Skip to main content
Top

2018 | Boek

Methoden en technieken van gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen

Redacteuren: Pier Prins, Joop Bosch, Caroline Braet

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Dit boek geeft een geactualiseerd overzicht van de belangrijkste methoden en technieken op het gebied van de gedragstherapie voor kinderen en jeugdigen. De gedragstherapie wordt theoretisch helder ingekaderd, systematisch beschreven en geïllustreerd met casuïstiek van uiteenlopende emotionele en gedragsproblemen. Ook het modulaire werken dat protocolmatige en gepersonaliseerde behandeling integreert, krijgt ruime aandacht. Daarnaast worden de nieuwste ontwikkelingen in de cognitieve gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen beschreven en onderbouwd met recent onderzoek.

Deze 3e herziene uitgave bevat tevens een geheel nieuw hoofdstuk over non-specifieke therapeutische factoren.

Dit boek is bedoeld voor GZ-psychologen, orthopedagogen en klinisch psychologen. Zowel voor de academische opleidingen en hogere beroepsopleidingen als voor diverse nascholingstrajecten biedt dit boek een schat aan informatie. Anders dan bij andere boeken op het terrein van de psychotherapie bij kinderen en jeugdigen, is dit boek ook waardevol voor professionals die hun behandeltechnieken willen updaten en bijschaven.

Alle auteurs zijn werkzaam in de praktijk of als docent verbonden aan een onderwijsinstelling. Prof. dr. Pier Prins is gedragstherapeut en emeritus hoogleraar klinische kinder- en jeugdpsychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Dr. Joop Bosch was als docent en gedragstherapeut verbonden aan de afdeling Klinische Ontwikkelingspsychologie van de Vrije Universiteit Amsterdam. Prof. dr. Caroline Braet is klinisch psycholoog en gedragstherapeut en is hoogleraar aan de Universiteit Gent.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Methoden en Technieken

Voorwerk
1. Gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen: geschiedenis, kenmerken en overwegingen bij het gedragstherapeutische proces
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de geschiedenis van de kindergedragstherapie, de theoretische basis en de hoofdkenmerken ervan geschetst. Belangrijke overwegingen bij het gedragstherapeutische proces – van aanmelding via probleemanalyse, de formulering van probleemsamenhang en de keuze van behandeldoelen tot de feitelijke behandeling en de evaluatie ervan – worden besproken. Ook de ontwikkelingen die de praktijk van de kindergedragstherapie de afgelopen decennia heeft doorgemaakt, zoals het modulaire en het transdiagnostische behandelen, komen aan de orde. De specifieke kenmerken van gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen, zoals het ontwikkelingsperspectief en het werken met ouders en school, worden besproken. Ook het spanningsveld tussen het gebruik van protocollen enerzijds en het behandelen van het kind als uniek individu krijgt in dit hoofdstuk aandacht. Ten slotte wordt het belang van herhaald meten benadrukt in het perspectief van het streven naar een evidence-based cognitief-gedragstherapeutische praktijk.
P. J. M. Prins, J. D. Bosch, C. Braet
2. Gedragsassessment en psychodiagnostiek bij kinderen en jeugdigen: een getrapte benadering
Samenvatting
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de diagnostische fase die voorafgaat aan een gedragstherapeutische behandeling, waarbij een brug wordt geslagen tussen de traditionele psychodiagnostiek en gedragsassessment. Gedacht vanuit een stepped care-model worden drie verschillende diagnostische trajecten beschreven, variërend van eenvoudige en weinig tijdrovende diagnostiek tot zeer uitgebreid en complex psychologisch onderzoek en gedetailleerde gedragstherapeutische diagnostiek. Centraal in dit hoofdstuk staat het proces waarin men komt tot een holistische theorie (HT, ook wel probleemsamenhang genoemd). Daarna kunnen topografische, functie- en betekenisanalyses worden opgesteld. Tot slot worden belangrijke ontwikkelingen binnen de diagnostiek beknopt geschetst, vanaf de eerste generatie gedragstherapeuten tot en met de vierde generatie toe.
J. R. Noorloos, J. D. Bosch
3. Operante technieken en mediatietherapie bij ouders en leerkrachten
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de technieken en methoden, gebaseerd op het door Skinner ontwikkelde operante leerparadigma, uiteengezet en geïllustreerd aan de toepassingsmogelijkheden binnen de kindergedragstherapie. Extra aandacht krijgen de gezins- en schoolcontext, waarin via een intermediair of mediator kinderen en jongeren (cognitief-)gedragstherapeutisch kunnen worden behandeld, voorheen ook wel triadisch werken genoemd. Deze operante wijze van werken via ouders, leerkrachten en groepsleiding wordt in Nederland veelal aangeduid als mediatietherapie. In de internationale literatuur komt men deze benadering vooral tegen onder de noemer training (c.q. ouder-, leerkracht-, en groepsleidingtraining). Zowel preventieve als curatieve toepassingen van gedragsmanagement komen daarbij aan de orde. Met name over de nieuwste ontwikkelingen binnen de schoolwide positive behavior support (SWPBS) worden in deze geüpdatete versie gerapporteerd.
J. D. Bosch, G. Albrecht
4. Anti-angsttechnieken
Samenvatting
Angststoornissen komen bij kinderen en jeugdigen vaak voor. Onderzoek heeft herhaaldelijk aangetoond dat cognitieve gedragstherapie bij deze stoornissen een effectieve interventie is, evenals bij andere stoornissen waarbij angst of spanning centraal staat, zoals traumagerelateerde en obsessief-compulsieve stoornissen. Interventies binnen de cognitieve gedragstherapie zijn te verdelen in twee groepen. De eerste is gebaseerd op het principe van klassieke conditionering (leren van nieuwe betekenissen), de tweede op het principe van operante conditionering (leren door de gevolgen van gedrag). In dit hoofdstuk worden eerst overwegingen voor de diagnostische fase besproken. Daarna volgt een beschrijving van beide groepen interventies. De nadruk bij de interventies ligt op exposure in vivo, als belangrijkste en meest effectieve interventie bij angst. Ook komen imaginaire exposure, cognitieve interventies, beloningsstrategieën en responspreventie aan de orde. Het hoofdstuk eindigt met een beschrijving van de behandeling van Anouk, een meisje met ernstige separatieangst en angst voor het donker, en een bespreking van recente ontwikkelingen in de behandeling van angstige kinderen.
M. H. Nauta, A. Scholing
5. Trainen van sociale vaardigheden bij kinderen en jeugdigen
Samenvatting
Bij kinderen met een probleem in het uitvoeren van sociale vaardigheden kunnen verschillende factoren een rol spelen, waaronder psychiatrische stoornissen. Dit hoofdstuk benadrukt het belang van goed onderzoek naar de functie en betekenis van het specifieke probleem met sociale vaardigheden. Vanuit hypotheses over de aard van het sociale vaardigheidsprobleem kunnen interventies gericht worden ingezet op het versterken of aanleren van sociale vaardigheden. Technieken voor het uitlokken van gewenste sociale vaardigheden worden besproken, alsmede technieken voor het oefenen van nieuwe sociale vaardigheden en voor het versterken van dit nieuw aangeleerde gedrag. Ook verschillende contexten waarbinnen sociale vaardigheden geleerd kunnen worden komen aan bod. Er wordt in dit hoofdstuk voor gepleit om, binnen de totale behandeling voor welke psychiatrische problematiek dan ook, aandacht te hebben voor het versterken van de sociale vaardigheden wanneer hierin tekorten zijn, om de sociale acceptatie te bevorderen en een prettige omgeving voor het kind te creëren.
L. J. J. Vet, M. K. Neef, M. H. Nauta, A. A. de Bildt
6. Zelfregulatie en cognitieve gedragstherapie
Samenvatting
Uitgaande van de samenhang tussen gedrag, gedachten en gevoelens, is de cognitieve invalshoek een relevant aangrijpingspunt om gedragsverandering bij kinderen en jongeren te bewerkstellingen. Dit hoofdstuk maakt onderscheid tussen cognitieve inhouden (zoals automatische gedachten, attributies en schema’s) en cognitieve processen (cognitieve operaties die uitgevoerd worden bij het verwerken van de informatie om ons heen). We staan stil bij assessmentmethodieken om zowel cognitieve inhouden als processen in kaart te brengen. Cognitieve herstructuring en schematherapie worden beschreven als interventies die inwerken op inhouden. Maar ook technieken die de sturing van gedrag ondersteunen, zoals zelfcontroletraining en training in probleemoplossingsvaardigheden, komen aan bod. Casuïstiek illustreert het belang van een zorgvuldige taxatie, zodat de meest geïndiceerde cognitieve interventie in het behandelplan van een cliënt wordt opgenomen en vervolgens uitgevoerd.
C. Braet, E. Moens

Algemene en bijzondere aspecten in de gedragstherapie met jonge kinderen, adolescenten en gezinnen

Voorwerk
7. Non-specifieke therapeutische factoren
Samenvatting
In dit hoofdstuk komen niet-specifieke factoren aan de orde in de wijze waarop met cliënten in de kindergedragstherapie wordt omgegaan. Gebruikmakend van algemeen sociale en communicatieve vaardigheden, wordt ingegaan op het aangaan en onderhouden van (therapeutische) relaties, met speciale aandacht voor weerstand en motivatieproblemen. Ook wordt aandacht besteed aan de diverse groepen cliënten waarmee een kindergedragstherapeut te maken krijgt: ouders (of andere opvoeders), kinderen en adolescenten, of hele gezinnen. Maar eveneens komt het omgaan met de grote diversiteit aan hulpvragen vanuit verschillende etnisch-culturele achtergronden aan de orde. Dit hoofdstuk gaat vooral in op relevante aspecten omtrent de wijze waarop gesprekken met cliënten worden vormgegeven en is zo een inleiding op de drie volgende hoofdstukken waarin inhoudelijk wordt ingegaan op specifieke hulpvragen van (jonge) kinderen, adolescenten en gezinnen.
J. D. Bosch, E. Moens
8. Spel en verbeelding: het communicatiemiddel in gedragstherapie en schematherapie
Samenvatting
In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van speltherapie als methodiek binnen de cognitieve gedragstherapie en schematherapie beschreven. De communicatie tussen therapeut, kind en ouders staat daarbij centraal. De begrippenkaders van beide therapievormen worden toegelicht en uitgewerkt in twee casussen, waarbij spel en verbeelding als communicatiemiddel en therapietechniek bij beide centraal staan. Beschreven wordt het spel van buien en valkuilen als poging het schematherapieproces, de conceptualisatie ervan, schemamodi en copingmodi voor alle leeftijden visueel, begrijpelijk, eenvoudig en aantrekkelijk te maken. Gehoopt wordt dat er nieuwe verfrissende methoden voor de communicatie in therapie met ‘moeilijke kinderen en jeugdigen’ zullen volgen en therapietechnieken steeds doeltreffender kunnen worden.
M. W. D. Nijhoff-Huysse
9. Gedragstherapie bij adolescenten
Samenvatting
Adolescenten zijn geen kinderen meer en nog geen volwassenen. Zij kunnen specifieke problemen hebben en daarvoor is een specifieke benadering nodig. Hoewel dit alom onderkend wordt, is er toch weinig onderzoek specifiek gericht op adolescenten. Er is een aantal (niet op onderzoek gebaseerde) basisuitgangspunten te formuleren. De therapeut respecteert de toenemende autonomie van de adolescent. Dit wordt weerspiegeld in de manier van omgaan met de adolescent, het vaststellen van de behandeldoelen en het omgaan met therapie(on)trouw. Ook de keuze van technieken is van belang, met name die om de adolescent te helpen zich aan behandelafspraken te houden. Interventies via de computer of mobiele telefoon zullen vooral adolescenten aanspreken. Nieuwe ontwikkelingen op dit gebied zijn e-health interventies, waaronder Cognitive Bias Modification. Ouders worden altijd bij de behandeling betrokken, maar anders dan bij jongere kinderen, heeft de adolescent een belangrijke stem in de manier waarop dit gebeurt.
E. de Haan
10. Behandeling van kinderen in de context van ouders en gezin
Samenvatting
Problemen van kinderen komen vaak direct of indirect voort uit de situatie waarin zij leven, zoals psychopathologie bij een van de ouders, spanningen tussen de andere gezinsleden onderling, of spanningen tussen henzelf en anderen in het gezin. Omgekeerd hebben problemen van een kind vaak invloed op het functioneren van de andere gezinsleden. De manier waarop die anderen, met name de ouders, op het kind reageren, bepaalt vaak of de problemen in stand worden gehouden, erger worden of afnemen. Het ligt dus voor de hand om, wanneer men te maken heeft met slecht functionerende kinderen, de situatie thuis grondig te onderzoeken en de gezinsleden bij de behandeling te betrekken. Dit hoofdstuk bespreekt hoe gezinsleden kunnen bijdragen aan de behandeling van jeugdigen. De kern heeft betrekking op de aanmelding, taxatie en op behandeltechnieken. Daarnaast zal ook, zij het beperkt, ingegaan worden op onderzoek van gezinsinteracties, psychopathologie van jeugdigen en de effecten van gezinsbehandelingen.
A. Lange

Ontwikkelingen in de cognitieve gedragstherapie en het streven naar evidence-based behandelen

Voorwerk
11. Ontwikkelingen binnen de cognitieve gedragstherapie bij kinderen en adolescenten
Samenvatting
In dit hoofdstuk komen verschillende trends binnen de (cognitieve) gedragstherapie bij kinderen en jongeren aan de orde. Naast een uitbreiding van het type klachten waarvoor gedragstherapeutische interventies werden ontwikkeld, is er een toenemend bewustzijn van mogelijke formats waarin behandelingen het meest succesvol kunnen zijn. Hierbij wordt er steeds meer geëxperimenteerd met digitaal ondersteunde interventietechnieken, met EMDR, en met de nieuwste inzichten uit het cognitive bias modification onderzoek. Ten slotte wordt er in toenemende mate gebruikgemaakt van nieuwe therapeutische modellen. Enerzijds bouwen die modellen voort op de interventies die beschouwd worden als derde generatie gedragstherapie (bijvoorbeeld Acceptance and Commitment Therapy of Mindfulness Based Cognitive Therapy). Anderzijds bouwen ze voort op het besef dat het werken met kinderen niet mogelijk is zonder het evidence based betrekken van de context (bijvoorbeeld Attachment-Based Family Therapy of dialectische gedragstherapie).
G. R. A. Bosmans, C. Braet
12. Evidence-based behandeling voor kinderen en adolescenten: aandachtspunten en commentaar
Samenvatting
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inspanningen die zijn geleverd om te komen tot een evidence-based psychosociale behandeling voor kinderen en adolescenten. Eerst wordt opgemerkt dat deze ontwikkeling onderdeel is van een grotere beweging die als evidence-based geneeskunde of evidence-based praktijk bekendstaat, wat in wezen een kennismethodiek en een strategie is om het functioneren te verbeteren. Geconcludeerd wordt dat sommige behandelingen effectiever zijn dan andere, dat protocollisering geen struikelblok is voor het geven van effectieve therapie in een klinische of onderzoekssetting en dat de overdraagbaarheid van behandeling van laboratorium naar klinische praktijk haalbaar en veelbelovend is. Er zijn nog weinig psychosociale behandelingen met de status goed onderbouwd in een onderzoekssetting, laat staan in de klinische praktijk. Toch is dit een spannende tijd, omdat er veel behandelingen worden ontwikkeld die vermoedelijk werkzaam zijn. We staan voor de uitdaging om onze onderzoeksresultaten in een klinisch gevoelige praktijk om te zetten.
Th. H. Ollendick, N. J. King
Nawerk
Meer informatie
Titel
Methoden en technieken van gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen
Redacteuren
Pier Prins
Joop Bosch
Caroline Braet
Copyright
2018
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-1972-5
Print ISBN
978-90-368-1971-8
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1972-5