Samenvatting
De medicamenteuze therapie van verschillende reumatische aandoeningen vertoont veel overlap. Voor pijn zijn, naast analgetica, niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s) en COX-2-selectieve NSAID’s (COXIB’s) aangewezen, die ook stijfheid, veroorzaakt door inflammatoire reumatische aandoeningen, verminderen. Afhankelijk van comorbiditeit kan de meest optimale strategie met NSAID of COXIB gekozen worden. Specifiek voor reumatische ziekten met gewrichtsontsteking worden disease-modifying antirheumatic drugs (DMARD’s) gebruikt, enerzijds de synthetische DMARD’s, zoals methotrexaat, en biologische middelen (biologicals). Voor beginnende reumatoïde artritis worden glucocorticoïden ook tot de DMARD’s gerekend. Vooral voor inflammatoire systemische auto-immuunziekten en vasculitis zijn glucocorticoïden nog steeds de hoeksteen van de behandeling, hoewel in toenemende mate ook biologicals worden gebruikt. Bij deze laatste twee groepen aandoeningen heeft ook het cytostaticum cyclofosfamide een plaats, dat dan als krachtig immunosuppressivum wordt gebruikt.