Skip to main content
Top

2025 | Boek

Leerboek intensivecare-verpleegkunde 2

Redacteuren: Geert van den Brink, Frans Lindsen, Willem Dieperink, Chantal van Paassen-Remmerswaal

Uitgeverij: BSL Media & Learning

insite
ZOEKEN

Over dit boek


Dit tweedelige leerboek is hét standaardwerk dat het volledige actuele terrein van de intensivecare-verpleegkunde beschrijft.
Leerboek intensivecare-verpleegkunde 1 start met een introductie van de intensivecare-afdeling en de eerste opvang van de vitaal bedreigde patiënt. Naast de fysieke gevolgen van een IC-opname komen ook mentale klachten en psychosociale factoren aan de orde. Aansluitend wordt de Circulatie besproken, gevolgd door het bloed met zijn onderdelen in Milieu intérieur, stolling en infectie. In het deel Shock komen o.a. multiorgaandisfunctiesyndroom (MODS) en ondersteunende mogelijkheden uitgebreid aan bod.
Leerboek intensivecare-verpleegkunde 2 begint met Respiratie, gevolgd door Cardiopulmonale resuscitatie, waarin de actuele protocollen van de Nederlandse Reanimatieraad en de European Resuscitation Council worden behandeld. Dit boek gaat verder met de onderwerpen: Neurologie, Gastro-intestinale systeem, Renale systeem, Specifieke patiëntengroepen en tot slot Farmacologie en farmacotherapie.
Deze geheel herziene 7e editie van het Leerboek intensivecare-verpleegkunde is aangepast aan de laatste nieuwe inzichten en protocollen. Naast vele nieuwe technieken en behandelingen is er vanzelfsprekend ook aandacht voor de intensivecare-behandeling van de patiënt met een coronavirus. Ook is er veel nieuw beeldmateriaal toegevoegd.
Dit leerboek wordt gebruikt in de opleiding tot intensivecare-verpleegkundige in Nederland en België en in opleidingen met een overeenkomstig karakter. Daarnaast is het een actueel naslagwerk voor de intensivecare-verpleegkundige in de praktijk.
Uit praktische overwegingen wordt dit leerboek in twee delen uitgegeven. Samen dienen ze als één geheel te worden beschouwd. Om die reden gaat de nummering in boek 2 verder waardie in boek 1 is geëindigd.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Respiratie

Voorwerk
26. Anatomie en fysiologie van de respiratie
Samenvatting
In dit hoofdstuk bespreken we alle onderdelen van de anatomie en fysiologie voor zover die te maken hebben met de respiratie. Allereerst worden de bovenste luchtwegen, thorax en longen onder de loep genomen, waarbij ook de longvolumina worden behandeld. Daarna wordt de lezer uitgebreid geïnformeerd over regulatie van de ventilatie, de perfusie en gasuitwisseling. Essentieel is ook kennis over de dode ruimte. Daaropvolgende paragrafen behandelen de shunt, diffusie en het zuurstof- en koolzuurtransport. We besluiten met een bespreking van de ademarbeid.
J. van Rosmalen
27. Pathofysiologie en aandoeningen van de respiratie
Samenvatting
In dit hoofdstuk belichten we de aandoeningen van de respiratie. De vier belangrijkste factoren die respiratoir falen veroorzaken zijn oxygenatieproblemen, ventilatieproblemen, vrijeluchtwegproblemen en secretieproblemen met obstructie van de luchtwegen. We staan stil bij de verschillende vormen van respiratoire insufficiëntie en bijbehorende ziekten. Type I omvat onder andere emfyseem, pneumonie, acute respiratory distress syndrome (ARDS), longembolie en asthma cardiale. Bij type II kan het gaan om een geremd ademcentrum met normale longfunctie, neuromusculaire aandoeningen, chronisch obstructief longlijden (COPD), asthma bronchiale of afwijkingen in de pleurale ruimte.
J. van Rosmalen
28. Observatie en diagnostiek van de respiratie
Samenvatting
We bespreken de meest essentiële vormen van diagnostiek en manieren van observatie bij patiënten met respiratoire problemen. Voor een verpleegkundige op de IC is dit onontbeerlijke kennis. Hierbij gaan we in op ademfrequentie, ademritme en ademdiepte, ausculteren, bewustzijnsniveau van de patiënt, gaswisseling, huidkleur en transcutane gasanalyse. We geven aanwijzingen voor het gebruik van capnografie en capnometrie. We zoomen in op de verschillende delen van het lichaam en hun rol bij de ademhaling: diafragma, hart, mediastinum, longen, pleuraholte, ribben en clavicula. Onmisbaar voor het stellen van de juiste diagnose en bij het monitoren van de toestand van IC-patiënten zijn echografie, CT- en MRI-scan, bloedgasanalyse, koolzuurvergelijking, alveolaire gasvergelijking en zuurstofcontentvergelijking. Informatie over acuut respiratoir falen vormt het laatste deel van dit hoofdstuk, met veel cruciale informatie over hypercapnie en hypocapnie, en hypoxemie en hypoxie.
J. van Rosmalen
29. Behandeling van aandoeningen van de respiratie
Samenvatting
Alle aandacht is in dit hoofdstuk gevestigd op de behandelmogelijkheden bij patiënten met een aandoening van de respiratie. Aan bod komen de verschillende systemen van zuurstoftherapie en het vrijmaken van de luchtwegen, met daarbij ruime aandacht voor intubatieprocedure en tracheotomie, en voor de verschillen tussen tubes. Daarbij worden ook de benodigde materialen getoond en behandeld. Denk aan laryngoscopen, intubatietang, bougie, stilet/voerder, cuffspuit en cuffdrukmeter, en het fixatiemateriaal. We presenteren de gebruikte (trachea)canules en beschrijven de canulezorg die je als IC-verpleegkundige verleent. Ook mogelijke problemen en complicaties, en de handelingen die je verricht, worden beschreven. Denk aan slikproblemen bij een patiënt met een tracheostoma, het bevochtigen en verwarmen van gassen, pleuradrainage en pneumothorax en spanningspneumothorax. Vervolgens is er ruime aandacht voor de medicamenteuze behandeling: antidota en stimulantia, vernevelen/aerosoltherapie, diuretica en fysiotherapie. Het hoofdstuk eindigt met besprekingen van masker-en-ballonbeademing en mechanische beademing.
J. van Rosmalen
30. Mechanische beademing
Samenvatting
Dit hoofdstuk leert je alle ins en outs van mechanische beademing. Eerst gaan we in op de basisbegrippen van beademingscurves: druk, flow, volume, capnografie, saturatie en plethysmografie. Na uitleg over het functioneren van de longen, met uitleg over weerstand en compliantie, richten we het vizier op de instellingen. Begrippen als trigger, frequentie en I:E-ratio, drukstijgtijd, expiratoire trigger sensitivity, flow, en Pmax, drukbegrenzing en limiet worden behandeld. Indicaties voor PEEP (positieve eindexpiratoire druk) worden inzichtelijk gemaakt. De verschillende beademingsvormen worden ingedeeld op basis van adempatroon, targetschema, faseparameter (triggering, limiet, cycling en PEEP) of flowpatroon (volume control of pressure control). Veel toegepaste beademingsvormen worden toegelicht en ook de diverse strategieën van mechanische beademing komen aan bod: longprotectieve strategie en obstructieve strategie bij astma en COPD. Ten slotte is er informatie over ontwennen (weanen) en detuberen.
J. van Rosmalen
31. Verpleegkundige zorg voor de geïntubeerde/gecanuleerde patiënt
Samenvatting
Dit hoofdstuk bespreekt de zorg die je als IC-verpleegkundige verleent aan geïntubeerde en gecanuleerde patiënten. Dyssynchronie, tube- en canulezorg, tubefixatie, cuffdruk en doorgankelijkheid zijn begrippen waar je dagelijks mee te maken krijgt. Ook het op juiste wijze communiceren met patiënten en hun naasten is een vaardigheid waarover IC-verpleegkundigen moeten beschikken. Medicatie ten behoeve van beademing bestaat uit analgesie (pijnstillers), sedatie (slaapmiddelen) en relaxantia (spierverslappers). Specifieke problemen bij de beademde patiënt krijgen ruimschoots aandacht: benauwdheidsklachten (dyspneu), tegenademen, immobiliteit, luchtweginfecties en delier. Ten slotte leer je welk (de-)escalerend beleid wordt ingezet bij patiënten met respiratoire insufficiëntie.
J. van Rosmalen

Cardiopulmonale reanimatie

Voorwerk
32. Basale cardiopulmonale reanimatie (Basic Life Support)
Samenvatting
Op basis van het ABC-schema worden de algemene maatregelen besproken die dienen te worden uitgevoerd bij basale cardiopulmonale reanimatie ofwel Basic Life Support (BLS). Er wordt uitgelegd hoe je controleert of de patiënt bij bewustzijn is en of er sprake is van een (normaal) ademhalingspatroon. Er wordt uitgelegd hoe je als IC-verpleegkundige moet handelen in een aantal speciale situaties, zoals een circulatiestilstand waarvan je getuige bent, een luchtwegobstructie bij een bewusteloze patiënt en bij een patiënt die bij bewustzijn is, een spanningspneumothorax en ten slotte bij een aantal mogelijke complicaties van reanimatie. Ook de veiligheid van de verpleegkundige en de meest recente ontwikkelingen op het gebied van BLS krijgen de nodige aandacht. We sluiten af met een beschrijving van mechanische thoraxcompressie.
W. de Vries
33. Gespecialiseerde cardiopulmonale reanimatie (Advanced Life Support)
Samenvatting
In dit hoofdstuk staat gespecialiseerde cardiopulmonale reanimatie ofwel Advanced Life Support (ALS) centraal. Het gaat daarbij om maatregelen met betrekking tot het monitoren en handelen bij problemen met tot de zuurstoftoevoer, ECG-bewaking en defibrillatie, en om het corrigeren van verschillende van vormen van aritmie. Andere, voor IC-verpleegkundigen onmisbare, onderwerpen die worden belicht zijn asystolie, ventriculaire tachycardie, extreme bradycardie en elektromechanische dissociatie. Ten slotte staan we stil bij een aantal bijzondere situaties, zoals die zich kunnen voordoen bij ALS: hartmassage bij open thorax, verdrinking, het toedienen van een elektrische schok en extracorporele cardiopulmonale reanimatie.
W. de Vries
34. Postreanimatiefase
Samenvatting
In dit hoofdstuk is alle aandacht gevestigd op de postreanimatiefase en de handelingen die daarbij van een IC-verpleegkundige worden verwacht. De criteria voor cerebrale dood ofwel hersendood worden toegelicht. Verder wordt stilgestaan bij factoren doe het resultaat van cardiopulmonale reanimatie voorspellen. En daarmee samenhangend, bespreken we criteria voor het staken van cardiopulmonale reanimatie.
W. de Vries
35. Juridische aspecten van cardiopulmonale reanimatie
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten besproken van het instellen van een behandeling, het staken van een behandeling en het afzien van een behandeling, in het bijzonder door middel van een niet-reanimerenbesluit. Verder komt de rechtspositie van de patiënt aan de orde, alsook die van zijn familie/naasten en van de hulp- of zorgverleners. Een patiënt die zich onder behandeling stelt van een arts gaat, juridisch gezien, met zijn behandelaar een behandelovereenkomst aan. Aan deze overeenkomst zitten zowel voor de patiënt als voor de arts rechten en verplichtingen vast. Belangrijke rechten van de patiënt zijn bijvoorbeeld het recht op informatie en het recht om toestemming te geven voor de behandeling. Verplichtingen van de behandelend arts zijn bijvoorbeeld de plicht de patiënt adequaat te informeren en geen behandeling te beginnen zonder toestemming van de patiënt (informed consent). Andere onderwerpen zijn de schriftelijke wilsverklaring, wilsbekwaamheid en wilsonbekwame patiënten, en de vraag of een behandeling als wel of niet zinvol kan worden beschouwd.
M. Daverschot, W. de Vries
36. Defibrilleren
Samenvatting
In dit hoofdstuk wordt zowel de techniek van het defibrilleren als de verpleegkundige verantwoordelijkheid bij het defibrilleren beschreven. We gaan in op de elektrische en mechanische kenmerken van ventrikelfibrilleren. Alle aspecten van defribrillatie worden behandeld, en de verpleegkundige aandachtspunten daarbij. Het gaat dan om zaken als veiligheidsmaatregelen, geleidingsmateriaal, instelling van de juiste energie (aantal joules), correcte plaatsing van de defibrillatie-elektroden en het uitvoeren van controles tijdens en na defibrillatie. Ten slotte gaan we in op cardioversie.
M. E. Somers

Neurologie

Voorwerk
37. Anatomie en fysiologie van het zenuwstelsel
Samenvatting
De anatomie en fysiologie van het centrale zenuwstelsel (CZS) worden besproken. We gaan daarbij eerst in op het cerebrum, met aandacht voor de frontaalkwab, pariëtaalkwab, temporaalkwab, occipitaalkwab en het diencephalon/de basale kernen. Daarna komen het cerebellum, de hersenstam, de hersenzenuwen, het ruggenmerg, de wervelkolom en de cerebrale vaatvoorziening aan bod. Vervolgens worden het perifere en het autonome of vegetatieve zenuwstelsel belicht. Een uitgebreide paragraaf is gewijd aan de intracraniële druk (ICP).
P. van Vliet, S. Achterberg
38. Observatie en diagnostiek bij neurologische klachten
Samenvatting
Dit hoofdstuk bevat een uiteenzetting van de verschillende onderdelen van het klinisch neurologisch onderzoek die eraan bijdragen om de patiënt op de juiste manier in de gaten te houden. We gaan in op cruciale onderdelen van het klinisch neurologisch onderzoek: observatie van het bewustzijn, spraak, meningeale prikkelingsverschijnselen, de hersenzenuwen en het onderzoek van motoriek en sensibiliteit. Er is aandacht voor de reflexen, en het testen ervan, en de vitale functies, zoals lichaamstemperatuur, zuurstofsaturatie (respiratie) en de bloeddruk en hartfrequentie (circulatie). Vervolgens worden de beschikbare beeldvormende diagnostische middelen behandeld, zoals CT-scan, digitale subtractieangiografie (DSA), magnetic resonance imaging (MRI), elektro-encefalogram (EEG), transcranieel doppleronderzoek (TCD) en evoked potentials (EP).
P. van Vliet, S. Achterberg
39. Patiëntengroepen in de neurologie
Samenvatting
We staan stil bij de patiëntengroepen waar je als IC-verpleegkundige het meest mee wordt geconfronteerd. Het gaat om patiënten met traumatisch schedelletsel en/of hersenletsel, herseninfarct en hersenbloeding, ofwel intracerebraal hematoom (ICH), subarachnoïdale bloeding (SAB), infecties van het centrale zenuwstelsel (o.a. meningitis, subduraal empyeem, cerebraal abces en encefalitis), dwarslaesie/ruggenmergaandoeningen (o.a. letsels van de thoracale, thoracolumbale en lumbale wervelkolom) en een aantal neuromusculaire aandoeningen. Bij die laatste groep gaat het bijvoorbeeld om het myasthenia gravis, Guillain-Barré-syndroom (GBS) en amyotrofische laterale sclerose (ALS). Ten slotte zijn er paragrafen gewijd aan tumor cerebri, epilepsie, hersenoedeem en – met het oog op orgaantransplantatie – aan de criteria voor hersendood.
P. van Vliet, S. Achterberg
40. Behandeling van neurologische aandoeningen
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de behandelmogelijkheden bij neurologische aandoeningen toegelicht. Operatieve opties zijn een craniëctomie om ruimte te creëren zodat de hersenen kunnen zwellen, een craniotomie (openen van de schedel zonder verwijdering van een stuk schedel, wat voor diverse ingrepen wordt gebruikt) en clipping bij een aneurysma. Endovasculaire behandelingen door een interventieradioloog worden veelvuldig toegepast bij aneurysmata, arterioveneuze malformaties of een acuut herseninfarct. In dat laatste geval spreekt men ook wel van een intra-arteriële trombectomie. Mits aan verschillende criteria wordt voldaan, is trombolysebehandeling aangewezen bij patiënten met een acuut herseninfarct. Ten slotte wordt desobstructie van vaataandoeningen besproken. Een voorbeeld is het verrichten van een carotis-endarteriëctomie, waarbij de vaatchirurg de carotis opent en de stenose opheft door de atherosclerotische plaques die de stenose veroorzaken te verwijderen.
P. van Vliet, S. Achterberg
41. Verpleegkundige aspecten van neurologische aandoeningen
Samenvatting
In dit praktijkgerichte hoofdstuk wordt duidelijk gemaakt hoe je een aantal bekende tests bij IC-patiënten afneemt: wat zijn de componenten van deze neurologische controles, hoe meet je die en welke valkuilen moet je omzeilen? Het gaat om de Glasgow Coma Scale (GCS), het toedienen en interpreteren van centrale en perifere pijnprikkels, de ‘full outline of unresponsiveness’ (FOUR-score), de Medical Research Council scale (MRC-meting), pupilcontrole, de Richmond Agitation and Sedation scale (RASS) en de Confusion Assessment Method for the ICU (CAM-ICU). Het hoofdstuk eindigt met uitleg over de verpleegkundige zorg bij het meten van de intracraniële druk (ICP) en bij het toedienen van ICP-verlagende medicatie.
J. F. van Ruitenburg, C. Ketelaar

Gastro-intestinale systeem

Voorwerk
Chapter 42. Anatomie en fysiologie van het maag-darmkanaal
Samenvatting
In dit eerste hoofdstuk over het gastro-intestinaal systeem besteden we aandacht aan de anatomie en fysiologie van het maag-darmkanaal. De theoretische uiteenzetting wordt aangevuld met gedetailleerde afbeeldingen. Specifiek komen aan bod: slokdarm, maag, duodenum, dikke en dunne darm, pancreas en lever.
E. M. H. Mathus-Vliegen
Chapter 43. Pathofysiologie, observatie en diagnostiek, oorzaken en behandeling van klachten
Samenvatting
Dit hoofdstuk richt zich op de pathofysiologie, observatie en diagnostiek van klachten die veel worden gezien op de intensive care. Het gaat daarbij om bloedbraken en/of melaena, rectaal bloedverlies (o.a. door hemorroïden/aambeien en fissuren), en klachten als diarree, misselijkheid, braken, buikopzetting en buikpijn. Ook maaguitgangobstructie en darmobstructie komen aan bod. De oorzaken van genoemde klachten worden belicht, evenals de aangewezen behandelingen, met hun voor- en nadelen en aandachtspunten.
E. M. H. Mathus-Vliegen
44. Patiëntengroepen en behandeling
Samenvatting
In dit hoofdstuk komen de verschillende patiëntengroepen met aandoeningen van het gastro-intestinaal systeem aan de orde en worden de behandelingen en aspecten van verpleegkundige zorg beschreven. Bij aandoeningen van de slokdarm gaat het om refluxoesofagitis, slokdarmvarices, slokdarmperforaties en caustische verbrandingen. Bij de aandoeningen van maag en duodenum wordt aandacht besteed aan peptische ulcera, stressulcera en maagvarices. Daarna passeren aandoeningen van de darmen, van de pancreas en ten slotte van de lever de revue.
E. M. H. Mathus-Vliegen
45. Verpleegkundige aspecten van het gastro-intestinale systeem
Samenvatting
In de eerste paragrafen worden het verpleegkundig onderzoek en de diagnosestelling belicht. De rol van de verpleegkundige in het kader van het stellen van de diagnose bij de patiënt bestaat uit het observeren van vitale functies, het observeren van het gastro-intestinale systeem, het interpreteren van de verschillende parameters, het registreren van de gegevens en het ondersteunen en begeleiden van de patiënt bij de verschillende onderzoeken. Naast een stringente controle van de vitale functies, zoals de ademhaling en de circulatie, is een uitgebreide controle van het gastro-intestinale stelsel noodzakelijk. De volgende gegevens zijn van bijzonder belang voor de anamnese: de eetgewoonten en het gewichtsbeloop, eventueel oraal en/of anaal bloedverlies, de pijnklachten en de locatie van de pijn. Ook zal de specifieke verpleegkundige zorg worden beschreven voor patiënten met aandoeningen van de slokdarm, de maag, het duodenum, de dunne of de dikke darm, de pancreas en de lever. Daarnaast staan we stil bij de vochtbalans, de voedingstoestand en kunstmatige (enterale of parenterale) voeding, selectieve darmdecontaminatie (SDD) en acute intoxicaties.
E. M. H. Mathus-Vliegen

Renale systeem

Voorwerk
46. Anatomie en fysiologie van het renale systeem
Samenvatting
De anatomie en fysiologie van het renale systeem worden verduidelijkt aan de hand van anatomische afbeeldingen. Als eerste worden de nieren belicht, met onder andere aandacht voor de bloedvatvoorziening en het nefron. Daarna volgen urinewegen, blaas en nierfunctie, met aparte paragrafen over het zuur-base-evenwicht en hormonale functies. Kennis daarvan is essentieel omdat je daar als IC-verpleegkundige dagelijks mee te maken hebt. Denk aan zaken als de volume- en osmolregulatie, calcium- en fosfaatregulatie en erytropoëse.
P. M. Klooster
47. Pathofysiologie en aandoeningen van het renale systeem
Samenvatting
Als verpleegkundige op de IC zie je veel patiënten met een acute nierfunctiestoornis ofwel acute kidney injury (AKI). De mate van ernst kan worden geclassificeerd op basis van de RIFLE-stadia of KDIGO-criteria. Ook chronische nierinsufficiëntie wordt in dit hoofdstuk gedetailleerd besproken. Verder wordt het onderscheid tussen prerenale, renale en postrenale nierinsufficiëntie uitgelegd. Bij observatie en diagnostiek van aandoeningen van het renale systeem is een aantal parameters van belang, zoals de urine, bijvoorbeeld op basis van de kleur, de urineproductie en de nierfunctie (urinesediment en urinechemie). Onder andere beeldvorming kan daarbij behulpzaam zijn. Ten slotte worden de verschillende primaire en secundaire nierziekten belicht.
P. M. Klooster
48. Behandeling van nierziekten
Samenvatting
Nierfunctievervangende therapie ofwel renal replacement therapy (RRT) is niet meer weg te denken. Het is dan ook voor elke IC-verpleegkundige cruciaal om over basale kennis van de behandelmogelijkheden en principes te beschikken. Op de intensivecare-afdeling wordt het meest gebruikgemaakt van continue nierfunctievervangende therapieën, oftewel continuous renal replacement therapy (CRRT). Dit is een verzamelterm voor verschillende vormen van nierfunctievervangende therapie, waartoe continue venoveneuze hemofiltratie (CVVH), continue venoveneuze hemodialyse (CVVHD) en continue venoveneuze hemodiafiltratie (CVVHDF) behoren. Verder is er in dit hoofdstuk aandacht voor preventie van nierziekten en progressie van nierschade. We geven uitleg over de criteria voor het starten en staken van CRRT, over aanvullende behandelingen, intermitterende hemodialyse (IHD) en peritoneale dialyse (PD). De laatste paragraaf is geheel gewijd aan niertransplantatie.
P. M. Klooster
49. Verpleegkundige aspecten van het renale systeem
Samenvatting
In dit hoofdstuk gaan we in op de specifieke verpleegkundige aspecten in de uitvoering van de diversie dialysebehandelingen. Meer kennis en kunde zal ook het plezier in de uitvoering van continuous renal replacement therapy (CRRT) vergroten. De behandelingen en machines worden op een praktische manier benaderd, waardoor het mogelijk is tot effectieve behandeling te komen. Er is uitleg over de verschillende onderdelen van de gebruikte machines (weegschaal, balanskamer, de pompen, drukmeters, luchtdetectoren, bloedlekdetector en de verschillende klemmen) en over het extracorporele circuit (filter en lijnenset). Veel aandacht is er voor stolling en de mogelijkheden van antistolling met citraat of heparine. De criteria voor het onderbreken of sluiten van nierdialyse worden toegelicht en oplossingen voor veelvoorkomende problemen, zoals lijnproblemen, stollingsproblemen en ondervulling, worden uitgelegd.
E. C. M. Hickendorff-Mens, M. J. Bal

Specifieke patiëntengroepen

Voorwerk
50. Traumatologie
Samenvatting
De zorg voor traumaslachtoffers heeft zich de laatste decennia in een sneltreinvaart ontwikkeld. Het inzicht ontstond dat de traumapatiënt zich bevindt in een keten van zorg, die buiten het ziekenhuis begint met de alarmering via telefoonnummer 112 en doorloopt naar de afdeling spoedeisende hulp, röntgenkamer, operatiekamer, IC-afdeling, verpleegafdeling, eventueel polikliniek, tot aan het revalidatiecentrum. Na een succesvolle eerste behandeling elders komt de patiënt op de intensive care terecht. In dit hoofdstuk wordt een aantal belangrijke specifieke letsels besproken. Ten eerste gaat het om thoraxtrauma, zoals een spanningspneumothorax, open pneumothorax, fladderthorax, (massale) hematothorax en harttamponnade. Vervolgens worden abdominaal trauma (milt- en leverletsels, maag-, darm- en mesenteriumletsels), retroperitoneale letsels, bekkenfracturen, acetabulumfracturen en extremiteitenletsels onder de loep genomen. Naast de diagnostiek, met bijvoorbeeld uitleg over de gebruikte scoresystemen, is er aandacht voor de aangewezen behandelingen. Ook de taken van IC-verpleegkundigen worden gedetailleerd besproken.
J. Biert
51. Patiënt met brandwonden
Samenvatting
Dit hoofdstuk gaat in op de behandeling van brandwondenletsel. Er wordt uitgelegd hoe de ernst ervan wordt vastgesteld en wat de kenmerken zijn van epidermale brandwonden, oppervlakkig of diep dermale brandwonden en subdermale brandwonden. Essentiële handelingen betreffen het vochtbeleid, infuustherapie en de voeding die afgestemd moet zijn op de energie- en eiwitbehoefte van patiënten met brandwonden. Daarnaast staan wij stil bij de psychologische aspecten waar veel slachtoffers mee kampen, zoals acute stressstoornissen en posttraumatische stressstoornis. Aandacht is er ook voor pijnbestrijding, het reinigen van de wond en blaarbehandeling. De vele opties voor wondbedekking worden toegelicht, inclusief de voor- en nadelen. Ten slotte komt een aantal specifieke verbrandingen aan bod: verbranding door elektriciteit, steekvlam, vonken, vlamboog en stroomdoorgang.
A. Andriessen
52. Zwangere of kraamvrouw
Samenvatting
Maternale morbiditeit en mortaliteit zijn relatief zeldzaam in Nederland. De meest voorkomende oorzaken zijn maternale cardiale ziekte, hypertensieve aandoeningen (waaronder pre-eclampsie), trombo-embolie en puerperale sepsis of kraamvrouwenkoorts. In dit hoofdstuk worden enkele belangrijke ziektebeelden toegelicht, waarbij aandacht voor het herkennen ervan, risicofactoren, mogelijke preventieve maatregelen en behandeling en de rol van IC-verpleegkundigen daarbij.
E. A. W. Schepers, J. van Dillen
53. Fysiologie zwangerschap en hypertensieve aandoeningen tijdens de zwangerschap
Samenvatting
Al vroeg in de zwangerschap treden er veel veranderingen op in het lichaam van de zwangere vrouw. Belangrijke fysiologische aanpassingen zullen we hier toelichten: cardiovasculair, respiratoir, gastro-intestinaal, hematologisch systeem en de urinewegen. Zwangerschapshypertensie en (pre-)eclampsie zijn complicaties die ontstaan door een gestoorde aanleg van de placenta. We geven een overzicht van de placentatie zoals die zou moeten zijn en van diverse afwijkingen tijdens de zwangerschap. De laatste paragraaf gaat in op weefselbeschadiging als gevolg van endotheelschade, vasoconstrictie en trombocytenactivatie.
E. A. W. Schepers, J. van Dillen
54. De oudere patiënt
Samenvatting
Volgens de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wordt iedereen ouder dan 65 jaar aangemerkt als ‘oudere’. In Nederland is 5 % van de ouderen 80 jaar of ouder oftewel ‘zeer oud’, en naar verwachting neemt dit percentage de komende decennia nog verder toe. Deze leeftijdsgroep is verantwoordelijk voor 10–15 % van de IC-opnames. De kans om als oudere patiënt de IC te overleven of er te komen overlijden wordt echter niet alleen bepaald door de leeftijd, maar ook door factoren als functionele status voor IC-opname, ziekte-ernst, electieve of acute opname en of de patiënt openstaat voor een intensieve IC-behandeling. Ouderen hebben in de regel een uitgebreidere medische historie met meer comorbiditeiten dan jongeren. Tevens ervaren zij vaker een fysieke en cognitieve verslechtering na hun IC-opname. In dit hoofdstuk worden verschillende aandoeningen besproken die typisch voorkomen bij ouderen: cognitieve stoornissen, sarcopenie, kwetsbaarheid ofwel frailty, en delier. Aan het einde staan we stil bij de afwegingen die worden gemaakt bij het al dan niet opnemen op de intensive care van (zeer) oude patiënten.
W. Dieperink
55. Orgaan- en weefseldonatie
Samenvatting
Orgaandonatie is een integraal onderdeel van de reguliere eindelevenszorg op de intensive care. In dit hoofdstuk worden alle aspecten van de postmortale orgaandonatieprocedure beschreven, vanaf de herkenning van een potentiële donor, het donatiegesprek tot de praktische uitvoering van de procedure op de intensive care en de orgaanuitname. Er zijn twee verschillende procedures voor postmortale orgaandonatie: Donation after Brain Death (DBD), als bij de patiënt de hersendood volgens het hersendoodprotocol is vastgesteld, en Donation after Circulatory Death (DCD), als bij de patiënt de behandeling wordt gestopt en de dood op basis van circulatoire criteria wordt vastgesteld. Ook de mogelijkheid van weefseldonatie komt aan bod, evenals orgaandonatie na euthanasie. Samen met de nieuwe Donorwet (01 juli 2020) is de kwaliteitsstandaard Donatie ingevoerd. Deze is ontwikkeld om uniforme zorg en omgang met nabestaanden te waarborgen. Tot slot beschrijven we de rolverdeling tussen en taken van de intensivecare-verpleegkundige, de intensivist en de orgaandonatiecoördinator (ODC).
E. J. van Koningsveld-Oggel, M. A. Kuiper, J. Wind
56. Patiënt met covid
Samenvatting
Het coronavirus ofwel het SARS-CoV-2 (Severe Acute Respiratory Syndrome Corona Virus-2) is de veroorzaker van een ziekte die bekendstaat als COVID-19. Eind februari 2020 werd de eerste besmetting met COVID-19-virus in Nederland vastgesteld. De snelle en significante toename van ernstig zieke patiënten veroorzaakte een toename van de verpleegkundige werklast, waardoor de kwaliteit en veiligheid in de zorg onder druk kwamen te staan. In dit hoofdstuk blikken we terug op deze hectische periode, maar belangrijker nog, we presenteren de lessen die de medische en verpleegkundige beroepsgroep inmiddels hebben geleerd met betrekking tot de behandeling van coronapatiënten en de verpleegkundige zorg op de intensive care. Belangrijke aspecten daarbij zijn oxygenatie en ventilatie, morbiditeit en mortaliteit, en de impact van de aandoening op hun naasten.
W. Dieperink

Farmacologie en farmacotherapie

Voorwerk
57. Farmacokinetiek
Samenvatting
Farmacologie, onderverdeeld in farmacokinetiek en farmacodynamiek, is de wisselwerking tussen een geneesmiddel en het lichaam. Met farmacokinetiek wordt aangegeven wat het lichaam doet met het geneesmiddel. Als we het hebben over de farmacotherapie, dan hebben we het over de kennis van de therapie met geneesmiddelen. Vertaald naar de praktijk betekent dit kennis hebben van en inzicht hebben in de achtergronden en de werking van geneesmiddelen. In dit deel komen, naast de geneesmiddelen zelf, zowel farmacokinetiek, farmacodynamiek als praktische (toedienings)aspecten aan de orde. De farmaceutische fase omvat het vrijkomen van het middel uit de toedieningsvorm. Dit is voor elk geneesmiddel verschillend en hangt onder andere af van de toedieningsvorm en van de oplosbaarheid van het geneesmiddel. De farmacokinetische fase omvat de processen absorptie, distributie, metabolisme en excretie (ADME). Uiteindelijk komt een (vaak gering) deel van de toegediende dosis bij de plaats van werking; men spreekt dan van de biologische beschikbaarheid van het geneesmiddel.
N. G. M. Hunfeld
58. Enterale en parenterale toediening van geneesmiddelen
Samenvatting
De enterale en de parenterale toediening van geneesmiddelen worden besproken. Bij parenterale toediening onderscheidt men bolusinjecties, intermitterende infusie en continue infusie. Parenterale toedieningswegen zijn intraveneus, epiduraal en intrathecaal, en intramusculair en subcutaan. Hierbij lopen patiënten het risico van (trombo)flebitis en extravasatie. We belichten de chemische oorzaken ervan en de preventieve acties waarmee je dit kunt voorkomen.
N. G. M. Hunfeld
59. Infusen
Samenvatting
Allereerst gaan we in op de indeling van infusen: kristalloïden, corrigerende infusen, middelen ter ontwatering en plasma en plasmavervangingsmiddelen (colloïden). Denk bij deze laatste aan humaan plasma, gelatinederivaten en hydroxyethylzetmeelderivaten. We bespreken uitgebreid de infusen voor het toedienen van (totale) parenterale voeding en de afzonderlijke voedingscomponenten: eiwit, koolhydraten, vetten, elektrolyten, sporenelementen en vitamines. Bij het mengen van infusievloeistoffen met geneesmiddelen geven we uitleg over de houdbaarheid en zowel fysische als chemische interacties.
N. G. M. Hunfeld
60. Hypertensie
Samenvatting
Dit hoofdstuk richt zich in zijn geheel op de behandeling van IC-patiënten met hypertensie. Behandeling van hypertensie heeft zin omdat niet alleen de bloeddruk, maar ook het ermee gepaard gaande risico voor hart- en vaatziekten afneemt. Naarmate er meer risicofactoren zijn, zoals overgewicht, familiaire belasting, diabetes mellitus, roken en hypercholesterolemie, wordt de behandeling steeds zinvoller. Bij ernstige hypertensie wordt, naast een advies in de vorm van leefregels, onmiddellijk begonnen met farmacotherapie. We bespreken eerst de centraal aangrijpende middelen, zoals clonidine en methyldopa. Vervolgens richten we de aandacht op angiotensine converting enzyme (ACE)-remmers (o.a. captopril, enalapril, lisinopril en ramipril). Ook de beschikbare middelen ter bestrijding van een hypertensieve crisis worden belicht.
N. G. M. Hunfeld
61. Hormonen
Samenvatting
Corticosteroïden zijn hormonen die door de bijnierschors worden geproduceerd. Deze productie staat onder invloed van het hypofysaire ACTH. Corticosteroïden hebben een aantal belangrijke hormonale effecten in het lichaam. Ze beïnvloeden de water- en zouthuishouding en de koolhydraat-, eiwit- en vetstofwisseling, en hebben een anti-inflammatoire werking. Insuline doet de verhoogde glucosespiegels dalen. Daarnaast worden het glucoseverbruik in de weefsels, de vorming van glycogeen in lever en spier, en de vorming van depotvet erdoor versneld.
N. G. M. Hunfeld
62. Specifieke geneesmiddelen
Samenvatting
In dit hoofdstuk gaan we uitgebreid in op een groot aantal specifieke geneesmiddelen. Daarbij worden alle essentiële aspecten besproken: de werking, farmacokinetiek (absorptie, distributie, metabolisme en eliminatie), bijwerkingen, indicaties en contra-indicaties, intoxicaties, de toepassing, vormen van toediening en de verschillende preparaten die tot desbetreffende groep behoren. Achtereenvolgens worden besproken: digitalisglycosiden (digoxine), antiaritmica, calciumantagonisten, antibradycardiemiddelen, bètablokkers en bètasympathicolytica, alfasympathicomimetica, vaatverwijders, diuretica, bronchodilatatoren, antitrombotica, hemostatica, maag-darmpreparaten, antidepressiva, antipsychotica, antibiotica, antifungale geneesmiddelen en tot slot psychofarmaca zoals analgetica, anxiolytica/sedativa (o.a. benzodiazepinen) en hypnotica.
N. G. M. Hunfeld
63. Intoxicaties
Samenvatting
In dit hoofdstuk behandelen we geneesmiddelenintoxicaties. Eerst maken we onderscheid tussen acute intoxicaties, waarbij vrijwel altijd direct ingrijpen nodig is, zoals bij tentamen suicidii (zelfmoordpoging), en chronische intoxicaties. Chronische intoxicaties zijn vaak veel lastiger te diagnosticeren, waardoor het ook moeilijk is om een geschikte therapie in te stellen. De verschillende maatregelen die bij intoxicatie worden genomen, worden toegelicht: vermindering van de absorptie, versnelling van de eliminatie, symptomatische therapie en neutralisatie door specifieke antidota. Aan het einde staan we stil bij acute iatrogene overdosering van een geneesmiddel.
N. G. M. Hunfeld
Nawerk
Meer informatie
Titel
Leerboek intensivecare-verpleegkunde 2
Redacteuren
Geert van den Brink
Frans Lindsen
Willem Dieperink
Chantal van Paassen-Remmerswaal
Copyright
2025
Uitgeverij
BSL Media & Learning
Elektronisch ISBN
978-90-368-3004-1
Print ISBN
978-90-368-3003-4
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-3004-1