Abstract
Omdat veel reumatische aandoeningen niet volledig genezen kunnen worden, is de medicamenteuze therapie gericht op het onderdrukken van symptomen en ziekteactiviteit en op het voorkomen en behandelen van complicaties. Medicamenten voor reumatische aandoeningen zijn hier onderverdeeld in vijf groepen: analgetica, niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (nsaid’s), disease-modifying antirheumatic drugs (dmard’s), glucocorticoïden, en middelen voor jicht en pseudo-jicht. De eerste vier groepen geneesmiddelen worden bij allerlei soorten reumatische aandoeningen toegepast (zie tabel 23.1). Van elke groep medicamenten worden eigenschappen, effectiviteit, indicaties en bijwerkingen toegelicht. Bij de bespreking van dmard’s komt ook in het kort beenmergtransplantatie aan bod en bij glucocorticoïden ook injectie van gewrichten. Er wordt vooral ingegaan op reumatische aandoeningen die in de huisartspraktijk veel voorkomen.