Samenvatting
Tegenwoordig wordt de arts steeds meer geacht wetenschappelijk te handelen. Traditioneel komt een groot deel van deze kennis uit de medisch-biologische deelwetenschappen. In de loop der tijd, maar vooral gedurende de afgelopen decennia, is in wisselende mate het besef gegroeid dat deze sterk theoretische basis ontoereikend is. De epidemiologie, en vooral de klinische epidemiologie, stelt zich ten doel door formele en systematische kwantificatie die kennis te leveren die de hieruit voortvloeiende onzekerheid moet verkleinen. Volgens de aanhangers van de evidence-based medicine behoort eigenlijk elke medische handeling gebaseerd te zijn op evidence uit klinisch-epidemiologisch onderzoek. Veel artsen menen dat de beide vormen van kennis elkaar aanvullen bij het maken van medisch beleid en dat daarom beide essentieel zijn. Terwijl de algemene epidemiologie de frequentie van optreden van ziekte en haar determinanten bestudeert, richt de klinische epidemiologie zich op de vragen betreffende risico, diagnose, prognose en interventie in de klinische praktijk.