Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de hoogcervicale wervelkolom (C0-C3) en het kaakgewricht besproken. Er is aandacht voor het screeningsproces, de risicofactoren, de verschillende behandelprofielen en de verschillende graden van nekpijn conform de KNGFAQ-richtlijn Nekpijn. Het belang van een professioneel klinisch redeneerproces voor deze regio is evident. Daarom zijn er vaker momenten van overweging tijdens de screening en het onderzoek om uiteindelijk te komen tot een ‘pluis’-gevoel, de juiste werkdiagnose en de keuze voor de juiste behandeling: preventief, curatief of palliatief. Ook het ‘pluis’-gevoel van de patiënt, het hebben van een diagnose en de instemming met de voorgestelde aanpak zijn hier van extra groot belang. Bij het bespreken van de anatomie van de hoogcervicale regio is er aandacht voor het bijzondere verloop van bloedvaten, zoals de arteria vertebralis. Speciale paragrafen zijn er over duizeligheid en hoofdpijn. Kennis over de ingenieuze hoogcervicale osteo- en artrokinematica is natuurlijk van groot belang voor de manueeltherapeut om de functiestoornissen te kunnen diagnosticeren, analyseren en ontrafelen. Het theoriegedeelte wordt afgesloten met de bouw en functie van het temporomandibulaire gewricht en de nomenclatuur van alle tanden en kiezen. Kaakbewegingen als depressie (elevatie), occlusie (detractie), protractie (protrusie), retractie (retrusie), laterotrusie en circumductie worden toegelicht en duidelijk geïllustreerd. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de uitgebreide beschrijving van 33 technieken. Aan de hand van instructieve video’s, duidelijke foto’s en helder geformuleerde opmerkingen wordt duidelijk gemaakt hoe de manueeltherapeut klachten aan de hoogcervicale wervelkolom en het kaakgewricht kan onderzoeken en behandelen.