Skip to main content
Top

2006 | wo | Boek

Het herstel van het gewone leven

Auteur: dr. Wim ter Horst

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Het herstel van het gewone leven is een handreiking aan dagelijkse opvoeders – ouders, onderwijsgevenden, groepsleiders, gezinsverzorgenden en hun begeleiders – bij problematische opvoedingssituaties. Het opvoedingsproces kan door allerlei oorzaken schijnbaar hopeloos vastlopen. Zo vast dat er maar één uitweg mogelijk lijkt: het toepassen van specialistische therapieën en technieken – met alle kostbare moeite, tijd en geld die daarmee gemoeid zijn. Soms is dat inderdaad onvermijdelijk, maar heel vaak ook niet.
Dit boek stelt één basisvraag: wat kun je in het dagelijkse leven doen om het vastgelopen opvoedingsproces weer vlot te trekken? Het herstel van het gewone leven geeft een praktisch antwoord aan opvoeders en hun begeleiders: eerst zelf maar eens nagaan of het meest voor de hand liggende – het alledaagse – wel in orde is. Vaak zijn enkele kleine veranderingen al voldoende om een vastgelopen opvoedingssituatie te ontwarren. Als dat niet gebeurt, zullen specialismen en specialisten ook niet helpen. Het gewone is voorwaarde voor het bijzondere.

De auteur, Wim ter Horst, is oud–hoogleraar orthopedagogiek aan de Universiteit Leiden en werkte in het speciaal onderwijs en het inrichtingswerk.

Inhoudsopgave

Voorwerk

A De opvoeders

Voorwerk
1. Heeft het kind wel echte opvoeders?
Samenvatting
Dat is een zeer vreemde vraag! Wie kind zegt, zegt opvoeder – wie opvoeder zegt, zegt kind. Kind-zijn betekent immers opgevoed worden.
Wim ter Horst
2. Heeft de opvoeder wat over voor deze kinderen?
Samenvatting
We nemen aan dat de opvoeder er is. Het kind gaat hem ter harte, hij wil zich inzetten, beschikbaar stellen, overbodig maken enzovoort. Maar heeft de opvoeder wel wat te bieden, wat te missen? Heeft hij wat over voor de kinderen, of komt hij nog te kort voor zichzelf? Wie niet heeft, kan ook niet geven, ook al zou hij het willen. Wat komen de kinderen in de POS te kort en waaraan moeten de opvoeders, die het gewone leven willen herstellen, dus een overschot hebben?
Wim ter Horst
3. Is de opvoeder open voor en gericht op de kinderen?
Samenvatting
In deel B stel ik deze vraag met betrekking tot het kind in een andere bewoording. ‘Komt het kind uit zijn schulp?’, is daar de vraag. Hier is het: Komt de opvoeder wel uit zijn schulp? Staat hij open voor de kinderen? Voor de signalen die ze uitzenden, ook als het minisignalen zijn?
Wim ter Horst
4. Beheerst de opvoeder de grondvormen?
Samenvatting
Er bestaat een aantal grondvormen van menselijk contact. Dat zijn we wel eens vergeten, vooral omdat het de zogenaamde intellectuelen waren die moesten nadenken over dit soort dingen, en intellectuelen zijn nu eenmaal meesters van het woord. Hun contactvorm is praten, praten en nog eens praten. Maar voor sommige problemen zijn geen woorden, die kunnen niet worden uitgepraat, die moeten op een andere manier tussen opvoeders en kinderen worden geregeld.
Wim ter Horst
5. Kan de opvoeder voldoende bijtanken?
Samenvatting
In hoofdstuk 2 is erop gewezen dat opvoeding iets heeft van ‘leven verwekken’ en dat zoiets alleen maar kan als de opvoeder een reserve, een overschot aan vitaliteit heeft. Wat hij over heeft voor de kinderen, deelt hij aan hen mee door middel van allerlei handelwijzen die te groeperen zijn als grondvormen.
Wim ter Horst
6. Samenvatting
Samenvatting
In dit deel A ben ik nagegaan wat in geval van een POS aan de opvoeders kan gebeuren tot herstel van het gewone leven. Ik heb daarbij specialistische therapieën buiten beschouwing gelaten. Dat wil niet zeggen dat ik denk dat we er altijd buiten kunnen, maar wel dat ik vind dat het voor de hand liggende niet mag worden verwaarloosd. Deze samenvatting kan als afstreeplijst en eenvoudig observatieschema worden benut.
Wim ter Horst

B Het kind

Voorwerk
7. Is dit kind wel helemaal fit?
Samenvatting
Deze vraag wordt vaak vergeten, vooral door opvoeders die bedorven zijn door allerlei specialistische theorieën of vooroordelen. Als een kind moeilijk gaat doen, lusteloos en humeurig wordt, gebrek aan eetlust vertoont, klaagt over van alles en nog wat, woede- en angstaanvallen heeft en lage schoolprestaties levert, beginnen ze niet bij het begin, maar zoeken ze het in een of andere psychologische verklaring die net in de mode is. Vooral in de inrichtingen komt dit voor, maar ook onderwijsinstellingen, buurt- en clubhuizen, adviesbureaus en ouders kunnen deze fout maken.
Wim ter Horst
8. Voelt dit kind zich wel veilig?
Samenvatting
Dit is een van kernvragen uit de orthopedagogiek en het antwoord is niet zo gemakkelijk te geven. In het dagelijkse leven is er een aantal vragen te stellen (en antwoorden te geven) die met deze kernvraag samenhangen. Vaak echter komt men er zo niet en is een pedodiagnostisch onderzoek noodzakelijk, met in het verlengde daarvan een bepaalde therapie voor kind en/of gezin. Hier volgt een aantal vragen.
Wim ter Horst
9. Onderbreking
Samenvatting
Op dit punt gekomen is het verstandig even te pauzeren en samen te vatten. In dit boek probeer ik een praktisch antwoord te zoeken op de vraag: Hoe kunnen de alledaagse opvoeders een bijdrage leveren tot het herstel van het gewone leven? Het heeft geen zin allerlei ingewikkelde therapieën toe te passen als een aantal voor de hand liggende huis-tuin-en-keukenvragen niet is beantwoord. Allerlei is-vragen zijn terzijde gelegd. Daarmee wordt ergens anders geworsteld.
Wim ter Horst
10. Heeft dit kind voldoende eigens?
Samenvatting
Het is een goede en een vervelende gewoonte in de orthopedagogiek om steeds maar weer te vragen wat er precies bedoeld wordt. Een goede gewoonte, omdat duidelijk moet worden waar men het over heeft om misverstanden te voorkomen. Een vervelende gewoonte, omdat het vaak over begrippen gaat die zo op de bodem van het bestaan liggen, dat een nadere verklaring meer verwart dan verheldert. En in zijn hart weet iedereen toch wel waar het om gaat!
Wim ter Horst
11. Komt dit kind uit zijn schulp?
Samenvatting
De kern van het gewone leven is dat mensen op allerlei manieren doende zijn met de werkelijkheid. Zo verwerkelijken ze zichzelf. Deze gedachte vormt de grondslag van de orthopedagogische theorie. Ook nu zullen de is-vragen hier niet worden gesteld, laat staan beantwoord, maar een korte verduidelijking is toch noodzakelijk.
Wim ter Horst
12. Kan het kind zich redden?
Samenvatting
In het vorige hoofdstuk ging het meer om de gesteldheid en de houding van het kind ten aanzien van de werkelijkheid dan om zijn vaardigheden. Meer om de vraag hoe is het kind, dan om de vraag hoe doet het kind.
Wim ter Horst
13. Heeft dit kind de tijd?
Samenvatting
Het gaat bij deze vraag niet alleen om het tijd-ruimtebegrip. Dat heeft met intelligentie te maken en met de manier waarop kinderen de ruimte (hebben) kunnen verkennen. In deel C (de omgeving) wordt hierop teruggekomen. In dit hoofdstuk gaat het veel meer over de vraag hoe het kind in de tijd staat. Kan het met het verleden leven en durft het de toekomst aan?
Wim ter Horst
14. Samenvatting
Samenvatting
De samenvatting van deel B kan als raamwerk van een eenvoudig observatieschema gebruikt worden. Het zijn vragen die met ja, nee, betrekkelijk, weet niet beantwoord kunnen worden. Nee betekent: wat kan er worden gedaan zodat…? Betrekkelijk betekent: moet er al wat worden gedaan zodat…? Weet niet betekent: hoe komen we erachter…?
Wim ter Horst

C De omgeving

Voorwerk
15. Heeft het kind een omgeving om groot in te worden?
Samenvatting
Onder omgeving wordt hier verstaan het deel van de werkelijkheid waarmee het kind in aanraking komt. Dat is maar een beperkt gedeelte van de hele werkelijkheid, die oneindig groot is. Voor het pasgeboren kind is de omgeving erg klein, maar al snel komt daar verandering in. De omgeving wordt niet alleen groter, maar ook voller en ingewikkelder. En het kind is – samen met de opvoeders, of met de opvoeders op veilige afstand – op allerlei manieren doende met de omgeving. Zo bouwt het kind in die omgeving zijn wereld op. Wereld noem ik de betekenisvolle omgeving.
Wim ter Horst
16. Hoe staat het met de volheid van de omgeving?
Samenvatting
Anders gezegd: is er iets van de volle werkelijkheid aanwezig? Maar nu is een andere vraag niet te omzeilen: Wat ís de volle werkelijkheid? Daar zijn veel antwoorden op gegeven. Ik wil het mijne hier graag eenvoudig bekend maken: de volle werkelijkheid bestaat voor de mens allereerst uit mensen.
Wim ter Horst
17. Is de omgeving geordend voor het kind?
Samenvatting
De hoofdvraag van dit deel – heeft het kind een omgeving om groot in te worden? – is nog niet afdoende beantwoord.
Wim ter Horst
18. Is de omgeving uitdagend genoeg voor dit kind?
Samenvatting
Een (voor een kind) goed geordende omgeving is voor hem beheersbaar – niet chaotisch, niet rigide. Het kind kan de omgeving aan: thuis, op straat, op school enzovoort. Dat is al heel mooi, maar het is nog niet alles, want een kind moet groter worden, groeien in allerlei opzichten. Dat betekent dat er steeds horizonnen overschreden moeten worden. Een chaos om me heen verlamt me, rigiditeit drukt me dood, maar als alles om me heen in orde is en de horizon lokt me niet, kom ik nog niet verder.
Wim ter Horst
19. Samenvatting
Wim ter Horst

D De werkelijkheid achter de omgeving

Voorwerk
20. Zijn er indirecte, opvoedingsbelemmerende factoren vlak achter de omgeving?
Samenvatting
Terwijl de omgeving de directe factoren omvat, wordt hier gevraagd naar de indirecte factoren die er vlak achter liggen. Een voorbeeld is niet al te best verlopende seksualiteit van vader en moeder. Het kind kan daar last van hebben, zonder er ooit direct iets van te merken.
Wim ter Horst
21. Zijn er verder liggende, indirecte opvoedingsbelemmerende factoren?
Samenvatting
De factoren die we in dit hoofdstuk op het oog hebben, liggen in de derde kring, de derde invloedssfeer. Tot de eerste behoren de factoren waarover het in dit boek vooral gaat: het opvoeden en de omgeving waarin zich dit afspeelt. De tweede ligt daar als een schil omheen.
Wim ter Horst
Nawerk
Meer informatie
Titel
Het herstel van het gewone leven
Auteur
dr. Wim ter Horst
Copyright
2006
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-6509-8
Print ISBN
978-90-313-2993-9
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-6509-8