Samenvatting
De inhoud en vorm van klinisch redeneren worden sterk bepaald door de context in brede zin. Klinisch redeneren verloopt cyclisch. De cyclus start altijd met een patiëntgebonden probleem. Dan volgt een proces waarin de arts probeert tot een (medische) diagnose te komen. Daarbij zijn drie vaardigheden cruciaal: het kunnen luisteren en waarnemen, het kunnen samenvatten en definiëren van het probleem en het kunnen formuleren van hypotheses. De diagnostische fase eindigt met het stellen van de ‘diagnose’, de sleutel tot verdere behandeling en begeleiding. Hierop volgt de therapeutische fase, die start met het vaststellen van behandeldoelen. Diagnose en behandeldoelen zijn de belangrijkste ingrediënten voor de therapiekeuze. In samenspraak met de patiënt kiest de arts de best passende behandeling. Na de therapeutische fase volgt de evaluatiefase, waarin arts en patiënt bespreken of de behandeling effectief is. Bij veel patiënten met chronische aandoeningen heeft deze fase het karakter van begeleiden en monitoren.