Skip to main content
Top

2010 | Boek

Gedragsproblemen bij kinderen

Auteurs: Dr. J. Huisman, Dr. B.C.T. Flapper, Drs. L.J. Kalverdijk, Dr. M.P. L’Hoir, Dr. E.A.F. van Weel

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Aan gedragsproblemen bij kinderen en jeugdigen kunnen psychische, somatische, emotionele of relationele oorzaken ten grondslag liggen. Voor een arts die een kind met gedragsproblemen in de praktijk krijgt, is een overzicht van de meest voorkomende gedragsproblemen een uitkomst. Gedragsproblemen bij kinderen biedt dat overzicht. In dit boek komen uiteenlopende gedrags- en ontwikkelingsproblemen en verscheidende kinderpsychiatrische stoornissen aan bod. Elk onderdeel is geschreven door een auteur die de desbetreffende discipline vertegenwoordigt. Kinderartsen, kinderpsychiaters, een psychotherapeut en een kinderpsycholoog hebben hun medewerking aan dit boek verleend. Steeds worden van een gedragsprobleem de belangrijkste en meest recente gegevens over voorkomen, diagnostiek en behandeling aan de orde gesteld. Doordat van toegankelijkheid en toepasbaarheid voor de huisarts is uitgegaan, ligt de nadruk op anamnese en onderzoek. Met betrekking tot behandeling wordt vooral ingegaan op therapeutische opties die voor de huisarts relevant en toepasbaar zijn. Voor overige gevallen vindt de lezer indicaties voor verwijzing. Gedragsproblemen bij kinderen is het veertiende deel in de serie Praktische kindergeneeskunde. Deze serie vormt een praktisch naslagwerk voor huisartsen, algemene kinderartsen (in opleiding), jeugdgezondheidsartsen en alle overige medici die bij de uitoefening van hun vak met het brede terrein van de kindergeneeskunde in aanraking komen.

Inhoudsopgave

Voorwerk
1. Gedragsproblemen bij het jonge kind
Zusammenfassung
Jonge kinderen kunnen forse gedragsproblemen vertonen, bijvoorbeeld te druk, te teruggetrokken of agressief gedrag. Meestal zijn het problemen die min of meer bij de leeftijd passen (bijten, slaan, niet tot spel komen, ouders claimen). Of klachten die specifiek zijn voor baby’s en peuters: veelvuldig huilen, slaapproblemen, ontlastingsproblemen en voedingsproblemen. Jonge kinderen vertonen soms heftige gedragsvariaties, die varianten zijn van normaal gedrag (bijvoorbeeld hoofdbonken, driftbuien). Maar het kunnen evenzeer vroege uitingen zijn van ADHD (attention-deficit hyperactivity disorder), autisme, een ontwikkelingsachterstand of somatische aandoeningen. Problemen op jonge leeftijd zijn diffuser en minder stabiel over de tijd. Al met al zijn gedragsproblemen bij jonge kinderen moeilijk te objectiveren en te plaatsen.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
2. Gedragsproblemen bij adolescenten
Zusammenfassung
Onder adolescenten worden meestal jongeren verstaan vanaf de leeftijd van circa 12 jaar. De adolescentie begint met de puberteit, het lichamelijke rijpingsproces onder invloed van hormonale veranderingen. Adolescenten kunnen een bont scala aan problemen vertonen. Het is daarbij van belang er rekening mee te houden dat veel psychiatrische beelden van volwassenen in de late puberteit beginnen. Voorbeelden hiervan zijn de stemmingsstoornissen, schizofrenie en verslavingen. Maar dikwijls hebben de eerste uitingen van deze stoornissen een specifieke ‘kleur’. Bij adolescenten kan een depressie zich bijvoorbeeld vooral door opstandig gedrag uiten en, in tegenstelling tot bij het volwassen beeld, is er meer sprake van hypersomnie dan van in- en doorslaapstoornissen. Bij adolescenten is weliswaar de grove hersenontwikkeling volledig voltooid, maar er vindt wel degelijk nog ontwikkeling plaats in de vorm van ‘fijnafstemming’ van de neuronale connecties. Met name het frontale systeem, dat betrokken is bij planning en integratie van gedrag, vertoont nog veel ontwikkeling tot zelfs na de leeftijd van 20 jaar. Veel van het in de ogen van volwassenen gebrekkig afgestemde gedrag – slordigheid, zelfoverschatting, onvoldoende rekening houden met anderen – is dan ook hierdoor te begrijpen. Zeker als aan de andere zijde van de balans de invloed van ouders en leerkrachten afneemt. Een derde pool is de grote invloed van de rijping van de seksuele functies. De hormonen die daarbij vrijkomen hebben een forse invloed op agressie (testosteron bij jongens) en op sociaal cohesief gedrag (oestrogenen bij meisjes). Voor deze leeftijdgroep is ten slotte de invloed van het groepsgedrag van leeftijdgenoten (peer group) zeer groot. Adolescenten zijn immers bezig zich los te maken van het gezin van oorsprong. Het behoren bij de groep is zeer belangrijk, en bij het wegvallen van oude regels worden de regels van de groep invloedrijk. In de groep moeten ook de toekomstige partner en vriendschappen gevonden worden. De activiteiten van de peer group zijn maatgevend voor het individu. Allerlei hinderlijke of zorgwekkende gedragingen horen daar dus ook bij.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
3. Gedrags- en emotionele problemen bij kinderen met een chronische ziekte
Zusammenfassung
Gezondheidsproblemen hebben een aanzienlijke invloed op kinderen en gezinnen. Door de medische vooruitgang is de levensverwachting van kinderen met ziekten die vroeger een aanzienlijke verkorting van de levensduur gaven (zoals veel vormen van kanker, cystic fibrose), of omstandigheden die vroeger niet met het leven verenigbaar waren (zoals extreme prematuriteit of extreem laag geboortegewicht), langer.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
4. Slecht eten
Zusammenfassung
Voedingsproblemen bij kinderen zijn in te delen in problemen met voeding van jongs af, passend bij ontwikkelingsfasen, als symptoom van een later verworven ziekte, of als uiting van een psychische of gedragsstoornis.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
5. Slecht slapen
Zusammenfassung
Slaap is een normale, periodiek optredende toestand van rust, die gepaard gaat met een verlaging van het bewustzijn, waarbij het lichaam en de geest tot rust komen.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
6. Bedplassen
Zusammenfassung
Enuresis is een vorm van incontinentie. Incontinentie is het ongecontroleerd verlies van (in dit geval) urine op een leeftijd dat er normaal controle over bestaat. Urine-incontinentie wordt verdeeld in continu of intermitterend urineverlies. Enuresis is het intermitterend of niet-continu controleverlies en betreft urineverlies tijdens de slaaptoestand op een leeftijd van minimaal 5 jaar. Termen als enuresis nocturna (’s nachts) en diurna zijn volgens de huidige definities strikt genomen achterhaald. Een kind met primaire enuresis is nooit zindelijk geworden; een kind met secundaire enuresis is weer in bed gaan plassen na een periode van zindelijkheid. Dit onderscheid heeft tegenwoordig geen consequenties voor de initiële behandeling, maar kan van invloed zijn op de keuze voor aanvullende psychologische begeleiding. Het onderscheid tussen continu en intermitterend en tussen enuresis met en zonder bijkomende klachten is relevant. Belangrijke bijkomende klachten zijn verlies tijdens waken, fecale incontinentie, urineweginfecties, of een patroon van urineverlies bij abnormale ontlediging (zie Anamnese). Dit zijn redenen voor specialistisch onderzoek. Bij de monosymptomatische enuresis zijn er geen bijkomende klachten en dit kan in eerste instantie door de huisarts worden herkend en behandeld.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
7. Fecale incontinentie
Zusammenfassung
Fecale incontinentie is het onvrijwillig verliezen van ontlasting. Broekpoepen en het verliezen van ontlasting in de onderbroek door kinderen, op een leeftijd waarop dit normaal gesproken niet meer het geval is, heette vroeger encopresis. Omdat het een vorm van incontinentie voor ontlasting is, spreekt men tegenwoordig liever van ‘fecale incontinentie’. Uit onderzoek blijkt dat meer dan 90% van de kinderen voor het 4e levensjaar zindelijk is. De meeste kinderen worden tussen hun 2e en 3e verjaardag zindelijk voor ontlasting. Ze kunnen dan, na ontstaan van aandrang, gedurende een beperkte tijd de ontlasting ophouden en deze vervolgens op de juiste plaats produceren. Men spreekt van fecale incontinentie wanneer een kind van 4 jaar of ouder, nog steeds (primaire vorm) of opnieuw (secundaire vorm) onzindelijk is voor ontlasting, zonder dat het kan worden toegeschreven aan een somatische aandoening of bijwerking van medicatie. Omdat ieder kind de controle over de ontlasting in zijn eigen tempo bereikt, wordt fecale incontinentie pas als een medisch probleem gezien als het kind ouder dan 4 jaar is. Dat is niet terecht als er achter fecale incontinentie wel een medisch probleem (obstipatie) verborgen gaat, zoals meestal het geval is bij fecale incontinentie. Bij obstipatie is er een grote hoeveelheid harde ontlasting in de einddarm. Dunne ontlasting lekt langs de harde prop en kan door de sfincter niet worden opgehouden. Dit geeft vegen in de broek en een stoelgang die met te veel moeite en pijn gepaard gaat; dit zijn dan ook aanwijzingen voor obstipatie.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
8. Slecht luisteren
Zusammenfassung
Iedere ouder zal kunnen beamen dat kinderen niet altijd luisteren. Ook zullen zij de ervaring hebben dat het geduld en soms veel moeite kost om hen te leren luisteren. Gehoorzaamheid en aanpassing aan regels en grenzen zijn immers geen gegevenheid, maar moeten door kinderen worden geleerd. Gedurende de gehele opvoeding speelt dit een belangrijke rol, om te beginnen in de peutertijd. De peutertijd is een belangrijke fase in de autonomieontwikkeling van een kind. Peuters willen alles zelf doen en botsen daardoor met eisen, regels en grenzen van de omgeving. Zij doen hierbij een nieuwe ervaring op, namelijk dat hun ouders dingen anders willen dan zijzelf. Dat dit aanleiding kan geven tot verwarring, verzet en woedeuitbarstingen van de kant van het kind is niet vreemd. Dwars gedrag, drift- of woede-uitbarstingen en conflicten tussen kind en opvoeders vormen dan ook een normaal aspect van deze leeftijdsfase. In de relatie tussen ouder en kind kan dit echter uitgroeien tot een machtsstrijd. Het vraagt van ouders tact en geduld om op een zodanige manier met hun kind om te gaan dat voldoende leiding, maar ook ruimte wordt gegeven aan de toenemende autonomiebehoefte van een kind. Door de confrontatie met regels en grenzen leert een kind wat goed is en wat niet. Tot in de kleutertijd past het kind zich aan vanuit de behoefte om lief gevonden te worden en straf te voorkomen. Pas in de loop van de kleutertijd ontwikkelt zich een interne standaard en deze gewetensontwikkeling is aan het einde van deze leeftijdsfase zover gevorderd dat sprake is van schuldgevoel.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
9. Slecht leren
Zusammenfassung
De huisarts kan geconfronteerd worden met zorgen van ouders over het functioneren van hun kind op school. Wanneer de zorgen betrekking hebben op de leerprestaties, dan kan dit duiden op een waaier van mogelijke problemen. ‘Slecht leren’ staat niet voor een bepaalde diagnose of een nauw omschreven probleem. Onderscheid moet worden gemaakt tussen leerproblemen, leerstoornissen en cognitieve beperking of beperking in leervermogens. Van leerproblemen is sprake wanneer een kind over de hele linie of op bepaalde onderdelen van het leren moeilijkheden ondervindt. Soms gaat het om problemen van voorbijgaande aard, vaak leiden leerproblemen tot achterstand in het leerproces.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
10. Onbegrepen lichamelijke klachten
Zusammenfassung
Bij lichamelijke klachten dient onderscheid te worden gemaakt tussen klachten met en zonder (duidelijk) medisch onderliggend lijden. Stress en (bewuste en onbewuste) zorgen kunnen de bron zijn van tal van lichamelijke klachten in bijna alle orgaansystemen (zoals hoofd-, buik-, spier- en rugpijn en pijn op de borst). Veel kinderen uiten emotionele problemen via lichamelijke klachten en melden zich met bijvoorbeeld buik- of hoofdpijn bij de huisarts. Op het spectrum van ernst daarvan liggen de milde algemene pijntjes en klachten die bij kinderen veel voorkomen op het ene uiterste. Het gaat dan om normale somatisatie-reacties op psychologisch ongenoegen. Met name hoofdpijn en recidiverende buikpijn worden regelmatig door schoolgaande kinderen en adolescenten gemeld. Deze klachten zijn meestal voorbijgaand en interfereren niet met het dagelijkse functioneren. De andere uiterste, ernstige kant van dit spectrum van lichamelijke symptomen wordt gevormd door de somatoforme stoornissen (zie kader 10.1).
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
11. Het mishandelde kind
Zusammenfassung
In de afgelopen decennia is steeds duidelijker geworden dat kindermishandeling veel meer voorkomt dan lange tijd voor mogelijk werd gehouden. In 1989 werd in het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties onder meer vastgelegd dat kinderen moeten worden beschermd tegen alle vormen van kindermishandeling en dat de overheid gehouden is hiertoe passende maatregelen te treffen. Zoals vrijwel ieder land heeft ook Nederland dit verdrag ondertekend, maar geconstateerd moet worden dat kindermishandeling ook in ons land nog steeds een groot probleem vormt. Hoopvol is dat de aandacht voor kindermishandeling in de samenleving is toegenomen en dat de kennis inzake signalering, diagnostiek en aanpak groeit.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
12. Het drukke kind
Zusammenfassung
Druk gedrag komt veel voor bij kinderen en kan heel goed passen bij ontwikkelingsfasen waarin het ontdekken van (motorische) vaardigheden stormachtig verloopt (peuters). Bij kinderen met problematisch druk gedrag over langere tijd moet gedacht worden aan ADHD (attention-deficit hyperactivity disorder; aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en impulsiviteit). Kinderen met ADHD zijn van jongs af moeilijker te sturen in hun onoplettende, impulsieve en beweeglijke gedrag. Correcties hebben maar kort effect en dit is voor ouders een frustrerende ervaring. Dat kan hen ertoe brengen om steeds meer en strenger op te treden, ofwel inconsequenter te worden. De wijze waarop ouders dit gedrag beleven, verschilt sterk: sommigen beleven het gedrag als opzettelijk of ongehoorzaam, andere ouders zien beter de onmacht van hun kind en bieden intuïtief al meer structuur. In het eerste geval kan het tot forse spanningen leiden in het gezin, in het tweede geval kan de diagnostiek versluierd worden doordat de ouders de problemen met veel externe structuur in balans houden, terwijl er toch sprake is van een fors probleem bij het kind.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
13. Het agressieve kind
Zusammenfassung
Agressief gedrag bij kinderen en adolescenten is dikwijls een erg verontrustend verschijnsel vanwege de grote, ontregelende effecten op gezin en school, door de schade aan anderen, en soms door de onvoorspelbaarheid ervan. Agressie kan zich uiten op alle leeftijden en heeft veel verschillende verschijningsvormen: men denke aan slaan, bijten, schelden en vernielen, maar ook aan roddelen, pesten of brandstichten. Agressie kan bij een individuele jongere optreden, maar een beruchte vorm is agressie in groepen. Ogenschijnlijk probleemloze jongeren kunnen hierin, soms mede onder invloed van alcohol of drugs, worden meegesleept. Bij agressie worden grofweg twee typen onderscheiden: vijandige en instrumentele agressie. Instrumentele agressie is meestal doelgericht en daarom meer overwogen en minder emotioneel. Vijandige agressie gaat samen met verhoogde emotionele lading bij de dader (woede, maar ook angst of depressie) en is vaker impulsief en in reactie op situaties.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
14. Depressie
Zusammenfassung
Als een kind of adolescent vaak somber kijkt, zegt zich ‘altijd’ boos, rot of ‘depri’ te voelen, ‘het niet te zien zitten’ of steeds maar moet huilen, kunnen we te maken hebben met een depressie. De term depressie kan gebruikt worden om zeer verschillende dingen over het welzijn van een kind of adolescent uit te drukken. Hij kan gebruikt worden voor één enkel symptoom, als syndroom, of als stoornis (categorie stemmingsstoornissen).
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
15. Angst
Zusammenfassung
Angst is een globale term voor een onprettig gevoel met lichamelijke spanning, verhoogde oplettendheid en cognities van dreiging en vermijding. Angst is een algemeen gevoel van dreiging of onveiligheid (Engels: anxiety) en heeft geen bepaalde inhoud. Dit in tegenstelling tot vrees (Engels: fear), een reactie op reële dreiging. Het Nederlandse woord angst is afkomstig van ‘anxius’ (Kerklatijn) en ‘angor’ (Latijn): bezorgd, verontrust, ongemakkelijk of voorzichtig. Bij bezorgdheid of bange voorgevoelens gaat het om angst voor mogelijk toekomstige gebeurtenissen. Het woord ‘bang’ (Van Dale: benauwd, bevreesd, zich bezorgd makend) heeft zowel de betekenis van ‘fear’ als van ‘anxiety’ gekregen. Het onderscheiden van de begrippen ‘angst’ en ‘vrees’ helpt bij het begrip en de herkenning van de angststoornissen. In onze (spreek)taal worden deze termen vaak door elkaar gebruikt.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
16. Het kind met contactproblemen
Zusammenfassung
Onder contactstoornissen kunnen allerlei problemen worden verstaan die het sociale contact van kinderen belemmeren: de neiging om te veel of te weinig contact aan te gaan, ofwel op storende wijze contact te leggen (bijvoorbeeld impulsief zoals bij ADHD, of op een ‘negatieve’ manier zoals bij de oppositionele gedragsstoornis). In de kinder- en jeugdpsychiatrie worden met de contactstoornissen echter die stoornissen bedoeld waarbij de kwaliteit van sociaal contact afwijkt. Er wordt dan gesproken van pervasieve ontwikkelingsstoornissen (ook wel aangeduid als autismespectrumstoornissen).
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
17. Tics
Zusammenfassung
Tics komen veel voor bij kinderen, vooral op de basisschoolleeftijd. Vaak vallen tics nauwelijks op en interfereren ze niet met het normale leven. Tics verdwijnen veelal spontaan binnen een jaar (passagère ticstoonis). Maar er zijn ernstiger vormen: de chronische tics (chronische ticstoornis), waarvan we spreken als er gedurende meer dan een jaar tics zijn. Voor nog een derde ticstoornis, het syndroom van Gilles de la Tourette, zijn zowel motorische als vocale tics vereist, gedurende meer dan een jaar.
J. Huisman, B.C.T. Flapper, L.J. Kalverdijk, M.P. L’Hoir, E.A.F. van Weel
Nawerk
Meer informatie
Titel
Gedragsproblemen bij kinderen
Auteurs
Dr. J. Huisman
Dr. B.C.T. Flapper
Drs. L.J. Kalverdijk
Dr. M.P. L’Hoir
Dr. E.A.F. van Weel
Copyright
2010
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-8657-4
Print ISBN
978-90-313-8656-7
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-8657-4