Samenvatting
Dit hoofdstuk besteedt aandacht aan de vraag: wat is observatie? Het is gebaseerd op de tweeledige betekenis van observeren als enerzijds het ‘aandachtig beschouwen’ van ziekten en anderzijds het volgen van regels voor een ‘goede’ waarneming. De geschiedenis van observeren kent twee belangrijke omslagmomenten in de periode 1750–1850 en is nauw verbonden met de ‘geboorte’ van de moderne kliniek. Met het voorbeeld van de Parijse kliniek laat dit hoofdstuk zien hoe het ziekenhuis veranderde van een zorginstelling voor armen en bejaarden tot een plaats waar op grote schaal medische observaties werden gedaan en nieuwe inzichten werden verworven op basis waarvan ziekten werden behandeld. Terwijl ziekte voorheen – geheel in Hippocratische zin – werd gezien als de specifieke manifestatie van symptomen in een specifiek individu, ontstond in de vroege 19e eeuw de gedachte dat symptomen geclusterd en gegeneraliseerd konden worden tot syndromen die het wezen van een ziekte uitmaakten. Geleidelijk verschoof de medicus zijn aandacht van de zieke – de unieke patiënt – naar de ziekte: de patiënt werd als het ware geobjectiveerd.