Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

5. Middelen bij maag- en darmklachten

Auteurs : Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers

Gepubliceerd in: Medicatie in de praktijk

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Er zijn vier groepen middelen bij maagzuurklachten (zie paragraaf 5.1).
1.
Middelen die de zuurproductie remmen of blokkeren: maagzuurremmers of maagbeschermers. De oude groep maagzuurremmers, bijvoorbeeld cimetidine, moet viermaal per dag worden gebruikt. De nieuwe groep, met omeprazol en pantoprazol, maar eenmaal per dag. Ze hebben ook minder interacties met andere geneesmiddelen. Ze worden ook preventief gebruikt bij NSAID-gebruik. Daarom heten ze ook wel maagbeschermers.
 
2.
Middelen die zuur binden: antacida. Deze bestaan uit zouten en magnesium-, calcium- en aluminiumverbindingen. Ze werken kort en moeten daarom kort na de maaltijd worden gebruikt. Ze remmen nogal eens de opname van geneesmiddelen.
 
3.
Middelen die de maagwand beschermen: maagwandbeschermers, zoals alginezuur.
 
4.
Middelen die de afvoer van maagsap uit de maag bevorderen: prokinetica, zoals domperidon.
Middelen uit groep 2, 3 en 4 remmen nogal eens de opname van andere geneesmiddelen als die tegelijkertijd worden ingenomen.
 
Er zijn vier groepen middelen bij misselijkheid en braken (anti-emetica) (zie paragraaf 5.2), die aangrijpen:
1.
op de maag-darmperistaltiek. Voorbeelden zijn domperidon en metoclopramide. Ze worden ook gebruikt bij postoperatieve misselijkheid en (lichte) misselijkheid en braken bij chemotherapie.
 
2.
op de hersenen: neurotransmitter. Deze groep bestaat uit serotonineantagonisten zoals ondansetron en granisetron. Ze worden gebruikt bij ernstige misselijkheid en braken.
 
3.
op de hersenen algemeen. Enkele psychofarmaca remmen misselijkheid en braken zoals fenothiazine en levomepromazine. Een bijwerking is versuffing. Bij misselijkheid door hersenoedeem worden middelen als cyclizine en dexamethason gebruikt.
 
4.
bij reisziekte: histamine-remmend, bijvoorbeeld met cyclizine.
 
Laxeermiddelen worden naar hun werking (aangrijpingspunt) als volgt ingedeeld (zie paragraaf 5.3).
1.
Volumevergroters (bulkvormers). Daardoor krijgt de darm meer ‘grip’ op de ontlasting. Deze middelen bevatten vezels en zaden, bijvoorbeeld psyilliumvezels en -zaden (Metamucil®, Volcolon®).
 
2.
Verzachters. Daardoor wordt de ontlasting soepeler. Zouten (elektrolyten) hebben dit effect, zoals in macrogol (Movicolon® en Transipeg®) en lactulose.
 
3.
Darmprikkelende middelen, zoals bisacodyl (Dulcolax®). Dit kan kramp veroorzaken.
 
4.
Middelen voor snel laxeren, in de vorm van een klysma (Microlax®), bijvoorbeeld voor een operatie onder algehele anesthesie.
 
5.
Middelen om de darm ‘schoon te spoelen’ voor een darmonderzoek of -operatie. Deze middelen bevatten macrogol en elektrolyten (Kleanprep®). Ze worden met 4 liter water in 4 uur ingenomen.
 
Middelen bij diarree (zie paragraaf 5.4): Oral Rehydration Solution (ORS, bevat naast vocht ook zouten) dient om een (dreigend) vochttekort aan te vullen. Voor het afremmen van de diarree zelf werkt loperamide (Diacure®, Imodium®).
Metagegevens
Titel
Middelen bij maag- en darmklachten
Auteurs
Marieke van der Burgt
Els van Mechelen-Gevers
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1522-2_5