Prostaatkanker is de meest frequent gediagnosticeerde kanker bij Nederlandse mannen: momenteel krijgen jaarlijks ruim meer dan 12.000 Nederlandse mannen de diagnose prostaatkanker [
1]. De introductie van PSA-bepalingen heeft in belangrijke mate bijgedragen aan een toename in de incidentie en prevalentie van prostaatkanker sinds het begin van dit millennium, terwijl de kans om te sterven aan prostaatkanker slechts gering afnam. Nederland kent geen populatiescreening naar prostaatkanker, omdat de Gezondheidsraad de nadelen van screening niet vindt opwegen tegen de voordelen [
2,
3]. Hoewel op PSA-gebaseerde screening resulteert in een relatieve mortaliteitsreductie (20 % bij 16 jaar follow-up), is het aantal mannen dat gescreend (
n = 570) en gediagnosticeerd dan wel eventueel behandeld (
n = 18) moet worden om één sterfgeval te voorkomen onevenredig hoog [
4]. Te meer omdat bij deze zeer beperkte sterftewinst de negatieve bijeffecten van de screening in ogenschouw moeten worden genomen, denk aan ‘onterechte’ onrust bij verhoogde PSA-waarden, ervaren stress als ‘kankerpatiënt’ wanneer geen behandeling wordt uitgevoerd (
active surveillance) en de bijwerkingen van de behandelingen, met name incontinentie en seksuele problematiek. Ondertussen vragen mannen zelf om prostaatonderzoek, veelal bij hun huisarts [
5]. Dat doen ze om verschillende redenen. Prostaatkanker in de familie is er daar een van, waarbij het invoelbaar is dat mannelijke familieleden gealarmeerd raken als bij een broer of vader prostaatkanker wordt vastgesteld. Huisartsen zullen bij deze groep wellicht sneller geneigd zijn om het verzoek om prostaatkankerscreening in te willigen dan is verwoord in de
NHG-Standaard ‘Mictieklachten bij mannen’. Daarin wordt terughoudendheid geadviseerd ten aanzien van screening en staat het geven van uitleg over voor- en nadelen van screening centraal [
6].
In dit artikel zullen aan de hand van vier casus met verschillende mate van familiaire belasting de voors en tegens van onderzoek naar prostaatkanker worden besproken en de overwegingen die hierbij worden gemaakt. Ook wordt ingegaan op de rol van de familieanamnese, waarbij het in essentie draait om het (zo goed mogelijk) onderscheid maken tussen ‘prostaatkanker in de familie’ en ‘erfelijk prostaatkanker’ (hereditary prostate cancer; HPC).