Subfertiliteit wordt gedefinieerd als het onvermogen van een paar om binnen een jaar zonder anticonceptie spontaan zwanger te worden. Bij mannen wordt subfertiliteit onderzocht via anamnese, lichamelijk onderzoek, bloedonderzoek, genetisch onderzoek, echografie en semenanalyse. Mogelijke afwijkingen variëren van azoöspermie (geen zaadcellen) tot oligoasthenozoöspermie (verminderde zaadcelconcentratie en/of motiliteit). Oorzaken zijn genetische afwijkingen, leefstijlfactoren, varicocele, infecties en chronische ziekten.
Behandelopties zijn onder andere varicocelectomie, PESA/MESA bij obstructieve azoöspermie (OA), en TESE bij niet-obstructieve azoöspermie (NOA). Bij TESE wordt in 50 % van de gevallen zaad verkregen voor IVF-ICSI. Andere factoren zoals de eicelreserve en duur van kinderloosheid beïnvloeden de kans op succes.
Oncologische behandelingen en gonadotoxische medicijnen kunnen spermatogenese schaden. Cryopreservatie van zaadcellen voorafgaand aan deze behandelingen kan biologisch ouderschap via geassisteerde voortplanting waarborgen.