Skip to main content
Top

2010 | Boek

Het Neurologie Formularium

een praktische leidraad

Redacteuren: Prof. Dr. P. J. E. Bindels, Prof. Dr. M. Vermeulen

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Het Neurologie Formularium beschrijft belangrijke klachten of symptomen in de neurologie en geeft diagnosen die daarbij moeten worden overwogen (1e deel van boek). Met dit deel kan de niet-neuroloog, neurologische diagnosen stellen en kunnen patiënten, indien nodig, met goede vragen naar een neuroloog worden verwezen. Vervolgens wordt er dieper op de beschreven onderwerpen/ziekten ingegaan en wat de differentiaaldiagnostische overwegingen zijn en wat de therapie is (2e deel van boek). De lezer heeft zich dan snel georiënteerd in neurologische ziekten. Een belangrijke oorzaak van het niet-verbeteren op een ingestelde behandeling is dat de diagnose niet juist is. Daarom is er veel aandacht besteed aan de diagnose. Bij de beschrijvingen is ernaar gestreefd zeer praktijkgericht te zijn. Pathosfysiologische beschouwingen zijn dan ook vermeden.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Klachten en symptomen

Voorwerk
1. Geheugenstoornissen
Zusammenfassung
Over het geheugen wordt veel geklaagd. Bij mensen onder de 65 jaar berusten deze klachten zelden op een hersenziekte. Veelal gaat het om mensen die een te hoge werkdruk ervaren of de angst hebben dement te worden, bijvoorbeeld omdat dementie in hun familie voorkomt. Veelvoorkomende kenmerken bij deze mensen zijn:
  • Zij komen alleen, precies volgens afspraak op het spreekuur dat zij moeiteloos hebben kunnen vinden en maken een verzorgde indruk.
  • Zij geven een gedetailleerd verslag van hun probleem met het geheugen.
  • Op het werk hebben collega’s niets bijzonders opgemerkt, familieleden ook niet.
  • Zij hebben vaak last van slapeloosheid, hoofdpijn, ze gebruiken overmatig analgetica of drinken te veel alcohol.
  • Zij hebben geen voorgeschiedenis met neurologische ziekten en geen risicofactoren voor hart- en vaatziekten.
M. Vermeulen
2. Gedragsstoornissen
Zusammenfassung
Patiënten klagen bijna nooit zelf over veranderingen in hun gedrag. In een grote meerderheid van de gevallen betreft het een klacht van anderen óver de patiënt, die ontremd, agressief, negativistisch, apathisch of prikkelbaar is. Voor de differentiaaldiagnose is het van belang om bij de heteroanamnese na te gaan of de gedragsstoornissen acuut of subacuut (respectievelijk in één dag of binnen een week) zijn ontstaan, of zich juist geleidelijker over een periode van weken of maanden hebben ontwikkeld. Bij het onderzoek van de patiënt dient achtereenvolgens gelet te worden op: 1) de aandacht, 2) cognitieve functies, 3) waarneming en realiteitsbesef, en ten slotte op 4) het psychomotore tempo en de stemming (zie figuur 2.1). Een stoornis in de aandacht kan tijdens de anamnese of het onderzoek worden vastgesteld als de patiënt de aandacht niet kan richten of niet gericht kan houden op de onderzoeker. Ook kan men de patiënt een relatief eenvoudige taak die enige concentratie vereist laten uitvoeren, bijvoorbeeld het in omgekeerde volgorde opnoemen van de dagen van de week. Binnen enkele minuten kan men vervolgens een indruk krijgen omtrent de oriëntatie, het geheugen, taalbegrip, spontane taalgebruik, nazeggen, benoemen, en de visuoconstructie en praxis. In combinatie met informatie over het al of niet bestaan van hallucinaties, wanen, manie, depressie of duidelijke vertraging van het psychomotore tempo, kan men de volgende hiërarchie aanbrengen in de differentiaaldiagnose van gedragsstoornissen.
W. A. van Gool
3. Slaapstoornissen
Zusammenfassung
Er zijn grote verschillen in slaapbehoefte, variërend van zo’n vijf tot negen uur per etmaal.
G. J. Lammers
4. Duizeligheid
Zusammenfassung
De meest voorkomende oorzaken van duizeligheid zijn volgens gegevens van een tweedelijns duizeligheidscentrum in Nederland in aflopende frequentie:
  • hyperventilatie;
  • benigne paroxismale positieduizeligheid (BPPD)
  • ziekte van Ménière;
  • neuritis vestibularis;
  • orthostatische hypotensie;
  • migraine;
  • psychogeen/angststoornis;
  • vasculair;
  • medicamenteus en intoxicaties.
C. C. Tijssen
5. Voorbijgaande neurologische uitval
Zusammenfassung
Een TIA (transient ischemic attack) is de belangrijkste en bekendste oorzaak van voorbijgaande neurologische uitvalsverschijnselen. Een TIA wordt gedefinieerd als voorbijgaande focale neurologische uitval (< 24 uur), passend bij een doorbloedingsstoornis in een van de stroomgebieden in de hersenen. Bij een TIA treedt er een facialis- en armparese op, of een arm- en beenparese, of een parese van alle drie. Indien er alleen een parese is van een van de drie, wordt de diagnose TIA heroverwogen. De TIA wordt in hoofdstuk 6 besproken. Andere veelvoorkomende oorzaken van voorbijgaande neurologische uitval zijn:
  • epileptisch insult;
  • hypoglykemie;
  • migraineaanval;
  • verlamming door compressie van een perifere zenuw;
  • paralyse van Bell;
  • myasthenia gravis;
  • neuritis optica;
  • transient global amnesia;
  • paniekstoornis;
  • conversie
P. J. Nederkoorn
6. Beroerte
Zusammenfassung
De belangrijkste vragen bij verdenking van een beroerte zijn:
1
Is de neurologische uitval van het ene op het andere moment ontstaan?
 
2
Is de uitval beperkt tot gelaat of arm of been?
 
P. J. Nederkoorn
7. Wegrakingen
Zusammenfassung
Een wegraking is een kortdurende (hooguit enkele minuten), spontaan overgaande kennelijke bewusteloosheid. De bewusteloosheid leidt tot abnormale motoriek (vallen), verlies van normale reacties op prikkels en later amnesie. Figuur 7.1. toont enkele verwante begrippen, en figuur 7.2. laat zien dat niet-traumatische wegrakingen kunnen worden onderverdeeld in syncope, epilepsie, functionele wegraking en zeldzame vormen. Deze indeling wordt internationaal gebruikt, en bundelt aandoeningen die op elkaar lijken; ‘wegraking’ is daarin hetzelfde als ‘Transient Loss of Consciousness’ (TLOC).
J. G. van Dijk
8. Coma
Zusammenfassung
Coma wordt gedefinieerd als een bewustzijnsdaling waarbij een patiënt geen opdrachten uitvoert en op pijnprikkels de ogen niet opent en geen woorden uit. Op de Glasgow Coma Schaal (GCS) (tabel 8.1), waarmee de mate van bewustzijnsdaling wordt vastgelegd, scoort een comateuze patiënt dus maximaal E1M5V2. Een diepere bewustzijnsdaling uit zich vooral in een verdere afname van de M-score.
A. Hijdra
9. Hersendood
Zusammenfassung
De hersenen en de hersenstam zijn tezamen een voorwaarde voor het bewustzijn en voor de coördinatie van verschillende lichaamsfuncties. Beide worden essentieel geacht voor menselijk leven. Volledig en onherstelbaar verlies van alle functies van de hersenen en hersenstam wordt dan ook gelijkgesteld aan de dood van een persoon. Bij patiënten met dergelijk ernstig hersenletsel kan met kunstmatige beademing de gaswisseling in stand worden gehouden, en daarmee ook de circulatie, die min of meer onafhankelijk is van hersenen en hersenstam. Dan is niet het traditionele cardiopulmonale criterium voor overlijden (het ontbreken van ademhaling en circulatie) van toepassing, en spreekt men van hersendood. Meestal gaat het om patiënten met traumatisch hersenletsel of met grote intracraniële bloedingen, maar er zijn ook andere, minder vaak voorkomende hersenaandoeningen mogelijk.
A. Hijdra
10. Trauma capitis
Zusammenfassung
Trauma capitis kan op verschillende manieren worden ingedeeld. Meestal wordt de ernst weergegeven met behulp van de Glasgow Coma Schaal (GCS) (zie hoofdstuk 8 Coma). Hoe hoger de score des te beter is de uitkomst. De kans op een intracraniële complicatie (bijv. epidurale bloeding) en de ernst van de gevolgen van het trauma voor de hersenen bepalen het te voeren beleid in de acute fase. Dit is hierna weergegeven.
G. W. van Dijk
11. Koorts en neurologische uitval
Zusammenfassung
Overweeg bij koorts en neurologische uitval de volgende mogelijkheden:
  • hoofdpijn bij koortsende ziekte;
  • virale meningitis;
  • bacteriële meningitis;
  • subarachnoïdale bloeding.
D. van de Beek
12. Stoornissen van de ogen en van het zien
Zusammenfassung
Altijd eerst laten beoordelen door een oogarts. Pas na uitsluiting van oogafwijkingen mag men een stoornis van de optische banen overwegen.
L. de Vries
13. Loopstoornissen
Zusammenfassung
Loopstoornissen kennen een acuut of een subacuut begin, of zijn chronisch.
P. A. van Doorn, I. N. van Schaik, R. M. A. de Bie, J. Visser, B. P. C. van de Warrenburg, M. Vermeulen
14. Tremor
Zusammenfassung
Tremor is een oscillerende beweging van een lichaamsdeel met daarbij gedurende bepaalde tijd een constante frequentie en amplitude. Tremor is de meest voorkomende bewegingsstoornis.
R. M. A. de Bie
15. Hoofdpijn
Zusammenfassung
De anamnese is het belangrijkste diagnostische instrument bij de analyse van hoofdpijn. Het gebruik van dit instrument wordt vergemakkelijkt wanneer de indeling conform de ‘International Classification of Headache Disorders’ wordt gevolgd. Deze classificatie maakt onderscheid tussen primaire en secundaire hoofdpijn.
P. A. T. Carbaat
16. Pijn in rug en been
Zusammenfassung
Bij rugpijn met of zonder uitstraling is het van belang eerst ernstige onderliggende pathologie uit te sluiten. De kans hierop is vooral aanwezig bij patiënten jonger dan 20 jaar en ouder dan 55 jaar.
P. C. A. J. Vroomen
17. Pijn in nek en armen
Zusammenfassung
Mogelijke symptomen:
  • pijn;
  • tintelingen;
  • doofheid;
  • bewegingsbeperking;
  • vegetatieve stoornissen.
N. van Alfen
18. Spierpijn en kramp
Zusammenfassung
Het is altijd de vraag of het ‘echte’ spierpijn betreft. Zo wordt stijfheid van spieren nogal eens aangeduid als spierpijn. Het onderscheid tussen spierpijn en kramp blijkt voor de patiënt ook vaak lastig te zijn. Bij echte kramp is er op dat moment vaak een afwijkende stand van een gewricht en soms is er een duidelijke relatie met inspanning. Als er pijn in de spier is zonder kramp of een afwijkende stand van een gewricht gaat het om echte spierpijn.
P. A. van Doorn

Neurologische ziekten

Voorwerk
19. Geheugenstoornissen
Zusammenfassung
De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende oorzaak van dementie boven het 65e jaar. Op de leeftijd van 80 jaar heeft 20% van de bevolking de ziekte van Alzheimer. Allerlei afwijkingen in de hersenen zijn bij deze ziekte vastgesteld: amyloïd neerslagen, tekenen van inflammatie, oxidatieve stress, hyperfosforylatie van tau-eiwitten, tekorten aan neurotransmitters. Wat primair en wat secundair daaraan is, is nog steeds niet bekend.
M. Vermeulen
20. Gedragsstoornissen
Zusammenfassung
De klinische verschijnselen bij patiënten met een geïsoleerde corticale functiestoornis zoals een afasie of een visuospatiële stoornis – dat is een stoornis in de ruimtelijke oriëntatie – kunnen soms jarenlang stabiel blijven zonder bijkomende neuropsychiatrische verschijnselen en zonder progressie naar een meer globale dementie. Dergelijke patiënten lijden aan een van de zeldzame syndromen die veroorzaakt worden door focale varianten van neurodegeneratieve ziekten, met een relatief langzaam beloop.
W. A. van Gool
21. Slaapstoornissen
Zusammenfassung
Insomnie wordt gedefinieerd als een ervaren probleem met inslapen, of doorslapen, of een als niet restauratief ervaren nachtslaap die gepaard gaat met klachten over het functioneren overdag, zoals moeheid, slaperigheid, prikkelbaarheid, verminderde concentratie en afgenomen prestaties. Insomnie is, zoals uit de definitie blijkt, een diagnose die op grond van subjectieve ervaringen wordt gesteld. Het is een zeer veelvoorkomende aandoening. De prevalentie op enig moment wordt geschat op ongeveer 30% van de volwassen bevolking, zij het dat minder dan 6% daadwerkelijk medische steun voor deze klacht zoekt. De prevalentie neemt toe met de leeftijd en vrouwen zijn veel vaker aangedaan dan mannen. Belangrijk is dat patiënten met insomnie, al zijn er klachten van slaperigheid overdag, eigenlijk nooit overdag ongewild in slaap vallen.
G. J. Lammers
22. Neurovestibulaire stoornissen
Zusammenfassung
Bij neurovestibulaire stoornissen is de klacht draaiduizeligheid. De patiënt ervaart een bewegingssensatie, hetzij van zichzelf, hetzij van de omgeving. De onderliggende aandoeningen worden hier in het kort besproken in afnemende frequentie van voorkomen.
C. C. Tijssen
23. Beroerte
Zusammenfassung
Bij een TIA (‘transient ischemic attack’) is er voorbijgaande focale neurologische uitval veroorzaakt door een tijdelijke doorbloedingsstoornis in de hersenen of in de retina (amaurosis fugax). Bij een herseninfarct zijn de uitvalsverschijnselen hetzelfde, maar blijvend. Ook hier gaat het om een doorbloedingsstoornis. Deze kan veroorzaakt worden door een embolie van buiten de hersenen (bijvoorbeeld uit de arteria carotis, aorta of uit het hart), of er is een lokale intracerebrale atherosclerotische vernauwing of trombus in een bloedvat.
P. J. Nederkoorn
24. Syncope
Zusammenfassung
Alle wegrakingen hebben aanvallen van bewusteloosheid gemeen. Het onderscheid tussen de diverse oorzaken maakt men dan ook op grond van bijkomende waarnemingen. Zo kunnen misselijkheid, zweten en bleekheid tevoren wijzen op reflexsyncope, en pijn op de borst en hartkloppingen op een cardiale syncope. Als dergelijke aanwijzingen ontbreken, is vaak op grond van de symptomen (zie verder) wel te stellen dat er zeer waarschijnlijk sprake is van syncope, maar is de oorzaak onduidelijk: syncope e.c.i.
J. G. van Dijk
25. Epilepsie
Zusammenfassung
De jaarlijkse incidentie van epilepsie wordt geschat op 50 per 100.000 inwoners en is relatief hoger bij kinderen en bij ouderen.
C. A. van Donselaar
26. Trauma capitis
Zusammenfassung
Na drie maanden heeft bijna de helft van de patiënten met licht schedelhersenletsel nog klachten. Deze klachten zijn divers en weinig specifiek en bestaan uit hoofdpijn, duizeligheid, vermoeibaarheid, geïrriteerdheid, angst, slapeloosheid, overgevoeligheid voor licht en geluid, concentratiestoornissen en geheugenproblemen. In de eerste weken na het trauma kunnen deze klachten een organisch-cerebrale oorsprong hebben. Factoren die een rol spelen in het persisteren van deze klachten zijn: leeftijd, pretraumatische psychosociale problemen en eventuele letselschadeclaims.
G. W. van Dijk
27. Neuro-infecties
Zusammenfassung
Bij bacteriële meningitis zijn de hersenvliezen (meningen) en de subarachnoïdale ruimte ontstoken. Door de nauwe anatomische relatie zijn ook vaak de hersenen ontstoken (encefalitis). Bacteriële meningitis is een neurologisch spoedgeval. De incidentie van bacteriële meningitis in Nederland is ongeveer 5 : 100.000 per jaar. De meest voorkomende verwekkers zijn Streptococcus pneumoniae (pneumokok) en Neisseria meningitidis (meningokok).
D. van de Beek
28. Neurophthalmologie
Zusammenfassung
Neuritis optica komt vooral voor bij jonge mensen (< 40-50 jaar), meer bij vrouwen (75%). Ruim de helft van de patiënten heeft of krijgt later MS, bij de andere helft komt de aandoening geïsoleerd voor. Meestal treedt na weken tot maanden spontaan een aanzienlijke verbetering op. De visus kan, gemeten met de letterkaart, weer vrijwel normaal worden, maar veel patiënten houden toch moeite met het onderscheiden van kleuren en grijstinten en problemen met het zien in het donker.
L. de Vries
29. Neuro-oncologie
Zusammenfassung
Tumoren van het zenuwstelsel zijn in te delen in tumoren van het centrale zenuwstelsel (hersentumoren, ruggenmergtumoren) en perifere zenuwstelsel (perifere zenuwtumoren).
J. C. Reijneveld
30. Bewegingsstoornissen
Zusammenfassung
De ziekte van Parkinson is na de ziekte van Alzheimer de meest voorkomende neurodegeneratieve ziekte. De gemiddelde beginleeftijd is rond het zestigste levensjaar en de incidentie neemt toe met de leeftijd. Bij 4% van de patiënten beginnen de klachten voor het veertigste levensjaar. De motorische symptomen worden veroorzaakt door een tekort aan dopamine als gevolg van degeneratie van de substantia nigra. Naast symptomen van de motoriek kunnen patiënten last krijgen van speekselvloed, obstipatie, orthostatische hypotensie, slaapstoornissen, cognitieve stoornissen en psychiatrische symptomen. De combinatie van symptomen en de progressie van de ziekte is heterogeen; zo kunnen patiënten in enkele jaren rolstoelgebonden zijn, maar ook na meer dan 25 jaar nauwelijks symptomen hebben.
R. M. A. de Bie
31. Ataxieën
Zusammenfassung
De ataxieën kunnen worden ingedeeld in (zie tabel 31.1a en b):
B. P. C. van de Warrenburg
32. Multipele sclerose
Zusammenfassung
Multipele sclerose is een chronische demyeliniserende ziekte van het centrale zenuwstelsel. De prevalentie is ongeveer 1 : 1000. MS komt twee keer zo vaak bij vrouwen voor als bij mannen. De ziekte kan zeer wisselend tot uiting komen en kan per patiënt verschillen. Het beloop is niet tot moeilijk te voorspellen. De ziekte begint meestal tussen de 20 en de 40 jaar, maar kan ook bij kinderen voorkomen. De oorzaak van MS is niet bekend, gedacht wordt aan een genetische predispositie in combinatie met bepaalde omgevingsfactoren.
D. J. Heersema
33. Voorhoornziekten
Zusammenfassung
Voorhoornziekten vormen een heterogene groep aandoeningen van de motorische voorhoorncellen in het ruggenmerg. Hierbij kunnen ook de motorische kernen in de hersenstam zijn aangedaan. Dit leidt tot spierzwakte met atrofie, fasciculaties (‘spiertrekkinkjes’) en krampen.
J. Visser
34. Perifere zenuwaandoeningen
Zusammenfassung
Perifere zenuwaandoeningen kunnen worden onderverdeeld in:
  • polyneuropathie;
  • multipele mononeuropathie;
  • mononeuropathie;
  • dunnevezelneuropathie.
I. N. van Schaik
35. Ziekten van de zenuw-spierovergang
Zusammenfassung
Bij de prikkeloverdracht van de zenuw naar de spier komt acetylcholine presynaptisch vrij uit het uiteinde van de zenuw. Acetylcholine bindt aan de postsynaptische receptoren. Bij deze autoimmuunziekte verhinderen antilichamen deze binding en daardoor de prikkeloverdracht. De prevalentie van deze ziekte is 40 per miljoen. Deze ziekte is meestal goed behandelbaar, na vele jaren komen spontane remissies voor. De ernst varieert van af en toe even dubbelzien tot respiratoire insufficiëntie, waarvoor beademing nodig is. Ongeveer 15% van deze patiënten heeft een thymoom.
M. Vermeulen
36. Spierziekten
Zusammenfassung
Duchennespierdystrofie is een erfelijke X- (geslachts)gebonden spierziekte. In Nederland lijden ongeveer 500 jongens en mannen aan deze vorm van spierdystrofie.
P. A. van Doorn
37. De primaire hoofdpijnsyndromen
Zusammenfassung
Hoofdpijn type spanningshoofdpijn is gedefinieerd als hoofdpijn gedurende ten minste vijftien dagen per maand gedurende ten minste drie maanden. Wanneer dezelfde soort hoofdpijn minder vaak aanwezig is, gaat het om episodische spanningshoofdpijn. De prevalentie in Nederland van hoog frequent optredende hoofdpijn is 3,7%. Daarmee wordt in dit epidemiologische onderzoek behalve hoofdpijn type spanningshoofdpijn ook hoofdpijn met migraineuze kenmerken bedoeld.
P. A. T. Carbaat
38. Pijn in rug en been
Zusammenfassung
Het lumbosacraal radiculair syndroom (LRS) is een syndroomdiagnose waarbij de verzameling van anamnestische en fysischdiagnostische bevindingen verondersteld wordt te wijzen op een aandoening van een lumbosacrale zenuwwortel. De oorzaak van circa twee derde van deze zenuwwortelaandoeningen is een discushernia. Het LRS heeft over een periode van circa drie maanden een gunstig beloop bij circa 75% van de patiënten, of er nu wel of niet een discushernia is.
P. C. A. J. Vroomen
39. Pijn in nek en arm
Zusammenfassung
Een cervicaal radiculair syndroom ontstaat op basis van beknelling van een van de zenuwwortels in de nek. Meestal zijn degeneratieve veranderingen van de wervelkolom de oorzaak. Degeneratie van de discus kan leiden tot ruptuur van de stevige buitenkant (de anulus fibrosus) waardoor het zachte binnenste discusmateriaal naar buiten stulpt (herniatie) en de ruimte voor de zenuwwortels en het ruggenmerg verkleint. Degeneratieve veranderingen van de wervelcorpora, pedikels en bogen leiden tot ossale hypertrofie met vernauwing van het kanaal en de foramina. Degeneratie van de ligamenten leidt tot verkalking en hypertrofie, en ook degeneratie van de facetgewrichten leidt tot hypertrofie van deze gewrichtjes, die de ruimte in het wervelkanaal en foramen beperken.
N. van Alfen
Nawerk
Meer informatie
Titel
Het Neurologie Formularium
Redacteuren
Prof. Dr. P. J. E. Bindels
Prof. Dr. M. Vermeulen
Copyright
2010
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-8508-9
Print ISBN
978-90-313-5541-9
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-8508-9