Skip to main content
Log in

Patiëntenrechten en transmurale zorg: wie is verantwoordelijk jegens de patiënt?

  • Artikelen
  • Published:
Tijdschrift voor GezondheidsRecht

Samenvatting

Specialistische zorg speelt zich niet alleen meer af binnen de muren van het ziekenhuis. Voorzichtig wordt er geprobeerd bepaalde behandelingen die oorspronkelijk alleen binnen het ziekenhuis plaatsvonden, ook thuis voort te zetten of wordt zorg aangeboden in samenwerking tussen extramurale en intramurale hulpverleners.

This is a preview of subscription content, log in via an institution to check access.

Access this article

Price excludes VAT (USA)
Tax calculation will be finalised during checkout.

Instant access to the full article PDF.

Notes

  1. Zie voor een overzicht van de initiatieven tot vormen van transmurale zorg de literatuurlijst behorend bij Assmann, P., Wieringa, G.J., Héman, R. De zorgbrug in de regio. Een antwoord op de knelpunten in de transmurale zorg. MC 1998; 10: 330–333.

  2. Pop P., Spreeuwenberg, C. Transmurale zorg in de regio Maastricht. Van Diagnostisch Coördinerend naar Transmuraal & Diagnostisch Centrum. MC 1998; 3: 91; Pruyn, J.F.A., Boer, M.F. de, Heerema, N.C., Kiezenbrink M.L. en Wiggers, Th. Ondersteunende zorg. NTvG 1995: 342.

  3. Assmann P., c.s. 1998: 330.

  4. Zoals Crul in zijn hoofdredactioneel van Medisch Contact beschreef: een patiënt werd uit het ziekenhuis ontslagen zonder goede regeling voor de verzorging thuis. MC 1998; 3: 77.

  5. In het bijzonder de Wgbo: wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst, thans deel uitmakend van het BW boek 7 artt. 446–468; BIG: wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg; Kwz: kwaliteitswet zorginstellingen.

  6. Wij vatten transmurale zorg op als een vorm van geneeskundige behandeling welke zich op initiatief van een intramuraal hulpverlener in samenwerking met buiten die instelling werkzame hulpverleners afspeelt, of vice versa: een extramuraal gestarte geneeskundige behandeling wordt voortgezet in samenwerking met een intramuraal hulpverlener. De plaats waar de geneeskundige behandeling gewoonlijk wordt verricht doet voor dit begrip onzes inziens niet terzake.

  7. Pop, P., Spreeuwenberg, C., c.s. 1998: 91–94.

  8. IKZ Beleids–/werkplan Ondersteunende Zorg 1993–1996.

  9. Pruyn, J.F.A. c.s, Ondersteunende zorg, NTvG 1995: 342–346.

  10. Heuvel J. van den, Dijkman, R. De plaats van het verpleeghuis in een transmuraal project. Zorg op maat voor CVA–projecten, MC 1997: 38; 1190. De auteurs noemen in het kader van dit project naast specialist en huisarts ook logopedie, fysiotherapie en ergotherapie en als instellingen het ziekenhuis, het verpleeghuis en de thuiszorgorganisatie.

  11. Vgl. o.a. Nota Curatieve Zorg, Kamerstuk 23.619, nr. 4,p. 9.

  12. Assman, P., Wieringa, G.J., Héman, R. De zorgbrug in de regio. Een antwoord op de knelpunten in de transmurale zorg. MC 1998; 10: 330–333.

  13. Beusmans, G.H.M.I., Velde, E.V.L. van der, Wolters, C.A.M., Boiten, J. Het Transmuraal Zorgmodel CVA in de regio Maastricht. Zorg van het gehele ziekteproces vastgelegd in een model, MC 1997: 42; 1314–1317.

  14. Vgl. Hulst E.H., Tiems, I. Geïntegreerde zorg enprofessionele autonomie. Zorgen om de professionele autonomie van de arts, MC 1997; 40: 1251–1254.

  15. Pruyn, J.F.A. c.s. 1995: p. 342.

  16. Zie o.a. Nota Curatieve Zorg, Kamerstuk 23.619 (vergaderjaar 1994–1995), nr. 4, p. 13 en Kamerstuk 22.025 (vergaderjaar 1994–1995), nr. 8, p. 6; Kamerstuk 24.126 (vergaderjaar 1994–1995), nrs. 1–2, p. 32.

  17. Assmann, P. c.s. 1998: 330.

    653–655.

    Vgl. Ankoné, A. Domeinoorlogen door overheidsregels en financiering, MC 1998;

    en er vindt dus géén overdracht van de patiënt plaats;

  18. Assmann, P. c.s. 1998: 330.

  19. Rikken, S.A.J.J., Bakker, D.H. Transmurale afstemming van farmacotherapie. MC 1998; 11: 364–366.

  20. Vgl. bijv. Dautzenberg, P.L.J., Smulders, C.M.F. Eenprotocol voor de transmurale behandeling van mensen met een alcoholprobleem, MC 1998; 21: 712–714.

  21. MvT Kamerstuk 21.561, nr. 3, p. 9–10; Gevers, J.K.M. De toepassing van de Wgbo in a–typische situaties, TvGR 1996: 9. Gevers beschrijft ook situaties waarin twijfel bestaat omtrent de toepasselijkheid van de Wgbo, maar dat betreft steeds situaties waarin het element van geneeskundige behandeling geheel ontbreekt, zoals bijvoorbeeld de verzorging van gezonde bejaarden in een verzorgingshuis.

  22. Zie in gelijke zin Gevers, J.K.M. 1996: 9.

  23. Zie ook Nadere MvA 14 juli 1992, Kamerstuk 21.561, nr. 11, p. 5.

  24. Nadere MvA 14 juli 1992, Kamerstuk 21.561, nr. 11.

  25. Kamerstuk 21.561, nr. 3, p. 27.

  26. Kamerstuk 21.561, nr. 3, p. 27.

  27. Wijmen, F.C.B. van Een spel van spiegelbeelden. De goedepatiënt: een terugblik, MC 1997; 45: 1417. Leenen legt de nadruk op het feit dat de communicatie een wezenlijke bijdrage kan leveren aan het vergroten van het onderling vertrouwen, Leenen, H.J.J. Handboek gezondheidsrecht, Deel 1 Rechten van mensen in de gezondheidszorg, Samson H.D. Tjeenk Willink 2e druk, 1994: 165.

  28. Sanders, H.W.A. Zelfstandige beroepsuitoefening van aan ziekenhuis verbonden medisch specialist, MC 1997; 17: 525–526.

  29. Kamerstuk 23.619 (vergaderjaar 1994–1995), nrs. 3–4, p. 7.

  30. Zie voor andere voorbeelden de Nota Curatieve Zorg, Kamerstuk 23.619 (vergaderjaar 1994–1995), nr. 4, ontleend aan het Advies Transmurale somatische zorg, NRV 1995.

  31. CMT 25 mei 1989, TvGR 1989/75, p. 496.

  32. Dit is de teneur van onder meer MT Eindhoven 2 juni 1997, MC 1997; 45: 1432–1433.

  33. Eenzelfde strekking had het oordeel van MT Amsterdam, 26 juni 1990, TvGR 1991/4, p. 40; MC 1991 (7), p. 221; in hoger beroep: CMT 6 aug. 1992, MC 1993 (7), p. 212.

  34. Dit kan in algemene zin worden afgeleid uit MT Amsterdam, 2 december 1997, MC 1998 (23), p. 790–791.

  35. Vgl. nogmaals de reeds gememoreerde uitspraak van CMT 10 april 1997, TvGR 1998/1 (p. 27) inzake de verantwoordelijkheid van de behandelend arts.

  36. Legemaate, J. Eenzijdige beëindiging van de behandelingsovereenkomst door de hulpverlener. In: J. Legemaate (red), De WGBO: van tekst naar toepassing. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 1995: 90; MvT Kamerstuk 21.561, nr. 3, p. 4.

  37. TvGR 1996/29, p. 230, noot H.J.J. Leenen in kritische zin.

  38. Doppegieter, R.M.S. De meest gestelde vragen over de Wet Persoonsregistraties, MC 1991: 1386; Gevers, J.K.M. Het wetsvoorstel betreffende de geneeskundige behandelingsovereenkomst en de bescherming van deprivacy, Computerrecht 1991: 6.

  39. Leenen, H J J. 1994: 161.

  40. MvT Kamerstuk 21.561, p. 18.

  41. Leenen, H.J.J. Handboek 1994, p. 216.

  42. Zie uitvoerig over deze problematiek Legemaate, J. De rechtspositie van wilsonbekwame patiënten: stand van zaken. TvGR 1994; 327–340.

  43. Wet van 18 januari 1996, Stb. 80, betreffende de kwaliteit van zorginstellingen. Verder aan te duiden als Kwz.

  44. Gedefinieerd in art. 1 van de wet.

  45. TK 1990–1991, 22 113, nrs. 1–2.

  46. MvA 23–11–1995, Kamerstuk 23 633, nr. 3b, p. 1–2.

  47. MvA 23–11–1995, Kamerstuk 23 633, nr. 3b, p. 3.

  48. Rossum H.J.M. van, Post, D. De positie van de patiënt in de gezondheidszorg. Staat hij centraal of in de weg? MC 1997; 45: 1415–1416.

Author information

Authors and Affiliations

Authors

Additional information

Mr. E.H. Hulst is universitair docent gezondheidsrecht, instituut Beleid en Management gezondheidszorg, Erasmus universiteit Rotterdam.

Mr. R. Kerff is universitair docent gezondheidsrecht, universiteit Maastricht.

Rights and permissions

Reprints and permissions

About this article

Cite this article

Hulst, E.H., Kerff, R. Patiëntenrechten en transmurale zorg: wie is verantwoordelijk jegens de patiënt?. TGVR 22, 157–168 (1998). https://doi.org/10.1007/BF03055799

Download citation

  • Published:

  • Issue Date:

  • DOI: https://doi.org/10.1007/BF03055799

Navigation