Inleiding
Verschillende vormen van diagnostiek
Mammografie
-
bij vrouwen onder de 30 jaar (die een zeer geringe kans op kanker hebben) primair geen mammografie te maken;
-
jaarlijkse screening (i.p.v. een keer in de twee jaar) te beperken tot vrouwen met verhoogd risico op borstkanker;
-
bij voorkeur niet zowel tomosynthese als mammografie te verrichten. Bij de nieuwste apparatuur is de tomosyntheseafbeelding gelijkwaardig aan het standaardmammogram, waardoor dit laatste kan komen te vervallen.
Echografie
-
Bij een patiënt jonger dan 30 jaar is echografie het onderzoek van eerste keuze.
-
Bij een patiënt ouder dan 30 jaar is echografie het onderzoek van eerste keuze, nadat een mammogram is gemaakt.
-
Daarnaast is de echografie voor de radioloog onmisbaar bij het uitvoeren van puncties, biopsieën en lokalisatieprocedures.
Prothesen
Aanvullende diagnostiek in de tweede lijn
Stereotaxie
MRI
-
preoperatieve stadiëring bij mammacarcinoom om de exacte tumorgrootte te bepalen als men twijfelt tussen een mammasparende en ablatieve operatie;
-
monitoring van de tumorgrootte als de patiënte eerst met neoadjuvante chemotherapie wordt behandeld, alvorens te worden geopereerd;
-
screening bij patiënten met een zeer sterk verhoogd risico, met name bij genmutatiedraagsters;
-
plastisch-chirurgische vraagstellingen in het kader van postoperatieve mammareconstructie en protheseplaatsing.
Verwijscriteria voor de huisarts
-
klinische verdenking op maligniteit;
-
lokale palpabele afwijking met verdacht mammogram;
-
persisterende klachten (3 maanden) met niet-verdacht mammogram:
-
lokale palpabele afwijking;
-
een door de vrouw gevoeld knobbeltje;
-
lokale pijn of gevoeligheid in één borst;
-
-
bruine of bloederige tepeluitvloed;
-
aanwijzingen voor sterk verhoogd risico met mogelijke indicatie voor genetisch onderzoek en DNA-diagnostiek.
-
gelokaliseerde palpabele afwijking zonder aanwijzingen voor maligniteit;
-
een door de vrouw gevoeld knobbeltje zonder aanwijzingen voor maligniteit;
-
gelokaliseerde pijn of gevoeligheid in één borst zonder aanwijzingen voor maligniteit;
-
diffuus knobbelig klierweefsel met klachten van mastopathie;1
-
matig verhoogd risico, waarvoor jaarlijks mammografie;
-
follow-up na mammacarcinoom, vijf jaar na behandeling, > 60 jaar.2
-
vrouwen en mannen jonger dan 30 jaar met symptomatologie;
-
symptomatologie bij vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven;
-
bij een mastitis waarbij een verdenking op abces aanwezig is;
-
vraagstelling die specifiek gericht is op problemen met siliconenprothesen.
De aanvraag
BI-RADS-classificatie en beleidsadvies
omschrijving
|
beleidsadvies
|
maligniteitskans
|
---|---|---|
BI-RADS 0: incompleet | nieuwe afspraak of vergelijking met eerdere onderzoeken | n.v.t. |
BI-RADS 1: normaal | eventueel individueel beleidsadvies | 0 % |
BI-RADS 2: benigne | eventueel individueel beleidsadvies | 0 % |
BI-RADS 3: waarschijnlijk benigne | ten minste eenmaal controle na 6 maanden, verdere controles in overleg | > 0 %–≤ 2 % |
BI-RADS 4: verdacht 4a. lage verdenking
4b. matige verdenking
4c. hoge verdenking
| biopsie geïndiceerd | > 2 %–< 95 % > 2 %–≤ 10 % > 10 %–≤ 50 % > 50 %–< 95 % |
BI-RADS 5: zeer verdacht | biopsie geïndiceerd | ≥ 95 % |
BI-RADS 6: PA-bewezen maligniteit | n.v.t. |
BI-RADS-classificatie 0: incompleet
BI-RADS-classificatie 1: normaal
BI-RADS-classificatie 2: benigne
BI-RADS-classificatie 3: waarschijnlijk benigne
-
niet-verkalkte, scherp begrensde ronde of ovale massa, die in beeld komt op het mammogram, maar niet palpabel is;
-
veldje asymmetrisch klierweefsel, dat er op zichzelf benigne uitziet;
-
solitair gelegen groepje puntvormige, dat wil zeggen benigne uitziende calcificaties;
-
echografisch beeld van fibroadenoom (fig. 8) of een gecompliceerde cyste, dat wil zeggen met troebele inhoud.