Skip to main content
Top

2004 | Boek

Microbiologie en infectieziekten

Redacteuren: Prof.dr. I. M. Hoepelman, Prof.dr. J. van der Noordaa, Prof.dr. R. W. Sauerwein, Prof.dr. H. A. Verbrugh

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Microbiologie en infectieziekten bestrijkt het vakgebied van de medische microbiologie en infectieziekten en is afgestemd op de eindtermen van de opleiding tot basisarts. Het boek behandelt het gehele vakgebied, dat wil zeggen alle soorten infecties en alle aandachtsgebieden binnen de medische microbiologie.De eisen die ten aanzien van de kennis van dit vakgebied aan de basisarts worden gesteld, betreffen vooral inzicht in infectieziekten en infectieprocessen, en niet zozeer het paraat hebben van een grote feitenkennis. Bij de opzet van Microbiologie en infectieziekten is hiermee rekening gehouden. De indeling is, op een inleidend hoofdstuk na, geheel gebaseerd op klinisch relevante groepen infectieziekten, waarbij in elk hoofdstuk de nadruk is gelegd op die infectieziekten die een in Nederland of Vlaanderen werkzame arts regelmatig tegenkomt. De hoofdstukken zijn in ruime mate van casuïstiek en illustraties voorzien.In deze tweede druk is het inleidende hoofdstuk geheel herschreven en is een paragraaf over preventie van infectieziekten toegevoegd. De overige hoofdstukken zijn herschreven en aangepast aan nieuwe ontwikkelingen op het gebied van epidemiologie, resistentie en therapie van de meest voorkomende infectieziekten. Vrijwel alle ziektebeelden worden toegelicht aan de hand van een patiëntencasus, waarop in de tekst wordt teruggegrepen. De studeerbaarheid is verder vergroot door afsluitende kernpunten na elk hoofdstuk en door de nieuwe vormgeving.Dit leerboek is tot stand gekomen door de samenwerking van specialisten in de medische microbiologie en de klinische infectiologie. Het is bestemd voor studenten geneeskunde, gezondheidswetenschappen en medische biologie en kan daarnaast als naslagwerk voor huisartsen en specialisten dienen.Dit leerboek is tot stand gekomen door de samenwerking van specialisten in de medische microbiologie en de klinische infectiologie. Het is bestemd voor studenten geneeskunde, gezondheidswetenschappen en medische biologie en kan daarnaast als naslagwerk voor huisartsen en specialisten dienen.

Inhoudsopgave

Voorwerk
1. Inleiding: algemene aspecten van het vakgebied
Infectieziekten zijn te beschouwen als een aparte groep ziekten van de mens. Steeds gaat het om ziekten die het gevolg zijn van een interactie tussen de mens en een ander biologisch agens: een micro-organisme. Bij een infectieziekte is er sprake van een bepaalde vorm van interactie waarbij schade optreedt voor de mens. Lang niet alle interacties tussen mensen en micro-organismen zijn echter schadelijk. Waar infectieziekten bij de meest prevalente aandoeningen van de mens behoren en op mondiaal niveau nog steeds de belangrijkste oorzaak van sterfte zijn, is het voor het onderwijs in de geneeskunde van groot belang infectieziekten als een aparte groep ziekten te beschouwen met een unieke etiologie, epidemiologie, pathogenese, diagnostiek, behandeling en preventie. Infecties komen op alle leeftijden voor en kunnen alle organen en weefsels van het lichaam treffen. Infectieziekten zijn daardoor een belangrijk paradigma in de geneeskunde.
H. A. Verbrugh
2. Infecties van de bovenste luchtwegen
Luchtweginfecties in het algemeen en infecties van de bovenste luchtwegen in het bijzonder komen wereldwijd zeer veel voor en zijn de voornaamste reden om de arts te consulteren. Luchtweginfecties zijn bovendien in de nietgeïndustrialiseerde landen nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak op de kinderleeftijd.
J. L. L. Kimpen
3. Infecties van de onderste luchtwegen; tuberculose
Tot de onderste luchtwegen behoren alle onderdelen van luchtwegen en longen onder de stembanden (trachea, bronchi en bronchioli). De trachea vertakt zich in hoofdbronchi die zich vervolgens vertakken in longkwabbronchi en segmentbronchi. Bij verdere vertakking verliezen de bronchi hun kraakbeenringen (bronchioli) en zij eindigen, nadat ook de spierlaag is verdwenen, in de longblaasjes (alveoli). Het slijmvlies van de luchtwegen bevat trilhaarcellen en slijmbekercellen. De alveoli daarentegen bestaan uit een enkele laag epitheelcellen zonder trilharen, met daartussen en daarop de voor de afweer essentiële alveolaire macrofagen. Door middel van een dunne tussenlaag (interstitium) worden de alveoli gescheiden van het endotheel van de longcapillairen.
I. M. Hoepelman
4. Infecties van de urinewegen
Na luchtweginfecties zijn urineweginfecties de meest voorkomende infecties. In de Nederlandse huisartsenpraktijk bedraagt de incidentie 30 tot 40 per 1000 personenen/jaar. Meestal betreft het ongecompliceerde lagere-urineweginfecties, maar ook acute pyelonefritis (nierbekkenontsteking) komt – met een incidentie van 3,1 per 1000 vrouwen per jaar – regelmatig voor. Urineweginfecties zijn dus een belangrijk probleem, ook als men zich realiseert dat voor deze aandoeningen grote hoeveelheden antibiotica worden voorgeschreven, hetgeen leidt tot een toename van antibioticaresistentie.
I. M. Hoepelman
5. Infecties van het maag-darmkanaal
Een darminfectie wordt veroorzaakt door een bacterie, een virus of een parasiet. Voedselvergiftiging wordt veroorzaakt door reeds gevormde microbiële toxinen.
P. Speelman
6. Exanthemateuze aandoeningen
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van infectieziekten waarbij een uitslag op de huid een belangrijk symptoom is. Er wordt een uitgebreide bespreking gegeven van virale infecties waarbij de symptomen in de huid de belangrijkste weerspiegeling zijn van een gegeneraliseerde infectie. De term exantheem is afgeleid van het Griekse woord anthema voor bloem, waarbij de figuren op de huid worden bedoeld. Enanthemen worden op het slijmvlies gezien. In de Engelstalige literatuur wordt het woord ‘rash’ gebruikt.
P. M. E. Wertheim-van Dillen
7. Infecties van huid, fascie, spieren, botten en gewrichten
In dit hoofdstuk worden infecties behandeld waarbij de huid, het onderliggende weefsel, de botten en de gewrichten zijn betrokken. Anatomisch en functioneel zijn botten en gewrichten af te perken van de huid, de fascie en de spieren. De pathogenese en de kliniek van infectie van deze compartimenten zijn verschillend.
J. E. Degener
8. Seksueel overdraagbare aandoeningen
De ziekten die onder de noemer seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) vallen, hebben als gezamenlijk kenmerk de transmissie via de seksuele omgang en de primaire lokalisatie aan de externe genitaliën (Robertson, 1989). Deze omschrijving geeft een beperking voor die aandoeningen die niet uitsluitend tijdens de geslachtelijke omgang worden overgedragen en ook voor die ziekten die zich meer buiten de tractus genitalis voordoen. Ook het begrip seksuele transmissie is niet zo eenduidig, omdat het afhankelijk is van seksuele gewoonten en technieken. Van oudsher zijn de vijf klassieke geslachtsziekten de volgende: gonorroe door Neisseria gonorrhoeae, syfilis met als verwekker Treponema pallidum, lymphogranuloma venereum door Chlamydia trachomatis (biovar LGV), ulcus molle (of chancroïd) veroorzaakt door Haemophilus ducreyi en donovanosis (of granuloma inguinale) met Calymmatobacterium granulomatis als verwekker. Historisch gezien zijn deze aandoeningen niet echt klassiek te noemen. Naar alle waarschijnlijkheid is bijvoorbeeld syfilis pas in 1493 door de troepen van Christoffel Columbus of die van Antonio de Torres (1494, 1495) van Amerika naar Europa gebracht.
G. J. J. van Doornum
9. Lymfadenopathieën en aids
In dit hoofdstuk worden enige infectieziekten besproken die een min of meer chronisch beloop hebben en multipele orgaansystemen kunnen aantasten. Cellen van het immuunsysteem spelen een belangrijke rol in de pathogenese van deze chronische infecties. Dit uit zich onder andere in de langdurige gegeneraliseerde lymfadenopathie (lymfkliervergroting), een gemeenschappelijk klinisch kenmerk van deze ziekten. In dit hoofdstuk worden de pathofysiologische processen die aan deze lymfkliervergroting ten grondslag liggen kort samengevat en worden de belangrijkste infectieuze ziektebeelden die met lymfadenopathie gepaard kunnen gaan en hun verwekkers besproken.
M. Tersmette
10. Virale hepatitis
De lever, het grootste orgaan in de buikholte, speelt een centrale rol in de stofwisseling van glucose, aminozuren en vetten. De lever is daarnaast verantwoordelijk voor de productie van albumine en verschillende stollingsfactoren. Afbraak en uitscheiding van lichaamseigen stoffen als bilirubine, ammoniak en hormonen en ontgifting van lichaamsvreemde stoffen geschieden grotendeels in de lever.
H. L. Zaaijer
11. Infecties van het centrale zenuwstelsel
Een meisje van tien maanden, dat tevoren altijd gezond was, wordt door de huisarts naar de kinderarts verwezen wegens een sinds drie dagen bestaand ziektebeeld met hoge koorts (tot 41°C). Aanvankelijk was er sprake van een helder bewustzijn, maar op de dag van verwijzing wordt het kind apathisch en wil het niet meer drinken.
R. de Groot
12. Intravasale infecties en sepsis
Infecties in het hart en de bloedbaan worden intravasale infecties genoemd. De circulatie van bloed door het hart is essentieel voor de aanvoer van zuurstof en voedingstoffen naar weefsel en organen en voor de afvoer van de afvalstoffen. In principe bevat het intravasale systeem geen micro-organismen. Bloed is steriel. Als micro-organismen in de bloedbaan komen, worden ze snel verspreid, hetzij vrij in plasma, hetzij gehecht aan of in de bloedcellen (tabel 12.1). Binnen twee minuten bereiken ze dan een capillair systeem, waarin ze kunnen achterblijven. In weefsels en organen kunnen ze soms aan specifieke cellen hechten (tropisme) en na groei specifieke infecties van die weefsels of organen veroorzaken (bijv. hepatitis B-virus in de lever, meningokokken in de meningen). Andere microorganismen veroorzaken infecties door in het bloed of de cellen in het bloed (bijv. Plasmodium- soorten, de oorzaak van malaria) of in bloedvaten of in het hart te groeien. Deze infecties worden intravasale infecties genoemd.
J. Dankert
13. Pre- en perinatale infecties
Prenatale infecties, ook wel congenitale of intrauteriene infecties genoemd, zijn infecties van de ongeboren vrucht die het gevolg zijn van infecties van de moeder tijdens de zwangerschap. Overdracht van moeder naar kind van de ziekteverwekker vindt plaats via de placenta; daarom wordt ook wel gesproken van transplacentaire infecties. Infectie van de placenta komt meestal tot stand via ziekteverwekkers in het bloed van de moeder en kan dan worden gevolgd door het binnendringen in de bloedbaan van de foetus, hetgeen kan leiden tot infectie van de foetus. Tabel 13.1 geeft een overzicht van de belangrijkste verwekkers van prenatale infecties.
J. van der Noordaa
14. Ziekenhuisinfecties
Bij ongeveer 5% van de patiënten die in een ziekenhuis worden opgenomen, ontwikkelt zich tijdens het verblijf een infectie. Elke infectie die in het ziekenhuis ontstaat en die niet aanwezig was of nog in de incubatietijd verkeerde op het moment dat de patiënt werd opgenomen, is per definitie een ziekenhuisinfectie. Ziekenhuisinfecties vormen een belangrijk probleem, omdat zij vaak aanleiding geven tot een verhoogde morbiditeit, verlenging van de ziekenhuisopname en van de kosten van die opname, en soms ook tot een verhoogde mortaliteit.
C. M. J. E. Vandenbroucke-Grauls
15. Infecties bij patiënten met gestoorde afweer
De eerste verdedigingslinie, gevormd door het intacte oppervlak van huid en slijmvliezen, is van eminent belang voor de afweer tegen microorganismen (tabel 15.1). De kwaliteit van deze verdedigingslinie kan worden aangetast door een fysisch of chemisch trauma, waardoor microorganismen hun kans schoon zien. Ook de processen die bijdragen tot de kwaliteit van deze verdedigingslinie, zoals secretie (o.a. talg, zweet, mucus, maagzuur) en beweging (trilhaaractiviteit, darmmotiliteit en blaaslediging) kunnen worden aangetast. Iatrogene schade aan de eerste verdedigingslinie is niet zeldzaam: injecties, operaties, katheterisaties en medicamenteuze interventies (o.a. antacida, parasympathicolytica, morfinomimetica) kunnen de afweer in negatieve zin beïnvloeden.
J. W. M. van der Meer
16. Zoönosen
Zoönosen zijn ziekten die zijn veroorzaakt door micro-organismen die niet tot de normale flora van de mens behoren, maar het gevolg zijn van direct of indirect contact met een dier of dierlijke excreta.
J. A. A. Hoogkamp-Korstanje
17. Import- en reizigersziekten
Import- en reizigersziekten zijn ziekten die zich specifiek voordoen bij reizigers of allochtonen en in Nederland niet (meer) endemisch zijn. Infecties vormen een belangrijk onderdeel van de import-en reizigersgeneeskunde en zijn meestal gerelateerd aan de (sub)tropen, waar (parasitologische) infecties prominent vertegenwoordigd zijn. Morbiditeit bij reizigers wordt met name veroorzaakt door infecties, terwijl de belangrijkste doodsoorzaak in deze groep het gevolg is van ongelukken en trauma’s. Groeiend reizigersverkeer en migratie van bevolkingsgroepen door oorlogen of andere oorzaken dragen bij tot de verspreiding van infecties in soms epidemische vorm; zo kunnen nieuwe infecties of resistente vormen van reeds aanwezige infecties in een bepaald gebied worden geïntroduceerd.
R. W. Sauerwein
Nawerk
Meer informatie
Titel
Microbiologie en infectieziekten
Redacteuren
Prof.dr. I. M. Hoepelman
Prof.dr. J. van der Noordaa
Prof.dr. R. W. Sauerwein
Prof.dr. H. A. Verbrugh
Copyright
2004
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-6513-5
Print ISBN
978-90-313-3735-4
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-6513-5