Samenvatting
Mammatumoren leveren de belangrijkste bijdrage aan de sterfte door kwaadaardige nieuwvormingen bij de Nederlandse vrouw. De incidentie van mammacarcinoom neemt in de meeste landen 1-2% per jaar toe; wereldwijd krijgen per jaar ongeveer één miljoen vrouwen deze ziekte. In Nederland betekende dit in 2006 12.416 nieuwe patiënten per jaar. Iedere Nederlandse vrouw heeft vanaf haar geboorte ten minste 11% kans dat gedurende haar leven de diagnose borstkanker wordt gesteld. Ondanks de toegenomen incidentie is door verbeterde diagnostiek en behandeling de sterfte aan mammacarcinoom aantoonbaar afgenomen. Bij vrouwen in de leeftijd van 35–50 jaar is borstkanker de belangrijkste doodsoorzaak. De meeste mammacarcinomen worden echter ontdekt in de leeftijdsgroep van 50–75 jaar. Daarom wordt deze groep vrouwen tweejaarlijks uitgenodigd voor mammografie via het Bevolkingsonderzoek op Borstkanker (BOB). Dit draagt bij aan herkenning van de ziekte in een vroeg stadium. Recente doorbraken in het moleculair-genetische onderzoek maken het thans mogelijk vrouwen met een verhoogd genetisch risico met zekerheid te identificeren. Sinds kort komen deze genmutatiedraagsters in aanmerking voor MRI-screening, wat bewezen sensitiever is voor deze groep. Ontwikkelingen in systemische behandeling (chemotherapie, hormonale therapie en therapie met monoklonale antilichamen) en radiotherapie, veelal in combinatie met chirurgie, bieden nieuwe behandelingsmogelijkheden met een grotere kans op genezing. In dit hoofdstuk wordt voor de medicus practicus een overzicht van deze ingewikkelde problematiek gegeven.