Abstract
De opleiding tot arts heeft in Nederland de afgelopen veertig jaar een grote evolutie doorgemaakt. Van een kennisgericht, docentgestuurd, vast omschreven zevenjarig programma zonder keuzemogelijkheden, dat opleidde voor huisarts, naar een competentiegericht, studentgecentreerd, flexibel programma van zes jaar, met ruime mogelijkheden voor de studenten zich te oriënteren en te profileren met het oog op de vele medische vervolgopleidingen. Deze evolutie van het curriculum geneeskunde wordt beschreven aan de hand van het model dat George Miller in 1999 presenteerde voor de ontwikkeling van professionele competentie. Het model stoelt op kennis, de toepassing ervan, en de vaardigheid om die kennis daadwerkelijk in praktijk te brengen.