Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

9. Zintuigen

Auteurs : Anthony L. Mescher, prof.em.dr. E. Wisse, dr. C.P.H. Vreuls, prof.dr. J.-L. Hillebrands

Gepubliceerd in: Functionele histologie

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

  • Het CZS registreert veranderingen in de buitenwereld door middel van exteroceptieve receptoren. Waarnemingen in het lichaam worden geregistreerd via de proprioceptieve receptor en.
  • Registratie gebeurt op een vrij axonuiteinde, een gespecialiseerd zintuigepitheel of een neuron.

Tast en druk

  • De lichaampjes van Vater-Pacini liggen in de dermis en bestaan uit een bol van afgeplatte fibroblasten rond een dendriet, die snelle vibraties registreert.
  • De lichaampjes van Meissner liggen in de dermispapillen en bestaan uit een opstapeling van gemodificeerde Schwann-cellen die een centrale dendriet omhullen. Ze registreren langzame vibraties en bewegingen over de huid.
  • De cellen van Merkel liggen in de epidermis en zijn verantwoordelijk voor het fijne tastgevoel.
  • De lichaampjes van Ruffini komen voor in de huid en andere organen en registreren druk en spanning.
  • Spierspoelen en peeslichaampjes van Golgi zijn langgerekte lichaampjes met sensorische zenuwuiteinden in spieren, pezen en gewrichtskapsels. Zij spelen een rol in de lichaamshouding en de coordinatie van spieractiviteit.

Smaak

  • De smaakgewaarwording is gelegen in de smaakknoppen van de tongpapillen. Deze smaakknoppen zijn opgebouwd uit een aantal smaakcellen, die als partjes van een sinaasappel bijeen liggen. Kliertjes van von Ebner spoelen de cellen, zodat ze vrij zijn voor nieuwe smaakgewaarwordingen.

Reuk

  • Het reukepitheel is een deel van de mucosa in het dak van de neusholte, bestaande uit reukcellen (bipolaire neuronen) en steuncellen. De reukcellen dragen sensorische ciliën, die zich uitspreiden over het epitheel. Hier houden kliertjes het reukepitheel vochtig en verversen de vloeistof op het reukoppervlak.

Het oog

  • De oogwand heeft drie lagen:
    • de tunica fibrosa, aan de voorzijde continu verbonden met de cornea, aan de achterzijde de sclera;
    • de tunica vasculosa, bestaande uit de choroidea, het corpus ciliare en de iris;
    • de tunica interna, bestaande uit de retina.
  • De transparante cornea bevat vijf lagen: een meerlagig plaveiselepitheel, de membraan van Bowman, het stroma zonder bloedvaten, de membraan van Descemet en het endotheel.
  • Achter de cornea vindt men de voorste oogkamer en achtereenvolgens de iris, de achterste oogkamer, de lens en het corpus vitreum of glasachtig lichaam.
  • De oogkamers zijn gevuld met kamerwater. Dit kamerwater wordt uitgescheiden door het corpus ciliare en wordt na doorstroming door de kamers gedraineerd door de sclerale veneuze sinus of het kanaal van Schlemm.
  • Het stroma van de iris bevat melanocyten en gladde spiercellen en myo-epitheliale cellen die het sluiten en openen van de pupil verzorgen.
  • De biconvexe, elastische lens bestaat uit een strikte stapeling van epitheliale, kernloze, prismatische lensvezels, die door het kamerwater verzorgd worden. Het lenskapsel, een gespecialiseerde basaal membraan, sluit de lens af.
  • Het achterste deel van de retina is lichtgevoelig en bevat een tiental lagen, van buiten (de sclera) naar binnen (corpus vitreum):
    1
    pigmentepitheel;
     
    2
    laag met de staafjes en de kegeltjes;
     
    3
    membrana limitans externa;
     
    4
    buitenste korrellaag;
     
    5
    buitenste plexiforme laag;
     
    6
    binnenste korrellaag;
     
    7
    binnenste plexiforme laag;
     
    8
    ganglionaire laag;
     
    9
    laag met vezels van de n. opticus;
     
    10
    membrana limitans interna.
     
  • De cellen van het pigmentepitheel absorberen verstrooid licht, vormen mede de bloed-retinabarrière, regenereren verestering van vitamine A, fagocyteren stukjes van de afgestoten staafjes en ondersteunen de staafjes en de kegeltjes.
  • De staafjes zijn fotoreceptoren die de lichtintensiteit registreren via rodopsine en retinal in hun buitensegment. De kegeltjes registreren meer de kleuren en zijn minder in aantal.
  • De buitenste plexiforme laag bevat de axonen die afkomstig zijn van de fotoreceptorcellen en verbindt deze door met dendrieten van integrerende neuronen in de binnenste plexiforme laag. Deze integrerende neuronen verbinden weer door met de neuronen in de ganglionaire laag die verbonden zijn met de laag waarin vezels van de n. opticus aanwezig zijn.
  • De oogleden zijn een huidplooi die bekleed is met een gelaagd epitheel. Verschillende soorten kliertjes, met verschillende secretieproducten, monden in dit epitheel uit.
  • De traanklieren scheiden een vocht af dat de oogbol vochtig houdt. Het vocht wordt gedraineerd via de traanbuizen naar de neusholte.

Het gehoor- en evenwichtsorgaan

  • De oorschelp bestaat uit elastisch kraakbeen, bedekt door een dermis en epidermis.
  • De gehoorgang loopt door het os temporale naar het trommelvlies en bevat cerumenklieren. Deze klieren produceren oorsmeer (cerumen), dat smerende en antimicrobiële eigenschappen heeft.
  • In het middenoor verbinden de hamer, het aambeeld en de stijgbeugel het trommelvlies mechanisch met het ovale venster van het inwendige oor.
  • Het middenoor is via de buis van Eustachius verbonden met de nasofarynx.
  • Het inwendige oor bestaat uit een vliezig labyrint uitgespaard in het os temporale (het benige labyrint).
  • De eerste ruimte in het inwendige oor is het vestibulum, dat uitgeeft op de twee complexe structuren van de utriculus met de drie halvecirkelvormige kanalen en de sacculus en cochlea.
  • De utriculus en de sacculus hebben in hun macula sensorische haarcellen met synaptische verbindingen naar sensorische zenuwen.
  • Stijve stereociliën en een kinocilium staan op de apicale membraan van de haarcellen. Ze worden omgeven door de gelatineuze endolymfe waarop gemineraliseerde kristallen liggen, de statoconia.
  • Bewegingen van het hoofd zetten de gelatineuze endolymfe in beweging, waardoor de apicale ciliën van de receptorcellen gedeformeerd worden en een impuls opwekken.
  • De halvecirkelvormige kanalen zijn elk 90 graden ten opzichte van elkaar geplaatst, zodat in de terminale ampulla de drie cupula’s een 3D-beweging kunnen registreren via hun haarcellen.
  • Sensorische registratie in de utriculus, sacculus en halvecirkelvormige kanalen bepaalt na registratie en integratie de evenwichtsgewaarwording.
  • Geluidsgolven die aan het ovale venster worden doorgegeven, produceren drukgolven in de cochleaire perilymfe. Daarmee vervormen deze de membrana basilaris van het orgaan van Corti en geven zo de haarcellen de gelegenheid impulsen door te geven aan de hersenen voor een geluidsgewaarwording .
Metagegevens
Titel
Zintuigen
Auteurs
Anthony L. Mescher
prof.em.dr. E. Wisse
dr. C.P.H. Vreuls
prof.dr. J.-L. Hillebrands
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1090-6_9