Skip to main content
Top

2018 | Boek

Doen en blijven doen

Zelfmanagement en persoonsgerichte multidisciplinaire zorg

Auteurs: Drs. M. van der Burgt, F. Verhulst

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Dit boek helpt (aanstaande) zorgverleners om hun patiënten te coachen naar gezond gedrag en zelfmanagement. Het is bedoeld voor studenten van paramedische opleidingen, praktijkondersteuners van huisartsen en voor nascholingen van eerstelijns zorggroepen en ketenzorgpartners.
Doen en blijven doen; Zelfmanagement en persoonsgerichte multidisciplinaire zorg beschrijft een aanpak die al in verschillende regio’s gebruikt wordt in ketenzorgprogramma’s. Deze aanpak gaat uit van een stappenmodel voor gedragsverandering. Op basis van de persoonsgebonden factoren kunnen zorgverleners hun begeleiding vervolgens persoonsgericht maken.
Het boek gaat onder meer in op shared decision making, technieken uit de motiverende gespreksvoering en een zelfmanagementscreeningsinstrument. Doen en blijven doen is aantrekkelijk én eenvoudig toepasbaar dankzij praktijkvoorbeelden, interviews en video’s die de zelfmanagementondersteuning in de paramedische en multidisciplinaire eerstelijns praktijk illustreren. Dit is een herziene versie van Doen en blijven doen uit 2009. Deze herziene versie presenteert de actuele kennis over zelfmanagement, met extra aandacht voor laaggeletterden en ouderen en voor de multidisciplinaire samenwerking in de eerste lijn. Ook nieuw in deze uitgave is de beschrijving van lokale samenwerkingsverbanden rondom gezondheidsbevordering en preventie.
Marieke van der Burgt is opgeleid als arts en voorlichtingsdeskundige in de gezondheidszorg. Ze werkte als docent in het hbo en mbo en geeft gastlessen en trainingen in begeleiding van gedragsverandering door eerstelijns zorgverleners. Daarnaast is ze auteur van boeken voor paramedici en verpleegkundigen.Frank Verhulst werkt als eerstelijns GZ-psycholoog. Verder is hij onder andere gastdocent gedragswetenschappen aan Fontys Paramedische Hogeschool en aan de Hogeschool Utrecht, Masteropleiding Psychosomatische fysiotherapie. Ook geeft hij lezingen en workshops over ‘de stappenreeks’ en de ‘persoonsgebonden factoren’.

Inhoudsopgave

Voorwerk
1. Persoonsgerichte zorg
Samenvatting
Mensen willen meer eigen regie – zelfmanagement – over hun leven, ook bij ziekte en zorgverlening. Zelfmanagement is gedrag: je leven inrichten zoals bij je past, problemen signaleren en beslissingen nemen over hoe je die oplost. Persoonsgerichte zorg is afgestemd op de persoon, zijn situatie, zijn vermogen om daarmee om te gaan en zijn behoeften. Daarbij past gezamenlijke besluitvorming. Beide zijn gebaseerd op het Chronic Care Model. De nieuwe definitie van gezondheid van Huber sluit hierbij aan. In de gezondheidszorg zou gezondheid centraal moeten staan, in plaats van ziekte en zorg. Omdat gedrag veel invloed heeft op gezondheid vindt een verschuiving plaats van ‘ziekte en zorg’ (ZZ) naar ‘gezondheid en gedrag’ (GG) en van behandeling naar preventie. Daarvoor is meer samenwerking nodig tussen het medische en het sociale domein. Persoonsgerichte zorg vraagt een andere deskundigheid en houding van alle betrokkenen en aanpassing van werkprocessen en faciliteiten van een zorgorganisatie.
M. van der Burgt, F. Verhulst
2. Communicatie in persoonsgerichte zorg
Samenvatting
Persoonsgerichte zorg omvat onder meer het ondersteunen van eigen regie (zelfmanagement). Bij zelfmanagementondersteuning is de communicatie gericht op gedrag en gedragsverandering. Verschillende theoretische modellen geven het gedragsveranderingsproces weer, zoals het stages-of-change-model, het model van beredeneerd gedrag (ASE-model) en de stappenreeks. De zorgprofessional zet gespreksvaardigheden allereerst in om samenwerking met de patiënt te creëren. De professional verzamelt gegevens over de patiënt, zijn situatie en zijn veranderproces. Samen bepalen zij de doelen en de aanpak. Deze gezamenlijke besluitvorming is van belang om persoonsgerichte zorg te kunnen bieden. Bovendien vergroot het de kans op adequaat zelfmanagement en verbetering van de gezondheid. Gezamenlijke besluitvorming bestaat uit choice talk, option talk en decision talk. Daarnaast zet de professional andere communicatieve interventies in, waaronder motiverende gespreksvoering. De stappenreeks biedt in combinatie met persoonsgebonden factoren een methodiek voor zelfmanagementondersteuning die alle aspecten van gedrag en persoon omvat.
M. van der Burgt, F. Verhulst
3. Organiseren van persoonsgerichte zorg
Samenvatting
Persoonsgerichte zorg aan mensen met chronische ziekten vraagt meer dan alleen persoonsgericht werken van de individuele zorgprofessional, namelijk kennis, een gezamenlijke visie op gezondheid, zorg en zelfmanagementondersteuning, en beleid over de organisatie van de zorg. De organisatie Zelfzorg Ondersteund! heeft kennis gebundeld en criteria opgesteld voor het beoordelen van de effectiviteit van zelfzorgondersteuningsinstrumenten. Expertisecentra zoals Vilans hebben materialen en scholing ontwikkeld. Er zijn nog weinig praktijken en zorggroepen die met het Individueel Zorgplan (IZP) en SeMaS (zelfmanagementscreeningsinstrument) werken. Criteria voor succesvolle managementondersteuning zijn inmiddels wel beschikbaar. Zorggroep DOH werkt aan zelfmanagementondersteuning in haar zorgprogramma’s voor onder meer mensen met diabetes en kwetsbare ouderen. DOH biedt de professionals trainingen, een digitaal platform en consult- en begeleidingsondersteunende materialen. Gezonde wijk Overvecht heeft Krachtige Basiszorg opgezet, waarbij professionals van het medisch domein in de zorg voor mensen met complexe problematiek samenwerken met buurtteams op basis van het 4-domeinenmodel.
M. van der Burgt, F. Verhulst
4. Persoonsgebonden factoren
Samenvatting
De persoonsgebonden factoren bieden aanknopingspunten voor persoonsgerichte behandeling en begeleiding. Demografische kenmerken, waaronder laaggeletterdheid, zijn van invloed op zelfmanagement en op de gezondheid. De locus of control verwijst naar de mate waarin iemand de controle over wat hem overkomt bij zichzelf of juist buiten zichzelf zoekt. Attributie geeft aan of iemand het slagen of falen aan zichzelf of aan externe factoren toeschrijft. Stress ontstaat vaak in situaties waarin iemand weinig controlemogelijkheden ervaart. Patiënten kunnen verschillend met stress omgaan (coping): probleemgericht en emotieregulerend. Emoties kunnen een rol spelen bij gedragsverandering. Bij angst staat controleverlies centraal. Boosheid ontstaat als mensen frustraties ervaren, depressiviteit bij verlies of in situaties waarin iemand geen oplossingen ziet (aangeleerde hulpeloosheid). Bij pijn biedt het ‘ei van Loeser’ een kader om grip te krijgen op pijn. Somatisatie komt veel voor. Binnen de persoonsgebonden factoren is de locus of control de centrale factor. Zelfmanagementscreening is mogelijk met behulp van het instrument SeMaS, daarin zijn persoonsgebonden factoren opgenomen.
M. van der Burgt, F. Verhulst
5. De stap Openstaan
Samenvatting
Openstaan is de eerste stap van gedragsverandering en zelfmanagement. Bij openstaan gaat het om de bereidheid om informatie uit te wisselen over de gezondheid en oplossingen te zoeken. Zowel factoren in de patiënt (emoties, behoeften) als in de situatie (drukte, privacy) kunnen deze stap beïnvloeden. Openstaan is gedurende het gehele behandelproces en het gehele contact van belang, niet alleen bij het begin ervan. Vragen, zorgen en emoties bepalen aan welke informatie de patiënt behoefte heeft. De zorgverlener vormt zich een beeld daarvan. Om de stap Openstaan te ondersteunen, zorgt de zorgverlener voor persoonlijk contact, aandacht en empathie. De zorgverlener creëert een samenwerkingsrelatie en sluit aan bij behoeften en verwachtingen. Hij staat stil bij zijn rol en de samenwerking en gaat regelmatig na wat het effect is van zijn informatie.
M. van der Burgt, F. Verhulst
6. De stap Begrijpen
Samenvatting
De stap Begrijpen betreft het opnemen en verwerken van informatie; informatie die de patiënt helpt zijn situatie te begrijpen en (adequaat) te hanteren. Weten wat er aan de hand is maakt de situatie vaak beter hanteerbaar en geeft daardoor een gevoel van controle. Factoren die de stap beïnvloeden zijn voorkennis, behoefte aan informatie en gezondheidsvaardigheden: het vermogen om informatie te zoeken, te begrijpen en toe te passen. Laaggeletterdheid beperkt dit vermogen. Van de laaggeletterden in Nederland heeft een derde deel een migratieachtergrond. Om de stap Begrijpen te ondersteunen sluit de zorgverlener aan bij de informatiebehoefte en stemt de gespreksonderwerpen en inhoud daarop af: informatie die belangrijk en bruikbaar is. Door deze informatie in begrijpelijke woorden te bespreken beklijft deze beter. Daarnaast zorgt interactie (dialoog, vragen stellen, teach back) voor een goede afstemming en bevordert het de verwerking van de informatie. Gespreksvaardigheden zoals luisteren, ordenen en samenvatten ondersteunen het proces.
M. van der Burgt, F. Verhulst
7. De stap Willen
Samenvatting
In de stap Willen staat centraal hoe de patiënt het probleem beleeft. De patiënt ontwikkelt de intentie om zijn probleem aan te pakken en een oplossing te kiezen die hij het beste vindt. Daarbij bepalen attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit samen de uitkomst. Bij de attitude gaat het over denkbeelden en afweging van voor- en nadelen van het (gezondheids) gedrag. Bij de sociale invloed gaat het om steun of druk uit de omgeving. Eigen effectiviteit is het vertrouwen in eigen kunnen. De zorgverlener bespreekt met de patiënt hoe deze tegen zijn probleem en oplossingen aankijkt, nodigt uit tot een andere kijk en helpt oplossingen af te wegen. De zorgverlener overlegt over steun uit de omgeving, bespreekt attributies van slagen en falen en het opdoen van succeservaringen. De zorgverlener benoemt de overwegingen en keuzes en vraagt de patiënt hoeveel vertrouwen hij heeft de gekozen oplossing te gaan uitvoeren. Daarbij kan de zorgverlener motiverende gespreksvoering inzetten.
M. van der Burgt, F. Verhulst
8. De stap Kunnen
Samenvatting
In de stap Kunnen gaat het om het uitvoeren van handelingen of, breder, een gekozen aanpak in het dagelijks leven. De stap Kunnen omvat vaardigheden en barrières. Bij vaardigheden gaat het niet alleen om handelingen, maar ook om planning, communicatie en probleemoplossende vaardigheden. Daarbij is ook de stap Begrijpen nodig: een cognitief schema vormen, begrijpen waarom een handeling op een bepaalde manier wordt uitgevoerd, inschatten van situaties. Interventies zijn: instructie geven, modeling en herhaling, rekening houdend met het leertempo en de leerstijl van de patiënt. Van belang bij het leren zijn succeservaringen. Daarom zorgt de zorgverlener voor haalbare stappen, afspraken op maat en positieve feedback bij het leren. Ook biedt de zorgverlener verschillende oefensituaties aan ten behoeve van transfer. De zorgverlener anticipeert op eventuele problemen die zich in het dagelijks leven kunnen voordoen, vraagt daarnaar en bespreekt samen met de patiënt hoe hij die zou kunnen oplossen.
M. van der Burgt, F. Verhulst
9. De stap Doen
Samenvatting
Wanneer de bereidheid aanwezig is en de vaardigheden aanwezig zijn, komt de stap Doen aan de orde. De patiënt gaat in het dagelijks leven toepassen wat hij zich heeft voorgenomen. Hij past daarbij de geleerde vaardigheden toe. De stap Doen heeft betrekking op de korte termijn. Factoren die daarbij een rol spelen zijn concrete afspraken, maatwerk, duidelijke doelen, feedback en (oplossen van) problemen. De zorgverlener analyseert deze factoren wanneer hij met de patiënt evalueert hoe het is gegaan sinds de vorige keer en wanneer hij afspraken maakt. Interventies zijn daarop gericht: doelen stellen voor de korte termijn, afspraken op maat maken, expliciet navragen wat wel en niet is gelukt, positieve feedback geven en gezamenlijk zoeken naar oplossingen voor problemen die de patiënt heeft ondervonden. Zo nodig besteedt de zorgverlener aandacht aan de voorgaande stappen.
M. van der Burgt, F. Verhulst
10. De stap Blijven doen
Samenvatting
Blijven doen vraagt aandacht in het leven van alledag, zeker wanneer de patiënt zelf de regie voert. Factoren die een rol spelen in deze stap zijn het patroon van wel of niet volhouden, feedback, voordelen van het gedrag, risicosituaties en terugval, gedrag inbouwen in het dagelijks leven en follow-up. Positieve feedback versterkt het gedrag. Feedback kan bestaan uit opmerken dat je iets weer kunt, complimenten of een ander soort beloning. Risicosituaties kunnen het oude gedrag uitlokken. De zorgverlener spoort samen met de patiënt risicosituaties op en bespreekt hoe hij die kan aanpakken (anticiperen). De zorgverlener besteedt aandacht aan probleemoplossende vaardigheden en begeleidt de patiënt bij het toepassen daarvan bij problemen die zich (kunnen) voordoen en bij terugval. Een follow-upafspraak kan Blijven doen versterken.
M. van der Burgt, F. Verhulst
11. Werken aan gezondheidsbevordering en preventie
Samenvatting
In de loop van de vorige en in deze eeuw ontstond er meer aandacht voor bevorderen van gezondheid en preventie van ziekte. Naast de indeling in primaire, secundaire en tertiaire preventie bestaat er een indeling naar doelgroep: universele preventie, selectieve preventie, geïndiceerde preventie en zorggebonden preventie. Programma’s voor gezondheidsbevordering en ziektepreventie worden vaak opgezet volgens de stappen van Intervention Mapping. Twee programma’s worden besproken aan de hand van deze methodiek: (1) Het programma SLIMMER, een bewegings- en voedingsinterventie voor preventie van diabetes type 2 voor mensen met een verhoogd risico en (2) het programma Functionele Training Ouderen, een bewegingsinterventie die functioneel trainen inzet om mobiliteit en zelfstandigheid bij ouderen te behouden of te herwinnen. Bijzonder hieraan is de deelname van studenten, docenten, therapeuten en ouderen binnen hetzelfde team en de vernieuwende aanpak op basis van co-creatie.
M. van der Burgt, F. Verhulst
Nawerk
Meer informatie
Titel
Doen en blijven doen
Auteurs
Drs. M. van der Burgt
F. Verhulst
Copyright
2018
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-2078-3
Print ISBN
978-90-368-2077-6
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2078-3