Skip to main content
Top

2009 | hbo | Boek

Interculturele gespreksvoering

Theorie en praktijk van het TOPOI-model

Auteur: Edwin Hoffman

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Vanuit het werkveld en opleidingen wordt het TOPOI-model nog steeds breed erkend als vernieuwend, verfrissend en heel steunend in de omgang met culturele verschillen. TOPOI staat voor Taal, Ordening, Personen, Organisatie en Inzet. Het zijn de vijf gebieden waar zich in de communicatie cultuurverschillen en misverstanden kunnen voordoen. Het TOPOI-model omvat een praktisch analyse- en interventiekader om deze cultuurverschillen en misverstanden in de gespreksvoering op te sporen en aan te pakken.Het vernieuwende van het TOPOI-model is dat het vertrekpunt de interpersoonlijke communicatie is en niet de cultuur. In elke communicatie kunnen zich culturele verschillen en misverstanden voordoen; deze zijn niet alleen voorbehouden aan de communicatie met migranten. Voor de alledaagse praktijk van de gespreksvoering is het daarom van belang het gewoon over communicatie te hebben en géén onderscheid te maken tussen ‘gewone’ communicatie en interculturele communicatie.In deze derde druk zijn de laatste inzichten verwerkt op het gebied van interculturele communicatie. Het boek is toegankelijker door de verdere toespitsing op de praktijk en door de toevoeging van een trefwoordenregister dat het doorzoeken vergemakkelijkt. Verder zijn nieuwe, actuele praktijkvoorbeelden en casuïstiek toegevoegd.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Inleiding

Inleiding
Samenvatting
Ieder mens maakt deel uit van verschillende sociale systemen ofwel sociale groepen. Deze sociale eenheden worden in de systeemtheorie sociale systemen genoemd. Voorbeelden van sociale systemen zijn partnerrelaties, gezinnen, families, vriendengroepen, buurten, steden, geloofsgemeenschappen, klassen, scholen, afdelingen, bedrijven en landen.
Edwin Hoffman

Het theoretisch kader

Voorwerk
1 Een inclusieve, systeemtheoretische benadering van interculturele communicatie
Samenvatting
Kennis van de culturele achtergronden van de mensen met wie je werkt is zeker van belang, maar geen voorwaarde om effectief te kunnen communiceren. Deze voorwaarde stelt een culturaliserende benadering wél, want ze neemt de culturele achtergrond als vertrekpunt voor het oplossen van culturele misverstanden in de communicatie. Aan deze culturaliserende benadering kleven veel bezwaren en risico’s, waaronder de bevordering van het ‘wij/zij’-denken, ofwel het exclusief denken. Vandaar dat in dit boek gekozen is voor een inclusieve en algemene systeemtheoretische benadering van de gespreksvoering tussen mensen met een verschillende etnische achtergrond. Inclusief denken betekent het gelijktijdig inzetten van de principes van de erkende gelijkheid en de erkende diversiteit. Erkende gelijkheid staat voor datgene wat mensen in een bepaalde context in de eerste plaats met elkaar delen. Zo zijn mensen – afhankelijk van de situatie – als eerste: burgers, bewoners, ouders, medewerkers, studenten, collega’s, cliënten, jongeren enzovoort. De erkende diversiteit is de erkenning van de verscheidenheid van groepen mensen en van individuele personen: hun specifieke eigenschappen, talenten, emoties, wensen, behoeften, problemen, belangen of verlangens. Inclusief denken betekent in de praktijk dat je datgene wat mensen gemeenschappelijk hebben binnen die context vooropzet (bijvoorbeeld een medewerker …) en vervolgens het specifieke aanhoort of benoemt (een medewerker die op vrijdag vrij vraagt). En dus niet ‘een moslim die op vrijdag naar de moskee wil en daarom vrij vraagt’ met als antwoord ‘Neen dat kan niet want hier in Nederland gaan we op zondag naar de kerk.’ Dit is een vorm van exclusief denken.
De algemene systeem- en communicatietheorie van Paul Watzlawick volgens een bewerking van de Interactie-Academie te Antwerpen gaat ervan uit dat een persoon slechts te begrijpen is door alle sociale systemen waartoe een mens behoort in ogenschouw te nemen. Deze sociale systemen zijn interactiesystemen van personen-communicerend-met-andere-personen en kenmerken zich door: onbegrensdheid, heterogeniteit, interne onderlinge beïnvloeding, een meegroeiend evenwicht en gelijkeindigheid (equifinaliteit).
De systeemtheoretische benadering beziet communicatie als een gelaagd proces van wederzijdse beïnvloeding die circulair van karakter is en ingebed in een ruimere sociale dialoog. In deze sociale dialoog ontstaan de sociale representaties. Het zijn de in gemeenschap gedeelde en gecreëerde vanzelfsprekendheden. Deze worden door middel van sociale perspectieven in communicatie gebracht; met als voorbeelden uitspraken als ‘dat is toch niet normaal’, ‘ik ben geen racist, maar…’ of ‘ze zullen wel denken’. Sociale perspectieven kunnen ondersteunend zijn ofwel aanvoelen als sociale druk. Migranten voelen de sterke sociale druk van de beelden en opvattingen die er binnen de dominante meerderheid leven ten aanzien van hen en hun integratieproces.
Edwin Hoffman
2 Cultuur
Samenvatting
Het begrip cultuur is een abstract begrip en wordt gebruikt om sociale systemen te beschrijven. Cultuur is de gemeenschappelijke wereld van ervaringen, waarden, symbolen, praktijken en kennis die een bepaald sociaal systeem kenmerkt. Ze is het kenmerk en product van een sociaal systeem en net als het systeem zelf, heterogeen, open en onbegrensd van karakter.
De cultuur van een systeem kent een waarneembare laag van onder andere taal, symbolen, rituelen, gewoonten, ceremonies en andere praktijken en een niet-waarneembare laag van centrale waarden en mens- en wereldbeelden. De mens heeft cultuur nodig om te kunnen functioneren binnen een bepaald sociaal systeem, en cultuur fungeert voor de mens als een zingevend kader: als een model van de werkelijkheid (dit is het) en als een model voor de werkelijkheid (zo hoort het).
Cultuur verwerft een persoon door enculturatie – het aanleren van culturele kenmerken – en door acculturatie – beïnvloeding door het contact met mensen met een andere culturele achtergrond. Binnen het proces van acculturatie zien minderheidsgroepen zich geplaatst voor de twee kernvragen van cultuurbehoud en aanpassing. Het antwoord op deze twee vragen kan uitmonden in integratie, separatie, assimilatie of marginalisatie, afhankelijk van het levensdomein en van bepaalde randvoorwaarden waaronder de houding van de meerderheid.
De mens is niet alleen het product van een cultuur; hij is er ook de producent van. Dit betekent dat de persoon altijd een zekere wilsvrijheid van handelen kent en nooit volledig voorgeprogrammeerd en gestuurd wordt door cultuur. Naast dit onderscheid tussen persoon en cultuur, mag niet vergeten worden dat alle mensen het mens zijn met elkaar delen. Dus startend in de basis zijn mensen zoals alle anderen (de menselijke natuur), net als sommige mensen (cultuur) en zoals geen ander (een persoon in zijn uniekheid). (31)
Dat de mens – naast product – producent van cultuur is, houdt cultuur dynamisch. Tegelijk is cultuur deels duurzaam vastgelegd in de ‘mind en body’ van mensen.
Als laatste is cultuur niet los te denken van verschillen in macht: beide veronderstellen elkaar. Vandaar het belang steeds de vraag te stellen: ‘wiens cultuur?’.
Edwin Hoffman
3 Sociale identiteiten
Samenvatting
Aan de verschillende sociale systemen waartoe mensen behoren, ontlenen mensen een sociale identiteit. Een sociale identiteit is het sociale element van iemands beleving van zijn identiteit ergens bij te horen. Het andere element is het gevoel apart te zijn. Een sociale identiteit kenmerkt zich door drie componenten: de indeling of classificatie, de culturele component en de zijnsdefinitie. Ten aanzien van deze componenten kan er een discrepantie zijn tussen hoe de persoon zelf zich ziet en definieert (subjectieve identiteit) en hoe hij door beleid, instellingen en dergelijke wordt gecategoriseerd (objectieve identiteit). Verschil kan er verder zijn in hoe de sociale omgeving een persoon identificeert en betekenis daaraan geeft en de identiteit die een persoon zichzelf toekent en hoe hij die beleeft.
Een sociale identiteit is van belang voor een persoon, omdat ieder mens als sociaal wezen op zoek is naar affectieve bindingen met de sociale omgeving. Verder geeft een sociale identiteit een zeker houvast en sociale erkenning. Etniciteit is een bijzondere vorm van een sociale identiteit. Het is een gevoel van eenheid en verbondenheid dat leden van een etnische groep hebben op grond van een gemeenschappelijke afstamming, cultuur en geschiedenis. Etnische identiteit is niet hetzelfde als een culturele identiteit. Een etnische groep is divers van karakter en kan verschillende culturen – en daarmee identiteiten – omvatten.
De vorming van identiteit is een sociale constructie en niet vastgelegd bij de geboorte van een mens (essentialisme). Een persoon ontwikkelt in interactie met zijn sociale omgeving zijn identiteit; waarbij hij nooit helemaal vrij is te kiezen en te bepalen wie en wat hij is. Hoe iemand de eigen etnische identiteit waardeert kan sterk verschillen en is mede afhankelijk van de sociale omgeving. Iemands beleving van identiteit kan open, reactief of oppositioneel zijn. De beide laatstgenoemden zijn vanuit een minderheidspositie gericht tegen de dominante groepering. Reactief is dan de houding waarbij positief gewaardeerde verschillen geaccentueerd worden en oppositioneel, wanneer de eigen waarden, opvattingen en idealen die tegengesteld zijn aan die van de dominante groepering worden gebruikt ter markering en positieve invulling van de eigen etnische identiteit.
Aangezien een persoon deel uitmaakt van verschillende sociale systemen is diens identiteit altijd meervoudig van karakter. Afhankelijk van de omstandigheden kan een bepaalde sociale identiteit meer op de voorgrond treden. Daarbij speelt de sociale omgeving een belangrijke rol. Deze kan een sociale identiteit van een persoon naar voren halen die anders is dan de zelfdefinitie van die persoon. Zo’n verschil tussen enerzijds de toekenning en betekenisgeving van identiteit door de sociale omgeving en anderzijds de zelfdefinitie door de betrokken persoon kan leiden tot identiteitsconflicten. Deze conflicten treden eveneens op wanneer vanuit de eigen etnische en religieuze gemeenschap kritiek is op aspecten van de identiteit van bijvoorbeeld jongeren die ingaan tegen de heersende normbeelden (zo dien je je te gedragen).
Meervoudige identiteit betekent ook meervoudige loyaliteit. Er is de (vooral politieke) discussie of het geoorloofd is dat bewindslieden, Kamerleden, beroepsmilitairen en politieagenten een dubbele nationaliteit kunnen hebben. De vraag is of deze mensen wel voldoende loyaal aan Nederland zijn. Die twijfel aan voldoende loyaliteit geldt evenzeer de moslims. Er zijn genoeg geluiden, ervaringen in de praktijk en onderzoek die laten zien dat moslims en genoemde functionarissen met een dubbele nationaliteit, buitengewoon loyaal zijn aan Nederland.
Wie je mag zijn in de samenleving en op welke wijze is een machtsvraagstuk. Politisering van identiteit treedt op wanneer mensen niet alleen zich sterk maken om zelf invulling te geven aan hun identiteit, maar ook de vooronderstellingen, voorwaarden en regels van het maatschappelijke spel ter discussie stellen. Want het is de dominante meerderheid die zelf onzichtbaar blijft, en de norm is die niet ter discussie staat. Tegen deze achtergrond wordt ‘de ander’ gecreëerd: zichtbaar, als uitzondering en als afwijking.
Maar het lijden onder macht kent variatie en gradatie: uitsluiting op een terrein kan samengaan met privilegiering en dominantie op een ander terrein.
Het intersectioneel, caleidoscopisch of kruispuntdenken helpt om deze menging, gelaagdheid en gelijktijdigheid van diversiteit te doordenken. Het intersectioneel denken is een alternatief voor het ‘platte’ diversiteitsdenken en kent als vernieuwende uitgangspunten: verschilcategorieën komen altijd gecombineerd voor; ze zijn gelijktijdig werkzaam; omvatten meerdere dimensies; zijn machtsbeladen en dynamisch, en betekenen en beinvloeden elkaar.
Edwin Hoffman
4 Botsende waarden
Samenvatting
Het is lastig om te gaan met verschillen in de communicatie die raken aan bepaalde waarden. Deze botsende waarden leveren morele dilemma’s op: moet je bepaalde culturele praktijken toelaten of verbieden, bijvoorbeeld de kwestie van vrouwenbesnijdenis?
In verband hiermee is een andere vraag of communicatie wel mogelijk is tussen mensen met zo verschillende culturele achtergronden. Om te beginnen met de laatste vraag: er zijn drie pijlers om een brug te slaan tussen mensen met verschillende culturele achtergronden: mensen moeten ondanks alle verschillen gelijksoortige problemen van menselijk leven en samenleven oplossen; mensen waar ook vandaan handelen zo rationeel en zinvol mogelijk; mensen kunnen ingeleid worden in nieuwe, andere denk- en handelingskaders. Deze drie pijlers maken het mogelijk met elkaar het gesprek aan te gaan ook al lopen ieders culturele achtergronden heel erg uiteen.
Wat betreft de eerste vraag zijn er drie ideeënstelsels die trachten een antwoord te geven op het omgaan met morele dilemma’s: het monisme, het relativisme en het pluralisme. Het moreel monisme als een variant van het universalisme gaat ervan uit dat er één algemeen waarden- en normenstelsel is dat voor iedereen geldt. Het moreel relativisme stelt dat er geen universele cultuuronafhankelijke morele waarheid is; dus tolerantie en respect dienen de toonaangevende waarden te zijn.
Zowel het monisme als het relativisme staat onder grote kritiek. In het geval van een monistische opstelling dreigen etnocentrisme en culturele dominantie ten aanzien van andersdenkenden met als gevolg dat deze zich miskend voelen in de waarde van hun culturele bagage. Een relativistische houding kan leiden tot het relativeren en daarmee legitimeren van praktijken die schade doen aan het mens zijn, zoals de besnijdenis van meisjes.
Een uitweg is het door Henk Procee ontwikkelde pluralisme: een niet-onderhandelbaar kader van niet-uitsluiting en bevordering van interactie. Het niet-onderhandelbare kader omvat de morele maatstaf van de menselijke waardigheid: datgene wat een goed mensenleven doet floreren. De juridische voorwaarde waaronder de menselijke waardigheid vorm kan krijgen is de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het niet-onderhandelbare kader van menselijke waardigheid en interactie is tevens een maatstaf om de gelijkwaardigheid van culturen ter discussie te stellen.
De maatstaf van de interactie kan gerealiseerd worden door de oproep tot wederzijdse verantwoording en door communicatief handelen: de bereidheid en de uitnodiging altijd het gesprek aan te gaan met de ander en zich te ver-antwoorden. De dialogische gespreksvoering met haar tien kernvaardigheden is daarbij een concreet handvat hoe dit gesprek gevoerd kan worden.
Edwin Hoffman
5 Het TOPOI-model
Samenvatting
De gelaagdheid en circulariteit maken dat communicatie een complex proces is. Vandaar dat misverstanden eigen zijn aan de communicatie. In dat opzicht verschilt de communicatie met iemand met een andere etnische achtergrond – behalve mogelijk de taal – niet wezenlijk van die met iemand met dezelfde etnische achtergrond.
Doorslaggevend in de communicatie zijn de inzet, respect en betrokkenheid bij de ander die zich vooral uiten in de lichaamstaal. Vanuit zo’n positieve grondhouding mogen ‘fouten’ gemaakt worden. Soms kun je ook niet anders, omdat je nooit helemaal op de hoogte kunt zijn van alle mogelijke verschillen die zich voordoen in de communicatie. Verder blijft de kans altijd bestaan dat het effect van je communicatie anders uitpakt dan je bedoeling.
Voor een effectieve communicatie zijn daarom – naast genoemde positieve grondhouding – van belang: het voorbereid zijn op verschillen; deze verschillen niet meteen negatief interpreteren maar uitgaan van een positieve inzet; het werken met de effecten van je communicatie en het bespreekbaar maken van mogelijke verschillen en misverstanden. Om deze te achterhalen kan het TOPOI-model een hulpmiddel zijn. TOPOI staat voor de vijf gebieden in de communicatie waar zich culturele misverstanden kunnen voordoen: Taal, Ordening, Personen, Organisatie en Inzet. Het model vindt zijn grondslag in de axioma’s van Paul Watzlawick en is in die zin ook een algemeen model dat inzetbaar is in elke communicatie. Het TOPOI-model komt tevens overeen met de geldigheidsaanspraken van het communicatief handelen van Jürgen Habermas.
Naast een analysekader om je bewust te worden welke verschillen er spelen, omvat het TOPOI-model een interventiekader met handelingssuggesties om ontstane misverstanden aan te pakken.
Een waarschuwing is dat het TOPOI-model altijd ingezet dient te worden vanuit een grondhouding van aandachtige betrokkenheid (presentie). Het mag nooit fungeren als een instrumenteel scherm tegenover de ander. De essentie van het TOPOI-model is om in geval van misverstanden of conflicten bij een drietal vragen stil te staan: wat is mijn aandeel, wat is het aandeel van de ander en wat is de invloed vanuit de ruime sociale omgeving. En dit dan te doen aan de hand van de vijf gebieden.
Anders gezegd, de meerwaarde van het TOPOI-model voor interetnische ontmoetingen is dat je niet meteen de cultuur, discriminatie of racisme als verklaring neemt voor de storingen die optreden in de communicatie, dat je ook niet meteen jezelf of de ander verwijten gaat maken, maar dat je je afvraagt of het misschien te maken heeft met de Taal die eenieder hanteert en begrijpt van elkaar; de Ordening: de zienswijze van eenieder; de Personen: hoe eenieder zichzelf en de ander ziet; de Organisatie: mogelijke verschillen in of onbekendheid met regels, procedures en andere organisatorische aspecten of met de Inzet: het (kunnen) zien en erkennen van ieders onderliggende gevoelens waarom betrokkenen doen wat ze doen. Vervolgens zet je algemene gespreksvaardigheden in om de misverstanden te pogen uit de weg te ruimen.
In deel 2 wordt elk van de vijf TOPOI-gebieden uitgebreid behandeld. De mogelijke culturele verschillen komen aan bod die zich op elk gebied kunnen voordoen. Aan deze mogelijke verschillen kun je denken bij de hulpvragen in het analysekader van elk TOPOI-gebied. Gekoppeld aan de culturele verschillen op elk TOPOI-gebied worden concrete suggesties gegeven hoe je kunt omgaan met communicatiestoringen vanwege deze culturele verschillen. Op het eind van elk hoofdstuk wordt als samenvatting het analyse- en interventiekader van elk gebied weergegeven.
Edwin Hoffman

De praktijk van de interculturele gespreksvoering

Voorwerk
6 Het TOPOI-model: Taal
Samenvatting
Taal verwijst naar de verbale en non-verbale taal waarmee mensen zich uitdrukken. Taal is het voertuig van de communicatie, waarmee personen en groepen uitdrukking geven aan hun identiteit: aan hun betekenisgeving van de hen omringende werkelijkheid. Vandaar dat de taal van een persoon of een groep de kennis en waarden van die persoon of die groep weerspiegelen.
Edwin Hoffman
7 Het TOPOI-model: Ordening
Samenvatting
Het gebied Ordening van het TOPOI-model betreft de zienswijze of kijk van de gespreksdeelnemers op de kwesties die spelen in het gesprek. Het gaat hier om de visie op zaken, de logica en de opvattingen van de deelnemers. Deze kunnen – wanneer de deelnemers in culturele achtergrond van elkaar verschillen – zorgen voor misverstanden en conflicten in de gespreksvoering. Zo noemen professionals als knelpunt in de gespreksvoering met migranten dat deze soms een ‘vreemde’ kijk op zaken hebben. Volgens deze professionals stellen migranten ongewone vragen en hebben ze afwijkende verwachtingen en opvattingen. Omgekeerd vinden migranten dat van hun autochtone gesprekspartners.
Edwin Hoffman
8 Het TOPOI-model: Personen
Samenvatting
Het gebied Personen is het betrekkingsaspect in de communicatie: wie zijn de gespreksdeelnemers voor elkaar en hoe is hun onderlinge betrekking?
Edwin Hoffman
9 Het TOPOI-model: Organisatie
Samenvatting
Het TOPOI-gebied Organisatie staat voor de organisatorische context en voor de structurele machtsverhoudingen waarbinnen het gesprek plaatsvindt. Veel misverstanden en conflicten in de communicatie hangen samen met organisatorische factoren en hebben weinig tot niets te maken met culturele verschillen. Vaak worden ze wel in eerste instantie als zodanig benoemd. Een voorbeeld is het zogenaamde ‘shoppen’ dat sommige dienst- en hulpverleners kenmerkend vinden voor migranten. Shoppen is het gedrag van cliënten om van de ene functionaris naar de andere te stappen om zaken gedaan te krijgen. Volgens deze functionarissen komt dit shopgedrag voort uit de etnisch-culturele achtergrond van de cliënten. In ‘hun cultuur’ zouden onderhandelen en vriendjespolitiek heel gewoon zijn. In Indonesië bijvoorbeeld is het ‘tawarren’– het onderhandelen over zaken – de gewoonste zaak van de wereld en kunnen verkopers soms erg teleurgesteld zijn als je het meteen eens bent over de prijs die gevraagd wordt. Je onthoudt de verkoper immers dan een sociaal genoegen. Het komt dus inderdaad voor dat cliënten zich zo gedragen, omdat ze dit onderhandelen en vriendjespolitiek bedrijven in hun herkomstland zo gewend waren vanwege de organisatie van de instellingen aldaar. Behalve dat autochtonen hetzelfde gedrag vertonen (maar dan heet het afdingen, afpingelen, netwerken en gebruikmaken van kruiwagens) is vaak eerder de eigen organisatie van de functionarissen debet aan het gedrag van hun cliënten. In het volgende praktijkvoorbeeld noemde de maatschappelijk werker die de casus inbracht, de Somalische ‘shop’cultuur van de jongen als de belangrijkste verklaring voor het incident dat zich voordeed. Bij nadere beschouwing blijkt vooral de eigen interne organisatie het probleem te zijn.
Edwin Hoffman
10 Het TOPOI-model: Inzet
Samenvatting
Het gebied Inzet omvat de onderliggende motieven, beweegredenen en bedoelingen van de deelnemers aan het gesprek. De inzet van mensen komt tot uiting in de dagelijkse inspanningen die ze verrichten in hun betrokkenheid bij anderen. (1) De bedoelingen, motieven en beweegredenen – en daaronder de emoties, behoeften en belangen – van mensen zijn niet altijd zichtbaar voor de ander. Dat maakt inzet tot een interne categorie: de niet-zichtbare binnenkant van mensen. Met die binnenkant beïnvloeden mensen elkaar niet. Iemand heeft alleen invloed met wat van zijn binnenkant (zijn inzet) in communicatie komt. De intenties en inspanningen van de ander (zijn binnenkant) zijn evenmin te zien, maar je ondergaat de invloed van wat hiervan in communicatie komt. Invloed is zodoende het waarneembare effect van de intenties en inspanningen van iemand op anderen. Invloed is het effect op anderen van de inzet van mensen in hun betrokkenheid bij andere mensen.
Edwin Hoffman
11 Toepassingen van het TOPOI-model op praktijksituaties
Samenvatting
In dit hoofdstuk staan concrete toepassingen van het TOPOI-model beschreven op een aantal praktijksituaties. De opbouw is als volgt. Eerst wordt de praktijksituatie kort van commentaar voorzien. Dan volgt een aantal hypothesen over mogelijke misverstanden. Ten slotte wordt een aantal suggesties voor interventies gegeven om de communicatie weer vlot te trekken.
Edwin Hoffman
Nawerk
Meer informatie
Titel
Interculturele gespreksvoering
Auteur
Edwin Hoffman
Copyright
2009
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-8142-5
Print ISBN
978-90-313-6182-3
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-8142-5