De kwaliteit van leven van bewoners in kleinschalige woonvormen verschilt niet van die van vergelijkbare bewoners in traditionele verpleeghuizen, met afdelingen van minimaal 20 bewoners. Dat blijkt uit een onderzoek van de Universiteit Maastricht.
Wel ervaren familieleden van bewoners van kleinschalige woonvormen een minder zware zorgbelasting en zijn ze tevredener over de zorg. In kleinschalige woonvormen worden bovendien minder vrijheidsbeperkende maatregelen en minder kalmerende medicatie gebruikt.
De zorg in kleinschalige woonvormen is een jaar lang vergeleken met die op traditionele verpleeghuisafdelingen (met minimaal 20 bewoners). Tussen beide groepen zijn ook geen verschillen aangetroffen in neuropsychiatrische symptomen en onrust. De arbeidstevredenheid en –motivatie van medewerkers verschillen ook niet.
De betrokkenheid van familieleden van bewoners op kleinschalige woonvormen is niet anders dan die op traditionele afdelingen. Wel ervaren familieleden van bewoners van kleinschalige woonvormen een minder zware zorgbelasting. Ze zijn ook tevredener over de zorg dan familieleden van bewoners op traditionele afdelingen.
Op basis van de onderzoeksresultaten concludeert de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid (PRV) dat het onwenselijk is om actief beleid te voeren om uitsluitend kleinschalige zorg aan te bieden.
Morgen worden, in opdracht van de Provincie Limburg, de onderzoeksresultaten en het advies van de PRV gepresenteerd tijdens een symposium in het Provinciehuis in Maastricht.
In kleinschalige woonvormen worden, tot slot, minder vrij heidsbeperkende maatregelen en minder kalmerende medicatie gebruikt. De resultaten van het onderzoek zijn onlangs gepubliceerd in het toonaangevende Journal of the American Directors.