt blijft hierover klagen. Na een halitoseonderzoek en verdere informatie stoppen de klachten van de patiënt
halitofobie
de patiënt blijft geloven dat hij of zij slechte ademgeur heeft na behandeling van halitose of pseudohalitose
De meeste mensen hebben wel eens last van tijdelijke halitose die veroorzaakt wordt door leefstijl en eet- en drinkgedrag, zoals roken, het eten van knoflook en uien en de consumptie van grote hoeveelheden alcohol. De ochtendhalitose is ook een vorm van tijdelijke halitose en heeft te maken met de zeer lage speekselproductie tijdens het slapen. De eet- en drinkgewoonten en leefstijl kunnen de ochtendhalitose nog versterken. Daarnaast kan een aantal geneesmiddelen als bijwerking halitose veroorzaken.
Patiënten die denken een slechte ademgeur te hebben, maar bij wie halitose niet door anderen waargenomen kan worden, lijden aan pseudohalitose ( tab. 11.1). Als deze patiënten onderzocht zijn op mogelijke halitose en informatie hierover hebben ontvangen, stoppen de halitoseklachten meestal. In het geval van een halitofobie blijft de patiënt na de behandeling van halitose of pseudohalitose geloven dat hij of zij een slechte ademgeur heeft (Seemann et al. 2014).

11.3 Etiologie van halitose

De oorzaak van halitose is meestal (80–90 %) binnen de mondholte te vinden en zelden buiten de mondholte (4 %, Quirynen et al. 2009). Elke plaats in de mondholte waarop bacteriën, voedselresten en debris zich kunnen hechten en accumuleren biedt de mogelijkheid voor het ontstaan van halitose. Een grote hoeveelheid bacteriën en bacteriesoorten koloniseert op de tong. De papillen op het dorsum van de tong bieden een uitstekende plaats voor bacteriën, voedselresten, speeksel, bloed- en epitheelcellen om te hechten en tongbeslag te vormen. Het tongbeslag, in het bijzonder indien dit op het achterste deel van de tongrug accumuleert, is de voornaamste oorzaak van intraorale halitose ( fig. 11.1, Quirynen et al. 2009). Daarnaast zijn gingivitis en/of parodontitis een belangrijke oorzaak voor de slechte ademgeur. Medicijnen, roken, stress, lage speekselproductie, mondademhaling, eet- en drinkgewoonten kunnen eveneens de ademgeur beïnvloeden.
Het is op dit moment niet volledig duidelijk welke specifieke bacteriesoorten of groepen van bacteriën verantwoordelijk zijn voor slechte ademgeur. Het gaat voornamelijk om gramnegatieve anaerobe bacteriën zoals parodontale pathogenen. Zo zijn Porphymonas gingivalis, Prevotella intermedia, Fusobacterium nucleatum en Treponema denticola (Persson et al. 1990) in staat eiwitten uit voedselresten, cellen, speeksel, creviculaire vloeistof en bloed af te breken tot peptiden en verder tot aminozuren. Vooral de sulfidebevattende aminozuren cysteïne en methionine worden in vluchtige zwavelverbindingen omgezet.
De vluchtige zwavelverbindingen, hoofdzakelijk waterstofsulfide (H2S) en methylmercaptaan (CH3SH) en in mindere mate dimethylsulfide ([CH3]2S), geven een onaangename geur aan de adem en zijn al bij zeer lage concentraties te ruiken (Tangerman 2002). Waterstofsulfide heeft een geur van rotte eieren, methylmercaptaan heeft een penetrante geur van rotte kool en dimethylsulfide heeft een onaangename zoetige geur.
Bij extraorale halitose zijn de meest voorkomende oorzaken aandoeningen van de bovenste luchtwegen zoals chronische sinusitis, tonsillitis en bronchitis, nasofaryngeale abcessen of tumoren en amandelstenen (tonsillolieten). Amandelstenen vergroten de kans op verhoogde hoeveelheden vluchtige zwavelverbindingen in de adem met een factor tien (Rio et al. 2008). Zeer zelden is halitose afkomstig uit het gastro-intestinale stelsel, bijvoorbeeld door gastro-oesofageale reflux. Een ongecontroleerde diabetes kan de oorzaak zijn van de geur van ketonen in de adem.
Trimethylaminuria (TMAU, visgeursyndroom) wordt gekenmerkt door een geur van rotte vis. De geur is niet alleen te ruiken in de adem van de patiënt maar ook in diens zweet en urine. TMAU is een zeldzame genetische stofwisselingsziekte, waarbij trimethylamine niet goed wordt afgebroken.
Ochtendhalitose, een minder frisse mondgeur na het opstaan, komt bij vrijwel iedereen voor. De geur ontstaat door verminderde speekselsecretie gedurende de nacht tijdens het slapen. Na het nuttigen van een ontbijt, tandenpoetsen en interdentale reiniging verdwijnt de ochtendhalitose. Dit in tegenstelling tot intra- en extraorale halitoseproblemen die gedurende langere periodes aanwezig blijven.

11.4 Halitosediagnostiek

De meeste mensen vinden het moeilijk om over hun ademgeur te spreken. Patiënten lopen soms al tientallen jaren rond met hun probleem. Het is dus belangrijk goed naar het verhaal van de patiënt te luisteren, door te vragen en de klachten vooral serieus te nemen. Naast een halitoseanamnese dienen een medische en tandheelkundige anamnese afgenomen te worden en worden de eet- en drinkgewoonten in kaart gebracht. Onderzoek van de mucosa, de gebitselementen en het parodontium dient eveneens plaats te vinden.
Het is belangrijk dat de patiënt voorafgaande aan de halitosemetingen niet eet, drinkt, rookt en geen cosmetische producten gebruikt, omdat deze de metingen sterk kunnen beïnvloeden.

11.4.1 Organoleptische test

De ademgeur kan op verschillende manieren vastgesteld worden. De meest gebruikte methode is een organoleptische test, het met de neus ruiken van de adem van de patiënt. Om dit betrouwbaar te kunnen doen, moet men eerst weten of men goed geuren kan ruiken en vaststellen. Het reukvermogen kan bepaald worden met een gestandaardiseerde geurtest (Sensonics®, www.​sensonics.​com) en met behulp van verdunningsreeksen van verschillende chemicaliën.
Organoleptische mondgeurtesten worden als volgt uitgevoerd: (1) de patiënt houdt zijn mond gedurende één minuut dicht en opent zijn mond daarna wijd open. U ruikt vanaf ongeveer 5–10 cm afstand zijn ademgeur en geeft een score aan de sterkte van de ademgeur en (2) hetzelfde als hiervoor, maar nu praat de patiënt terwijl u ruikt. De eenvoudigste manier om ademgeur te scoren is te bepalen of de geur op een bepaalde afstand aan- of afwezig is (5–10, 30 en 100 cm).
De meest gebruikte organoleptische schaal voor ervaren onderzoekers is een zespuntsschaal beschreven door Rosenberg et al. (1991) en Greenman et al. (2004) ( tab. 11.2). Indien de mondademgeur een score 2 of hoger krijgt, is er sprake van intraorale halitose. Naast de organoleptische mondgeurtesten worden de neusadem en het tongbeslag organoleptisch gescoord.
Tabel 11.2
Zespuntsschaal van een organoleptische meting volgens Rosenberg et al. (1991) en Greenman et al. (2004).
score
beschrijving
0
geen geur
1
nauwelijks merkbare geur
2
lichte, maar duidelijk merkbare geur
3
matige geur
4
sterke geur
5
zeer sterke geur
De organoleptische score van de neusadem wordt bepaald op ongeveer 5–10 cm afstand van de neusgaten als de patiënt via zijn neus uitademt en zijn mond dichthoudt. Een score van 2 of hoger voor de neusadem duidt op extra-orale halitose. Om de organoleptische score van het tongbeslag te bepalen, wordt de tong geschraapt en het tongbeslag geroken.

11.4.2 Halitosemeetinstrumenten

De meest gebruikte twee halitosemeetinstrumenten in de tandartspraktijk zijn de Halimeter® en de OralChromaTM ( fig. 11.2a, b). Zij geven een objectieve waarde aan de ademgeur. De Halimeter® meet de totale hoeveelheid vluchtige zwavelverbindingen. Dit apparaat detecteert waterstofsulfide goed en in mindere mate ook het tweede belangrijke gas bij halitose, methylmercaptaan. De OralChromaTM meet afzonderlijk drie vluchtige zwavelverbindingen: waterstofsulfide, methylmercaptaan en dimethylsulfide en geeft de concentratie van elk apart weer. Verhoogde dimethylsulfidewaarden worden vooral bij extraorale halitose gevonden. Beide instrumenten zijn echter gevoelig voor verstoringen door externe invloeden zoals voedingsstoffen, alcohol en cosmetica.

11.4.3 Het vaststellen van het tongbeslag

Het tongbeslag wordt op basis van de dikte en kleur vastgesteld. De ‘Winkel Tongue Coating Index’ geeft aan hoe dik het tongbeslag is op zes vlakken van de tong ( fig. 11.3, Winkel et al. 2003). Cijfer 0 wordt gegeven als er geen beslag aanwezig is, 1 bij dun beslag en 2 als dik ondoorzichtig beslag aanwezig is. De scores van de zes vlakken worden bij elkaar opgeteld, waardoor ‘De Winkel Tongue Coating Index’ kan variëren van 0 tot 12. De kleur van de tong kan variëren van roze van een schone tong met doorzichtig tongbeslag tot donkerbruin, bijna zwart.
De diagnose halitose wordt uiteindelijk op basis van meerdere metingen vastgesteld. Indien bij een patiënt na de halitosemetingen geen halitose vastgesteld kan worden, is er sprake van pseudohalitose.

11.5 Behandeling

De wijze waarop halitose behandeld kan worden is afhankelijk van de oorzaak. Elke patiënt ontvangt gedetailleerde informatie over halitose, over de eventuele cofactoren en mondhygiëne-instructies. De behandeling richt zich voornamelijk op het dagelijks verwijderen van micro-organismen, voedselresten en debris. Beslag op de tongdorsum, wat bij de meeste patiënten de oorzaak van halitose is, moet mechanisch en/of chemisch worden verwijderd (Quirynen et al. 2009). Indien gingivitis en/of parodontitis of andere orale aandoeningen de oorzaak zijn van halitose moeten die adequaat behandeld worden. Patiënten met extraorale halitose dienen verwezen te worden naar een huisarts of naar een medisch specialist voor verdere diagnose en behandeling. De patiënten met halitofobie worden naar een psycholoog verwezen (Seemann et al. 2014).

11.5.1 Tongreiniging

Vele onderzoeken hebben aangetoond dat door dagelijkse tongreiniging de hoeveelheid tongbeslag en het niveau van vluchtige zwavelverbindingen verminderen, waardoor dus ook de halitose afneemt (Sleen et al. 2010). De mechanische reiniging van de tong vindt plaats met behulp van een tongschraper (tongreiniger), een tandenborstel of een ander instrument. Het is belangrijk dat het achterste deel, net voor de circumvallate papillen, van de tongrug wordt bereikt. Dit vraagt oefening, in het bijzonder bij mensen met een sterke kokhalsreflex.

11.5.2 Antihalitosegorgelmiddelen

Indien met tongreiniging niet voldoende resultaten worden bereikt, kunnen antihalitosemiddelen geadviseerd worden. Deze middelen bevatten (1) antibacteriële componenten zoals chloorhexidine en cetylpyridiniumchloride, (2) neutraliserende componenten zoals zinklactaat en zinkchloride en (3) maskerende componenten zoals mint.
Antihalitosemiddelen hebben een tijdelijk effect en daarom wordt geadviseerd om deze twee keer per dag te gebruiken. Voor een optimaal effect is het belangrijk dat de patiënt gorgelt met een uitgestoken tong, zodat het achterste deel van de tongrug wordt bereikt.
Naast antihalitosegorgelmiddelen zijn er antihalitosemondsprays, tandpasta’s en tonggels met werkzame componenten op de markt. Producten zoals kauwgom en pepermunt maskeren de slechte ademgeur alleen voor een korte periode door stimulering van de speekselsecretie en het verspreiden van de toegevoegde geurstof.
De meeste halitosebehandelingen en -producten zijn getest bij personen met ochtendhalitose en daarom kunnen de resultaten niet zonder meer geëxtrapoleerd worden naar de behandeling van intraorale halitose.

11.6 Conclusie

Bij de meeste halitosepatiënten is de oorzaak in de mondholte te vinden. Omdat de mens zijn eigen ademgeur niet goed kan vaststellen, is het aan te raden de ademgeur van patiënten te controleren, bijvoorbeeld tijdens een reguliere controle. De belangrijkste oorzaken voor intraorale halitose zijn tongbeslag, gingivitis en parodontitis. Daarom is het in eerste instantie aan de tandheelkundige professionals om patiënten met halitoseklachten te diagnosticeren en te behandelen. Bacteriën in tongbeslag en plaque produceren vluchtige zwavelverbindingen, die hoofdzakelijk verantwoordelijk zijn voor de ademgeur bij intraorale halitose. Hierdoor richt de halitosebehandeling zich voornamelijk op het verwijderen van tongbeslag en supra- en subgingivale plaque.

Belangenverstrengelingen en bron van financiering

De auteur verklaart geen financiële banden te hebben met industriële producten die gerelateerd zijn aan dit artikel. Het artikel werd gedeeltelijk gefinancierd uit het zwaartepunt ‘Orale Infecties en Ontstekingen’, Universiteit van Amsterdam.

Onze productaanbevelingen

BSL Tandarts Totaal

Met BSL Tandarts Totaal houdt u eenvoudig en efficiënt uw vak bij. Met dit abonnement krijgt u tijdschrift TandartsPraktijk in de bus, heeft u toegang tot een groot aantal tandheelkundige boeken en geaccrediteerde nascholing, waaronder de TP Kennistoetsen. Alles in uw eigen tijd en wanneer het u het beste uitkomt. Op BSL Tandarts Totaal vindt u betrouwbare en actuele vakinformatie om u nóg beter te maken in uw vak.


Het tandheelkundig jaar 2016

Online-Abonnement

Het tandheelkundig jaar 2016 biedt een overzicht van de meest recente ontwikkelingen in de tandheelkunde. Een breed scala aan onderwerpen komt aan bod. Bij dit boek is een e-learningmodule ontwikkeld, welke is geaccrediteerd bij het KRT voor 2 punten.

Proefabonnement BSL Tandarts Totaal

Met BSL houdt u eenvoudig en efficiënt uw vak bij. Met dit proefabonnement krijgt u toegang tot een geselecteerd gedeelte van de online bibliotheek. Zo kan u gebruik maken van de online boeken, één e-learning, één web-tv en een aantal video's. 


Tandarts Totaal Proefabonnement 

eerste maand gratis: € 0,-

Literatuur
go back to reference Greenman J, Duffield J, Spencer P, Rosenberg M, Corry D, Saad S, et al. Study on the organoleptic intensity scale for measuring oral malodor. J Dent Res. 2004;83:81–5.CrossRefPubMed Greenman J, Duffield J, Spencer P, Rosenberg M, Corry D, Saad S, et al. Study on the organoleptic intensity scale for measuring oral malodor. J Dent Res. 2004;83:81–5.CrossRefPubMed
go back to reference Jongh A de, Wijk AJ van, Horstman M, Baat C de. Attitudes towards individuals with halitosis: an online cross sectional survey of the Dutch general population. Br Dent J. 2014;216:E8.CrossRefPubMed Jongh A de, Wijk AJ van, Horstman M, Baat C de. Attitudes towards individuals with halitosis: an online cross sectional survey of the Dutch general population. Br Dent J. 2014;216:E8.CrossRefPubMed
go back to reference Laine ML, Slot DE, Danser MM. Halitose. Een probleem van velen. Ned Tijdschr Tandheelkd. 2011;118:607–11.CrossRefPubMed Laine ML, Slot DE, Danser MM. Halitose. Een probleem van velen. Ned Tijdschr Tandheelkd. 2011;118:607–11.CrossRefPubMed
go back to reference Miyazaki H, Sakao S, Katoh Y, Takehara T. Correlation between volatile sulphur compounds and certain oral health measurements in the general population. J Periodontol. 1995;66:679–84.CrossRefPubMed Miyazaki H, Sakao S, Katoh Y, Takehara T. Correlation between volatile sulphur compounds and certain oral health measurements in the general population. J Periodontol. 1995;66:679–84.CrossRefPubMed
go back to reference Persson S, Edlund MB, Claesson R, Carlsson J. The formation of hydrogen sulfide and methyl mercaptan by oral bacteria. Oral Microbiol Immunol. 1990;5:195–201.CrossRefPubMed Persson S, Edlund MB, Claesson R, Carlsson J. The formation of hydrogen sulfide and methyl mercaptan by oral bacteria. Oral Microbiol Immunol. 1990;5:195–201.CrossRefPubMed
go back to reference Quirynen M, Dadamio J, Velde S van den, De Smit M, Dekeyser C, Tornout M van, Vandekerckhove B. Characteristics of 2.000 patients who visited a halitosis clinic. J Clin Periodontol. 2009;36:970–5.CrossRefPubMed Quirynen M, Dadamio J, Velde S van den, De Smit M, Dekeyser C, Tornout M van, Vandekerckhove B. Characteristics of 2.000 patients who visited a halitosis clinic. J Clin Periodontol. 2009;36:970–5.CrossRefPubMed
go back to reference Rosenberg M, Septon I, Eli I, Bar-Ness R, Gelernter I, Brenner S, et al. Halitosis measurement by an industrial sulphide monitor. J Periodontol. 1991;62:487–9.CrossRefPubMed Rosenberg M, Septon I, Eli I, Bar-Ness R, Gelernter I, Brenner S, et al. Halitosis measurement by an industrial sulphide monitor. J Periodontol. 1991;62:487–9.CrossRefPubMed
go back to reference Rio AC, Franchi-Teixeira AR, Nicola EM. Relationship between the presence of tonsilloliths and halitosis in patients with chronic caseous tonsillitis. Br Dent J. 2008;204:E4.CrossRefPubMed Rio AC, Franchi-Teixeira AR, Nicola EM. Relationship between the presence of tonsilloliths and halitosis in patients with chronic caseous tonsillitis. Br Dent J. 2008;204:E4.CrossRefPubMed
go back to reference Seemann R, Conceicao MD, Filippi A, Greenman J, Lenton P, Nachnani S, et al. Halitosis management by the general dental practitioner–results of an international consensus workshop. J Breath Res. 2014;8:017101.CrossRefPubMed Seemann R, Conceicao MD, Filippi A, Greenman J, Lenton P, Nachnani S, et al. Halitosis management by the general dental practitioner–results of an international consensus workshop. J Breath Res. 2014;8:017101.CrossRefPubMed
go back to reference Sleen MI van der, Slot DE, Trijffel E van, Winkel EG, Weijden GA van der. Effectiveness of mechanical tongue cleaning on breath odour and tongue coating: a systematic review. Int J Dent Hyg. 2010;8:258–68.CrossRefPubMed Sleen MI van der, Slot DE, Trijffel E van, Winkel EG, Weijden GA van der. Effectiveness of mechanical tongue cleaning on breath odour and tongue coating: a systematic review. Int J Dent Hyg. 2010;8:258–68.CrossRefPubMed
go back to reference Winkel EG, Roldán S, Winkelhoff AJ van, Herrera D, Sanz M. Clinical effects of a new mouthrinse containing chlorhexidine, cetylpyridinium chloride and zinc-lactate on oral halitosis. A dual-center, double-blind placebo-controlled study. J Clin Periodontol. 2003;30:300–6.CrossRefPubMed Winkel EG, Roldán S, Winkelhoff AJ van, Herrera D, Sanz M. Clinical effects of a new mouthrinse containing chlorhexidine, cetylpyridinium chloride and zinc-lactate on oral halitosis. A dual-center, double-blind placebo-controlled study. J Clin Periodontol. 2003;30:300–6.CrossRefPubMed
Metagegevens
Titel
Halitose in de tandartspraktijk
Auteur
M.L. Laine
Copyright
2015
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-0889-7_11