2009 | OriginalPaper | Hoofdstuk
Maatregelen van het Burgerlijk Wetboek
Auteurs : Mr. A.P. van der Linden, Mr. F.G.A. ten Siethoff, Mr. A.E.I.J. Zeijlstra-Rijpstra
Gepubliceerd in: Jeugd en recht
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
In de vorige hoofdstukken is besproken dat minderjarigen onder gezag staan en dat dit gezag in vrijwel alle gevallen wordt uitgeoefend door de ouders. Zij zijn verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen en zij zijn bij de invulling daarvan vrij. Die vrijheid is niet ongelimiteerd. Het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft namelijk aan dat van overheidswege maatregelen mogelijk zijn tegen de ouders als het gezag niet (meer) op de juiste wijze wordt uitgeoefend. Zo kan de rechter ingrijpen in de juridische verhouding tussen ouders en minderjarige kinderen door het gezag te beperken (ondertoezichtstelling) of te ontnemen (ontheffing of ontzetting). Dit kan zeer verstrekkende gevolgen hebben voor het gezin, bijvoorbeeld de uithuisplaatsing van de minderjarige. De rechter zal hiertoe dan ook alleen besluiten als de in de wet omschreven gronden aanwezig zijn en hij de maatregelen bovendien in het belang van het kind acht.