Skip to main content
Top

2017 | OriginalPaper | Hoofdstuk

10. Klachtrecht en aansprakelijkheid

Auteurs : Mr. L. E. Kalkman-Bogerd, Mr. W. Paping-Kool

Gepubliceerd in: Leerboek Gezondheidsrecht

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

De Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) ziet erop toe dat de cliënt geïnformeerd wordt over incidenten die voor hem merkbare gevolgen hebben, en dat hierover aantekening in het dossier wordt gemaakt. Ook is in deze wet een klachten- en geschillenregeling opgenomen. De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG ) regelt het tuchtrecht; daarnaast kan er sprake zijn van civielrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid.
Voetnoten
1
Zie bijvoorbeeld RT Eindhoven 19 oktober 2015, ECLI:NL:TGZREIN:2015:83; CTG 10 september 2013, ECLI:NL:TGZCTG:2013:102.
 
2
KNMG Kwaliteitskader medische zorg ‘Staan voor kwaliteit’ 2012.
 
3
Art. 10 lid 3 Wkkgz en art. 1.1 Uitvoeringsbesluit Wkkgz.
 
4
KNMG Omgaan met incidenten, fouten en klachten: wat mag van artsen worden verwacht? Utrecht; 2007. Gedragscode Openheid medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid (GOMA), aanbeveling 8.
 
5
Rb. Utrecht 7 februari 2002, TvGR 2002/40.
 
6
Art. 6 EVRM.
 
7
CTG 11 mei 2010, Stcrt. 2010, 8868: de gynaecologische gegevens speelden geen rol van betekenis bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid door een ongeval.
 
8
CTG 10 november 2009, TvGR 2010/11 en CTG 14 november 1996, TvGR 1997/11 (verdediging in tuchtrechtelijke procedure); CTG 10 mei 2005, Stcrt. 2005, 107 (verdediging in civielrechtelijke procedure).
 
9
In hoofdstuk 3 zijn de regels voor klachten- en geschillenbehandeling opgenomen (art. 13 tot en met 23 Wkkgz).
 
10
Er is wel een overgangsregeling opgenomen voor klachten die voor het moment van inwerkingtreding van de Wkkgz zijn ingediend en voor de periode dat de nieuwe klachtenregeling nog niet is vastgesteld. In die gevallen is de Wkcz nog van toepassing, art. 35 Wkkgz.
 
11
Art. 8.20 Uitvoeringsbesluit Wkkgz. De Leidraad Meldingen IGZ is per 1 januari 2016 vervallen. De regeling van meldingen (zowel de verplichte meldingen door zorgaanbieders als andere meldingen, waaronder die van de patiënt) is nu opgenomen in het Uitvoeringsbesluit van de Wkkgz.
 
12
Bij cosmetische zorg gaat het om behandelingen waarbij sprake is van aantasting of wijziging van het weefsel, bijvoorbeeld door het gebruik van fillers of laseren.
 
13
Zie over de reikwijdte discussie: Kastelein WR. De Wkkgz is er: een nieuwe klachten- en claimregeling in de zorg. TvGR 2016;40: 62–71.
 
14
Art. 1 Wkkgz geeft definities van de begrippen ‘nabestaande’ en ‘vertegenwoordiger’. Onder het begrip nabestaande vallen onder anderen de echtgenoot of geregistreerd partner en ouder, kind, broer of zus van de overledene. Als vertegenwoordiger kunnen in ieder geval optreden de personen genoemd in art. 7:465 BW (WGBO).
 
15
Kamerstukken I 2014/15, 32402, nr. O, pag. 5. In het oorspronkelijke wetsvoorstel konden schadeclaims wel rechtstreeks aan de geschilleninstantie worden voorgelegd, Kamerstukken II, 32402, nr. 3 pag. 133.
 
16
Kamerstukken II 2012/13, 32402, nr. 12, pag. 26.
 
17
Art. 7.2 Uitvoeringsbesluit Wkkgz. In de wet zelf is geen bepaling over de klachtencommissie opgenomen. Over de onafhankelijkheid van de klachtencommissie is niets geregeld.
 
18
Kamerstukken I 2014/15, 32402, nr. O, pag. 8.
 
19
Het staat partijen die de geschilleninstantie instellen vrij, om in de regeling van de geschilleninstantie een hoger bedrag op te nemen, Kamerstukken I 2014/15, 32402, nr. O, pag. 7.
 
20
Kamerstukken I 2014/15, nr. O, pag. 3.
 
21
Kamerstukken I 2014/15, 32402, nr. O, pag. 8–9.
 
22
In het tuchtrecht voor de gezondheidszorg, geregeld in de Wet BIG, wordt aangenomen dat beide partijen (klager en aangeklaagde) geen belemmeringen dienen te ondervinden ten aanzien van het naar voren brengen van relevante informatie. Zie par. 10.3.
 
23
Zie art. 2 WBP (reikwijdtebepaling).
 
24
Art. 21 lid 2 WBP.
 
25
Art. 21 lid 2 WBP en art. 23 lid 1 onder a en onder c WBP.
 
26
Als de zorgaanbieder gebruikmaakt van een klachtencommissie, is deze commissie verplicht de zorgaanbieder te informeren over de klachten die in behandeling zijn en over de gegeven oordelen, art. 7.2 Uitvoeringsbesluit Wkkgz.
 
27
HR 8 april 2003, Med Contact 2003;58:777–8. RT Eindhoven 13 april 2016, ECLI:NL:TGZREIN:2016:36.
 
28
Zie uitgebreid over deze problematiek: Philips-Santman CE. Het gebruik van patiëntgegevens in de nieuwe klachtenprocedure. TvGR 2016;40: 405–18.
 
29
Voor gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten per 1 april 1998.
 
30
Tuchtrechtbesluit BIG, Stb. 1997, 238, laatste wijziging (in verband met afschaffing procuraat), Stb. 2008, 276.
 
31
Art. 47 Wet BIG.
 
32
In het BIG-tuchtrecht is het aantal beroepen dat onder het tuchtrecht valt uitgebreid. Voor gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten en verpleegkundigen gold voor de inwerkingtreding van het BIG-tuchtrecht geen wettelijk tuchtrecht.
 
33
Art. 36 a lid 5 Wet BIG. Het gaat om een experiment voor de duur van maximaal vijf jaar. Zie ook par. 11.​4.​2.
 
34
Kamerstukken II 2016/17, 34630, nrs. 1–3. De tijdelijke regeling blijft gelden totdat er over het wetsvoorstel is beslist (art. 36a lid 7 Wet BIG). Het wetsvoorstel behelst, behalve de definitieve regeling van de experimenteerberoepen PA en VS, ook wijzigingen van de experimenteerregeling (volledige tuchtrechtelijke toetsing en instelling van tijdelijke registers voor een experimenteerberoep). Zie ook H. 11.
 
35
CTG 16 december 2004, TvGR 2005/5.
 
36
CTG 22 juni 2004, GJ 2004/4.
 
37
CTG 8 april 2004, Med Contact 2004;59:1276–8.
 
38
CTG 16 december 2008, Stcrt. 2009, 8.
 
39
RT Eindhoven 25 maart 2015, ECLI:NL:TGZREIN:2015:26. De eindverantwoordelijk psychiater/hoofdbehandelaar krijgt een berisping, RT Eindhoven 25 maart 2015, ECLI:NL:TGZREIN:2015:27.
 
40
Art. 57 Wet BIG.
 
41
In 2010 heeft de KNMG een ‘Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg’ uitgebracht. Deze is te raadplegen via: www.​knmg.​nl/​publicatie/​verantwoordelijk​heid.
 
42
CTG 11 december 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:384: de verpleegkundige was tekortgeschoten in zijn rol als hoofdbehandelaar. Het opgestelde behandelplan was te summier, de verslaglegging voldeed niet aan de richtlijnen en de verpleegkundige had onvoldoende regie gevoerd bij de tijdelijke overdracht van het hoofdbehandelaarschap aan de psychiater.
 
43
CTG 16 april 1998, TvGR 1999/5.
 
44
RT Den Haag 28 oktober 2014, ECLI:NL:TGZRSGR:2014:98.
 
45
CTG 4 maart 2004, Stcrt. 2004, 56, pag. 15, TvGR 2004/30.
 
46
CTG 15 december 2011, Stcrt. 2011, 205 LJN: YG1628.
 
47
RT Eindhoven 27 februari 2007, Med Contact 2007;62:948–50.
 
48
CTG 17 april 2012, Med Contact 2012;67:1886–8; LJN: YG1952.
 
49
CTG 17 april 2012, LJN: YG1953.
 
50
CTG 17 november 2005, Stcrt. 2005, 239, pag. 16.
 
51
In de zaak tegen de anesthesioloog komt het CTG met een vergelijkbare uitspraak: ook hij mag zijn tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid niet te beperkt opvatten. Die verantwoordelijkheid strekt verder dan alleen de technische vaardigheid om narcose toe te dienen aan een patiënt die door een collega-anesthesioloog preoperatief is beoordeeld, CTG 17 november 2005, Stcrt. 2005, 239, pag. 17.
 
52
CTG 6 januari 2011, Med Contact 2011;66:2480–3; TvGR 2012/3; LJN: YG0812.
 
53
TvGR 2012;36:47–9. Zie ook: CTG 1 april 2008, 2007.037 over hoofdbehandelaarschap en het voeren van de regie; RT Groningen 17 mei 2011, Med Contact 2012;67:1604–6 over verantwoordelijkheid voor patiënt op de ic en RT Eindhoven 10 april 2012, Med Contact 2012;67:1671–3. De naam van een arts op het ponsplaatje betekent niet dat deze arts hoofdbehandelaar is.
 
54
CTG 1 september 2009, Med Contact 2009;64:2050–3.
 
55
HR 17 maart 1995, NJ 1995, 432; CTG 25 maart 2004, Stcrt. 2004, 66, pag. 21; RT Den Haag 8 april 2003, TvGR 2003/66; RT Den Haag 4 december 2007, Stcrt. 2008, 36, pag. 23 (voorwaardelijke schorsing voor huisarts die een jaar lang een seksuele relatie met patiënte onderhield. Tevens strafrechtelijk veroordeeld wegens ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde patiënt, 100 uren taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging zijn beroep uit te oefenen voor de duur van twee jaar).
 
56
CTG 6 januari 2004, Stcrt. 2004, 7, pag. 19. Nabestaanden hebben tevergeefs geprobeerd via een civielrechtelijke procedure het testament te laten vernietigen, HR 10 december 2010, LJN: BN8534. Ook hebben zij tegen de arts aangifte gedaan van moord. Het Openbaar Ministerie heeft besloten niet tot strafvervolging over te gaan, omdat de arts strafrechtelijk niets valt te verwijten, Med Contact 2006;61:389.
 
57
CTG 24 november 2011, LJN: YG1544 (doorhaling psychiater) en YG1545 (doorhaling psychotherapeut). Niet alleen de IGZ maar ook beide patiënten hebben tuchtklachten tegen de psychiater/psychotherapeut ingediend, CTG 24 november 2011, LJN: YG1542, YG1543, YG1540, YG1541.
 
58
CTG 15 mei 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:190, TvGR 2014/34, (m.nt. AC Hendriks).
 
59
CTG 10 april 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:126.
 
60
Art. 54 van de Beroepsethiek en Gedragsregels voor de fysiotherapeut van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie, waarin onder meer staat dat het aanvaarden van een beloning anders dan het reguliere honorarium niet acceptabel is. CTG 27 maart 2012, LJN: YG1943.
 
61
CTG 12 februari 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:56. Zie ook par. 10.3.6. De minister wil de tweede tuchtnorm uitbreiden met het oog op dit soort situaties. De Inspectie legt de zaak ook voor aan het College van Medisch Toezicht. Zie par. 10.3.5.
 
62
CTG 9 juni 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:181.
 
63
RT Amsterdam 29 januari 2016, ECLI:NL:TGZRAMS:2016:14.
 
64
CTG 19 augustus 2010, LJN: YG0528, GJ 2010/131 (m.nt. LE Kalkman-Bogerd).
 
65
Art. 47 lid 1 Wet BIG.
 
66
De KNMG-regels die voor artsen gelden, worden door de tuchtrechter soms ook op andere beroepsgroepen toegepast, bijvoorbeeld: CTG 16 april 2013, ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2849: de KNMG Meldcode inzake kindermishandeling kan ook gz-psychologen tot richtsnoer dienen. Een KNMG-regel die afwijkt van de tuchtrechtelijke jurisprudentie en de wet, wordt door de burgerlijke rechter niet gevolgd, Rb. Rotterdam 21 september 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7437 (tuchtrechtjurisprudentie en art. 7:465 BW zijn leidend, niet de KNMG-wegwijzer Dubbele toestemming gezagdragende ouders voor behandeling van minderjarige kinderen).
 
67
Een uroloog is onbekwaam om een re-excisie te verrichten ten aanzien van een door de plastisch chirurg onvoldoende verwijderd melanoom, CTG 12 januari 2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:35.
 
68
RT Amsterdam 17 maart 2015, ECLI:NL:TGZRAMS:2015:38: de richtlijn Het peroperatieve traject van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie en de Vereniging voor Heelkunde (2011) was niet gevolgd. Twee patiënten voor een staaroperatie waren verwisseld. De operateur is ervoor verantwoordelijk dat voorafgaand aan de operatie het stopmoment wordt uitgevoerd en wordt vastgelegd. Het stopmoment is onder andere noodzakelijk om de patiënt te identificeren. RT Eindhoven 6 augustus 2015, ECLI:NL:TGZREIN:2015:76, Med Contact 2015;70:1992–1994: ten onrechte afgeweken van de NHG-Standaard Diagnostiek van mammacarcinoom. CTG 13 augustus 2013, ECLI:NL:TGZCTG:2013:62, Med Contact 2013;68:2036–9: in deze casus had het familiair risico op borstkanker in samenhang met de toenemende angstklachten van patiënte juist reden moeten zijn om van de NHG-Standaard Diagnostiek van mammacarcinoom af te wijken.
 
69
Eenzijdige beëindiging zonder overleg met de patiënt over de gerezen problemen is niet zorgvuldig, RT Zwolle 21 oktober 2016, ECLI:NL:TGZRZWO:2016:107.
 
70
CTG 19 juni 2007, TvGR 2007/39, TvGR 2007/40, TvGR 2007/41 (m.nt. B. Sluijters; alternatieve behandeling borstkanker met fatale afloop).
 
71
CTG 24 juni 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:263.
 
72
CTG 8 mei 2012, LJN: YG1995. In een andere vergelijkbare tuchtzaak wordt aan de orthopedisch chirurg ook een berisping opgelegd, CTG 8 mei 2012, LJN: YG1996. Het ziekenhuis waar de chirurg werkte, heeft hem ontslagen.
 
73
RT Zwolle 20 december 2013, ECLI:NL:TGZRZWO:2013:66, TvGR 2014/10. Ook vier andere patiënten hebben een tuchtklacht tegen de neuroloog ingediend. De uitspraken in deze zaken zijn gelijkluidend. Er zijn ook tuchtklachten ingediend tegen de voormalige Raad van Bestuur van het ziekenhuis waar JS werkzaam is geweest. Een lid van de Raad van Bestuur wordt berispt, omdat hij aan de IGZ had gemeld dat er geen sprake was geweest van onverantwoorde zorg (RT Zwolle 10 januari 2014, ECLI:NL:TGZRZWO:2014:2, TvGR 2014/11). Ook is er een tuchtklacht ingediend tegen een inspecteur voor de gezondheidszorg die bij de zaak betrokken was. Het optreden als inspecteur valt echter niet onder de reikwijdte van het tuchtrecht (CTG 9 april 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:126).
 
74
CTG 17 januari 2012, Med Contact 2012;67:824–6: Tandarts die als medisch adviseur is verbonden aan een zorgverzekeraar laat zich tegenover andere medisch adviseur negatief uit over werkzaamheden van een tandarts. De laatste dient een tuchtklacht in. RT Amsterdam 18 juni 2013, ECLI:NL:TGZRAMS:2013:YG3014: forensisch geneeskundige laat zich kritisch uit over een rapport van een andere forensisch geneeskundige.
 
75
RT Amsterdam 8 december 2015, ECLI:NL:TGZRAMS:2015:111 (X); RT Amsterdam 8 december 2015, ECLI:NL:TGZRAMS:2015:112 (Y).
 
76
CTG 8 november 2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:328. Zie ook RT Zwolle 25 november 2016, ECLI:NL:TGZRZWO:2016:130 (zorgverzekeraar dient klacht in tegen apotheker wegens fraude: stelselmatig en op grote schaal indienen van onterechte declaraties; ontbreken van inzicht bij de apotheker. Inschrijving doorgehaald met directe werking).
 
77
CTG 5 juli 2011, LJN:YG1323 (verpleegkundige is hoofd van een aantal zorgeenheden van een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking); CTG 18 oktober 2011, LJN: YG1454 en TvGR 2012/4 (verpleegkundige is manager zorg van de Divisie Hart en Longen van een ziekenhuis).
 
78
CTG 10 januari 2013, LJN: YG2555, Stcrt. 2013, 1406: het CTG acht klager niet-ontvankelijk in zijn klacht tegen een arts in een bestuurlijke functie (voorzitter van de raad van bestuur van een ziekenhuis). De afstand tussen de bestuurlijke positie van de arts enerzijds en het verweten handelen of nalaten anderzijds is dermate groot, dat de arts voor dit handelen niet tuchtrechtelijk aansprakelijk gehouden kan worden. De arts is niet bij het verweten handelen of nalaten betrokken geweest en heeft in de door hem uitgeoefende functie niets aan het gebeuren rond het zoontje van klager kunnen toe- of afdoen. CTG 23 januari 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:25, TvGR 2014/17 (m.nt. JCJ Dute): de voorzitter van de raad van bestuur van het ziekenhuis is niet als hoogste bestuurder tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor in zijn organisatie gemaakte fouten en evenmin voor onvoldoende scholing van de in zijn ziekenhuis werkzame artsen.
 
79
CTG 14 juni 2012, LJN: YG2135 (internist brengt op verzoek van CTG in een andere tuchtzaak een deskundigenrapport uit door beantwoording van een aantal vragen over een anti-hiv-therapie).
 
80
CTG 14 juni 2012, LJN: YG2129.
 
81
Kamerstukken II 2011/12, 33000 XVI, nr. 194, pag. 11.
 
82
CTG 9 april 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:126.
 
83
CTG 19 april 2011, LJN:YG1057.
 
84
De arts die de operatie heeft verricht, wordt voor een jaar onvoorwaardelijk geschorst, ook vanwege het ten onrechte voeren van de titel plastisch chirurg in Nederland, RT Eindhoven 28 december 2009, 2009.0903 en 2009.09165.
 
85
Art. 48 Wet BIG.
 
86
Kamerstukken II 1985/86, 19522 (wetsvoorstel et BIG), nr. 3, pag. 131.
 
87
CTG 25 juli 2006, Stcrt. 2006, 152, pag. 7; CTG 29 juni 2006, Stcrt. 2006, 130, pag. 14.
 
88
Art. 36a lid 5 Wet BIG.
 
89
Kamerstukken II 2016/17, 34630, nrs. 1–3. Zie ook par. 11.​4.​2.
 
90
Klerk CM de, Olsthoorn-Heim ETB. Maatregelen tuchtrecht. De keuze tussen waarschuwing en berisping. TvGR 2015;39:132–40.
 
91
CTG 19 mei 2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:193.
 
92
Een gedeeltelijke ontzegging voor een huisarts die inhield dat hij geen rechtstreekse contacten met vrouwelijke patiënten mocht hebben, was onuitvoerbaar. Het CTG legt de arts een doorhaling van de inschrijving in het register op, CTG 15 mei 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:190, TvGR 2014/34 (m.nt. AC Hendriks).
 
93
CTG 17 januari 2017, ECLI:NL:TGZCTG:2017:38 (onvoldoende professionele distantie, grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van elfjarige patiënte door sturen WhatsApp berichten).
 
94
CTG 5 december 2002, TvGR 2003/20.
 
95
CTG 7 november 2013, ECLI:NL:TGZCTG:2013:131.
 
96
CTG 19 december 2013, ECLI:NL:TGZCTG:2013:155: de huisarts moest zich onder behandeling van een BIG-geregistreerde psychotherapeut stellen.
 
97
CTG 26 maart 2013, ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2755.
 
98
RT Den Haag 29 november 2016, ECLI:NL:TGZRSGR:2016:122.
 
99
In de periode 2006–2011 is de BIG-registratie van twaalf artsen doorgehaald in een definitieve tuchtrechtelijke beslissing. Zie: Oomen JA, Biesaart MCIH. Doorhalingen in het BIG-register. Overwegingen van het tuchtcollege in de periode 2006-2011. Ned Tijdschr Geneeskd 2012;156:A5269.
 
100
Art. 48 lid 8 Wet BIG. Het CTG kan de schorsing eerder beëindigen als de kans groot is dat de maatregel in hoger beroep minder zwaar zal uitvallen, CTG 24 juni 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:263.
 
101
Behalve deze mogelijkheid van onmiddellijk werkende maatregelen in het tuchtrecht heeft de Wet BIG ook nog andere mogelijkheden om direct in te grijpen. Op grond van art. 96a en 96b Wet BIG is het mogelijk om voorafgaand aan, dan wel gedurende de strafvervolging van een verdachte van overtreding van art. 96 Wet BIG (niet-ingeschrevene of ingeschrevene die buiten zijn deskundigheidsgebied treedt, veroorzaakt schade of een aanmerkelijke kans daarop), een voorlopige maatregel op te leggen, inhoudende een bevel zich van bepaalde handelingen te onthouden. Op grond van de Wkkgz (art. 27) kan de IGZ een schriftelijk bevel geven als het nemen van maatregelen in verband met gevaar voor de veiligheid of de gezondheid redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. De IGZ heeft deze mogelijkheid zowel ten aanzien van een solistisch werkende zorgverlener als ten aanzien van een instelling. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen en kan door de minister worden verlengd.
 
102
Wet van 7 november 2011 tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg onder andere in verband met de opneming van de mogelijkheid tot taakherschikking, Stb. 2011, 568 en Stb. 2011, 631. Besluit van 12 juni 2012, houdende wijziging van het Registratiebesluit BIG en het Besluit buitenlands gediplomeerden volksgezondheid, Stb. 2012, 269.
 
103
Veegwet VWS 2013, Stb. 2013, 560.
 
104
Art. 9 lid 5 Wet BIG en art. 5 Registratiebesluit BIG.
 
105
Bij het bevel begint de termijn na het eindigen van het bevel; bij de voorwaardelijke schorsing na het eindigen van de proeftijd; bij de schorsing na het eindigen van de schorsing; bij de gedeeltelijke ontzegging na het eindigen van die ontzegging. De schorsing als voorlopige voorziening, art. 48 lid 8 Wet BIG, is alleen zichtbaar zolang deze schorsing duurt.
 
106
Art. 9 lid 2 Wet BIG. In het Registratiebesluit is niet opgenomen hoelang deze informatie raadpleegbaar is.
 
107
Art. 7 sub e Wet BIG.
 
108
Pauw S. Chirurg blijft geschrapt na Britse maatregel. Med Contact, 17 december 2015.
 
109
Art. 5 lid 6 Registratiebesluit BIG. Voor de doorhaling en de ontzegging van het recht op wederinschrijving wordt dat niet expliciet geregeld. Evenmin is het duidelijk of dit geldt voor de aantekening van in het buitenland opgelegde maatregelen. Een belang om die informatie te kunnen raadplegen na het overlijden van de betrokken beroepsbeoefenaar ontbreekt. Het ligt voor de hand dat ook in deze gevallen na overlijden de openbare kennisgeving en de aantekening in het BIG-register eindigen.
 
110
Art. 11 Wet BIG, art. 5 Registratiebesluit BIG.
 
111
Art. 12 Wet BIG.
 
112
Dit zijn alle lidstaten van de EU plus Liechtenstein, Noorwegen en IJsland.
 
113
Wijziging van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, Stb. 2015, 478, art. 31a. Dit waarschuwingsmechanisme geldt onder andere voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en geldt niet alleen voor beroepsbeoefenaren die onder het BIG-tuchtrecht vallen, maar ook voor andere zorgverleners, zie www.​igz.​nl.
 
114
Het IMI is een beveiligd en gestandaardiseerd elektronisch systeem voor de uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.
 
115
Art. 6 sub e Wet BIG.
 
116
Visser J. Europese zwarte lijst had neuroloog niet gestopt. Med Contact 2011;66:574.
 
117
Art. 50 en 52 Wet BIG.
 
118
Art. 51 Wet BIG.
 
119
CTG 15 september 2011, YG:1590.
 
120
Er zijn vijf regionale tuchtcolleges: in Groningen, Zwolle, Amsterdam, Den Haag en Eindhoven (art. 2 Tuchtrechtbesluit BIG).
 
121
ZonMw. Evaluatie Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Den Haag: ZonMw; 2002. Zie ook par. 10.3.6.
 
122
CTG 23 januari 2003, TvGR 2003/28.
 
123
CTG 3 april 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:117; CTG 13 augustus 2013, ECLI:NL:TGZCTG:2013:130. CTG 3 december 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:339, Med Contact 2016;71:32–5 (in deze casus was sprake van gerede twijfel). Zie voor een kritisch commentaar op de opvatting van het CTG: Kalkman-Bogerd LE. Klachtgerechtigdheid van een nabestaande in het BIG-tuchtrecht ten onrechte beperkt. TvGR 2015;39:331–7.
 
124
CTG 17 januari 2012, Med Contact 2012;67:824–6.
 
125
CTG 11 maart 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:99.
 
126
RT Zwolle 19 februari 2016, ECLI:NL:TGZRZWO:2016:23.
 
127
Zie bijvoorbeeld: RT Groningen 18 januari 2011, LJN: YG0852.
 
128
CTG 9 april 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:119. De klacht wordt wegens gebrek aan bewijs afgewezen.
 
129
Art. 65 lid 7 Wet BIG.
 
130
Art. 65 lid 9.
 
131
Art. 66 Wet BIG.
 
132
Art. 65 lid 2 Wet BIG.
 
133
Art. 65 lid 5, 6 en 10 Wet BIG.
 
134
Zie bijvoorbeeld RT Amsterdam 25 maart 2003, Stcrt. 2003, 96.
 
135
CTG 27 april 1999, TvGR 2000/5.
 
136
Art. 67 en 68 Wet BIG.
 
137
CTG 27 maart 2012, Med Contact 2012;67:1414–6; RT Amsterdam 16 maart 2010, LJN: YG 0171.
 
138
RT Eindhoven 6 mei 2010, Stcrt. 2012, 969 (tandarts stelt zich niet toetsbaar op, berisping); RT Amsterdam 15 april 2003, Stcrt. 2003, 146 (arts toont geen inzicht, berisping); RT Den Haag 10 februari 2015, ECLI:NL:TGZRSGR:2015:22 (getoonde zelfinzicht onvoldoende geloofwaardig).
 
139
Art. 70 Wet BIG.
 
140
HR 15 november 1996, TvGR 1997/20; CMT 14 november 1996, TvGR 1997/11.
 
141
Kamerstukken II 1987/88, 19522, nr. 7, pag. 82 (MvA).
 
142
CTG 6 september 2001, TvGR 2001/63.
 
143
CTG 18 februari 2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:90. Het CTG beoordeelde in deze casus de inbreng van patiëntgegevens in civielrechtelijke procedures over onder andere de financiële afwikkeling van de samenwerking tussen twee kaakchirurgen. Het CTG laat zich er niet expliciet over uit of deze regel ook geldt voor de inbreng van patiëntgegevens in een tuchtrechtelijke procedure, waarin de patiënt geen klager is.
 
144
Art. 70 lid 2 Wet BIG.
 
145
Art. 73 Wet BIG.
 
146
De IGZ kan ook beroep instellen in een zaak waarin ze eerder geen partij is geweest, CTG 12 januari 2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:35.
 
147
CTG 21 mei 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:168. De IGZ kan wel in beroep gaan als zij de opgelegde maatregel te licht vindt, CTG 15 mei 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:190, TvGR 2014/34 (m.nt. AC Hendriks).
 
148
CTG 12 juni 2003, Stcrt. 2003, 112, TvGR 2003/58; CTG 13 augustus 2013, ECLI:NL:TGZCTG:2013:67.
 
149
Art. 1 onder e Reglement CTG.
 
150
Art. 71 Wet BIG.
 
152
Art. 79–85 Wet BIG.
 
153
RT Zwolle 14/002 CMT, 13 juli 2015, ECLI:NL:TGZRZWO:2015:70.
 
154
ZonMw. Evaluatie Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Den Haag: 2002; ZonMw. Tweede evaluatie Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Den Haag: 2013.
 
155
Rapport Huls, Den Haag, ministerie van Justitie 2006; voor een commentaar op dit rapport zie Gevers JKM. De modernisering van het tuchtrecht: kanttekeningen bij het rapport Huls. TvGR 2007;31:516–23.
 
156
Zie bijvoorbeeld: Kamerstukken II 2012/13, 31016, nr. 37.
 
157
Kamerstukken II 2014/15, 29282, 211(reactie minister op rapport tweede evaluatie Wet BIG).
 
158
Het concept-wetsvoorstel en een verslag van de consultatie zijn te vinden op www.​internetconsulta​tie.​nl. Voor een commentaar op dit voorstel zie: Dute JCJ. Het concept-wetsvoorstel modernisering tuchtrecht. TvGR 2015;39:606–16.
 
159
Kamerstukken II 2016/17, 34629, nrs. 1–3 (Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet).
 
160
Een huidtherapeut is deskundig op het gebied van laserbehandeling. Laseren wordt beschouwd als een risicovolle behandeling, die als voorbehouden handeling gaat gelden. De huidtherapeut wordt opgenomen in het BIG-register (art. 3 Wet BIG) om te bereiken dat hij zelfstandig kan blijven laseren. Op dit moment is de huidtherapeut nog een beroep waarvoor opleidingstitelbescherming (art. 34 Wet BIG) geldt.
 
161
Rb. Dordrecht 30 juli 2009, LJN: BJ4249; zie ook Rb. Utrecht 20 februari 2009, LJN: BH3560 (opzegging wegens gewichtige reden: vertrouwensbreuk).
 
162
Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (Wet deelgeschillen), Stb. 2010, 221.
 
163
Rb. Den Haag 8 januari 2014, ECLI:NL:RBDH:2014:422.
 
164
Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, Stb. 2015, 407 en Uitvoeringsregeling Wkkgz, Stcrt. 2015, 45940. Zie par. 10.2.2.
 
165
Art. 10 Wkkgz en (meer in het algemeen) art. 448 WGBO (=art. 7:448 BW).
 
166
Art. 7:953 BW (verzekeringsovereenkomst).
 
167
Zie ook Drion CE. Misverstanden omtrent het recht op erkenning van fouten. NJB 2008, nr. 24.
 
168
Leenen HJJ, Dute JCJ, Gevers JKM et al. Handboek gezondheidsrecht. 6e druk. Den Haag: Boom; 2014, pag. 110–2.
 
170
KNMG-onderzoek Openheid na incidenten, 2016.
 
171
Art. 6:74 BW.
 
172
Art. 6:162 BW.
 
173
Art. 7:446–468 BW. In het boek wordt deze regeling aangeduid als WGBO; in deze paragraaf over civielrechtelijke aansprakelijkheid zal tevens de verwijzing naar het Burgerlijk Wetboek (BW) worden opgenomen.
 
174
Art. 462 lid 1 WGBO (=art. 7:462 lid 1 BW).
 
175
Art. 463 WGBO (=art. 7:463 BW).
 
176
Art. 468 WGBO (=art. 7:468 BW).
 
177
Hof Den Bosch 6 juni 2010, LJN: BN2030 (acceptabel handelen).
 
178
Hof Den Bosch 10 maart 2009, LJN: BH5919 (bloedleegteband).
 
179
De inspanning moet een bepaald niveau hebben waarbij de medisch professionele standaard in acht moet worden genomen.
 
180
Een ander voorbeeld van een resultaatsverbintenis is sterilisatie van de man.
 
181
Hof Leeuwarden 6 juli 2010, LJN: BN0815 (borstverkleining).
 
182
Dit is wat volgens de huidige praktijk onder de term ‘professionele standaard’ wordt verstaan. De kwaliteitsstandaard bedoeld in art. 1 onder z Zvw wordt daaronder mede begrepen. Kamerstukken II 2014/15, 34191, nr. 3.
 
183
HR 2 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0377 (protocol I); HR 1 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS6006 (protocol II).
 
184
HR 12 juli 2002, TvGR 2003/17.
 
185
Hof Arnhem 6 maart 2007, TvGR 2007/13. In tuchtrechtelijke zin had de gynaecoloog wel onjuist gehandeld door de arts-assistent geen instructie te geven hem eerder te waarschuwen.
 
186
Ook voor fouten tijdens de bevalling waardoor de baarmoeder is gescheurd werd immateriële schadevergoeding toegekend, Hof Den Haag 29 september 2009, LJN: BK1574 (sterilisatie zonder toestemming).
 
187
Art. 6:76 BW.
 
188
Art. 6:170 BW.
 
189
Art. 6:171 BW.
 
190
Art. 6:77 BW voor contractuele aansprakelijkheid, art. 6:173 BW voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad en art. 6:185 BW voor productenaansprakelijkheid.
 
191
Hof Den Bosch 28 augustus 2007, LJN: BB2385, GJ 2007/152; De Telegraaf 12 april 2005.
 
192
HR 24 december 2010, LJN: BO4579, GJ 2011/23. Van AJ. De aansprakelijkheid voor gebrekkige medische hulpmiddelen. Implanon revisited. TVP 2011;14:44–9.
 
193
Rechtbank Amsterdam 20 januari 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:212.
 
194
Hof Den Haag 29 september 2009, LJN: BK1574. De vordering van de echtgenoot moest worden afgewezen omdat hij het ziekenhuis op een verkeerde grondslag aansprakelijk had gesteld, namelijk op grond van centrale aansprakelijkheid. Deze regel geldt alleen als op basis van een behandelingsovereenkomst verrichtingen in het ziekenhuis plaatsvinden. De vrouw had een behandelingsovereenkomst gesloten maar de man niet.
 
195
Wetsvoorstel vergoeding affectieschade, Kamerstukken II 2014/15, 34257 nr. 2 en nr. 3 (MvT).
 
196
De Ridder MJJ. Het wetsvoorstel affectieschade, TvGR 2016;40:4–14.
 
197
Stb. 2011, nr. 276.
 
198
Art. 6:106 BW. HR 22 februari 2002, LJN: AD5356, NJ 2002, 240 (taxibus).
 
199
HR 13 januari 1995, TvGR 1995/37.
 
200
HR 13 januari 1995, TvGR 1995/38 (Heel/Korver).
 
201
HR 2 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0377 (protocol I).
 
202
Rb. Arnhem 3 oktober 2002, TvGR 2003/30.
 
203
Art. 1:150 Rv.
 
204
HR 20 november 1987, NJ 1988, 500 (Timmer/Deutman).
 
205
HR 18 februari 1994, NJ 1994, 368 (Schepers/De Bruin).
 
206
HR 20 april 2007, RvdW 2007, 423, GJ 2007/120 (filshieclip) en HR 15 juni 2007, NJ 2007, 335, GJ 2007/121 (positioneringsarrest).
 
207
HR 13 januari 1995, TvGR 1995/38 (Heel/Korver).
 
208
HR 2 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0377 (protocol I).
 
209
HR 1 oktober 1994, TvGR 1994/51.
 
210
HR 23 november 2001, TvGR 2002/20 (voorafgaand aan operatie onvoldoende geïnformeerd over risico op schade aan ruggenmerg c.q. dwarslaesie); HR 23 november 2001, TvGR 2002/21 (voorafgaand aan operatie niet geïnformeerd over risico op zenuwbeschadiging).
 
211
HR 19 maart 2004, LJN: AO1299, TvGR 2004/47 (obductiearrest).
 
212
Hof Arnhem 15 maart 2011, LJN: BP8479 (overlijden jong kind; omkeringsregel; shockschade).
 
213
HR 7 december 2007, LJN: BB3670, TvGR 2008/17, JA 2008/23 m.nt. RWM Giard (keizersnede te lang uitgesteld).
 
214
HR 23 november 2012, LJN: BX7264, NJ 2012, 669 (geen permanente ctg-registratie).
 
215
Hof Den Bosch 10 maart 2009, LJN: BH5919 (bloedleegteband).
 
216
Hof Den Haag 10 oktober 2002, TvGR 2003/41.
 
217
Rb. Utrecht 8 december 1998, TvGR 1999/32; Rb. Utrecht 7 februari 2002, TvGR 2002/40.
 
218
Zie tevens art. 23 lid 1 sub c WBP: informatieverstrekking is toegestaan voor zover dit noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte.
 
219
MT Amsterdam 24 juni 1985, TvGR 1988/16, bekrachtigd door CMT 20 augustus 1987.
 
220
Op weg naar een nieuwe GOMA, www.​deletselschadera​ad.​nl.
 
221
HR 18 maart 2005, TvGR 2005/26; LJN: AR5213 (baby Kelly).
 
222
Art. 6:106 BW.
 
223
Recentelijk werd in een soortgelijke zaak nog eens herhaald dat als uitgangspunt geldt dat de volledige kosten van verzorging en opvoeding van het kind en de volledige kosten ter bestrijding van de gevolgen van zijn handicap voor vergoeding in aanmerking komen om het kind in staat te stellen zoveel mogelijk een menswaardig bestaan te leiden. De vordering van bijna 2 miljoen euro ten behoeve van vervangende woonruimte werd in kort geding niettemin afgewezen, omdat onvoldoende vaststond dat de woning als zodanig als schadecomponent gezien moest worden. ECLI:NL:RBMNE:2016:5438.
 
224
Hof Arnhem 14 april 2010, LJN: BM0876.
 
225
Omdat strafrechtelijke vervolging pas na jaren werd gestart, waren alle in aanmerking komende ‘schuld’-delicten inmiddels verjaard en kon het Openbaar Ministerie alleen nog ernstiger ‘opzet’-delicten ten laste leggen, die juist vanwege hun ernst een langere verjaringstermijn hebben. Het bewijs voor ‘opzet’ is moeilijker te leveren dan het bewijs voor ‘schuld’.
 
226
Hoge Raad 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:862.
 
227
Hof Arnhem-Leeuwarden 1 mei 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3126.
 
228
Rechtbank Rotterdam 28 juli 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:5917.
 
229
Het aantal strafzaken tegen beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg is de afgelopen jaren wel toegenomen, Leenen HJJ, Dute JCJ, Gevers JKM et al. Handboek gezondheidsrecht. 6e druk. Den Haag: Boom; 2014, pag. 648 en 659.
 
230
Hof Amsterdam 9 april 2008, TvGR 2008/37 m.nt. B Sluijters (beklagzaak Millecam). Strafvervolging vindt plaats op grond van art. 300, leden 2, 3 en 4 Sr, art. 302 Sr en art. 255 jo. 257 Sr. Vervolging op grond van art. 96 Wet BIG, en art. 307 en 308 Sr was wegens verjaring niet meer mogelijk.
 
231
Hof Amsterdam 16 december 2010, LJN: BO7707, TvGR 2011/11; Hof Amsterdam 16 december 2010, LJN:BO7708.
 
232
Hof Amsterdam 16 december 2010, LJN: BO7698 (Jomanda).
 
233
Hof Amsterdam 29 januari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:291. Omdat er geen gespreksverslagen beschikbaar zijn van het onderzoek dat naar aanleiding van de calamiteit door de IGZ is uitgevoerd, is de kans klein dat het bij strafvervolging tot een veroordeling van de betrokken medewerkers zou komen. Om die reden kan er volgens het hof niet individueel tot vervolging worden overgegaan.
 
234
Art. 9 en 9a Sr.
 
235
Rb. Middelburg 17 april 2002, TvGR 2003/11. Zie tevens Rb. Breda, 6 april 2006, GJ 2006/60, waar in een vergelijkbaar geval 100 uur taakstraf wordt opgelegd.
 
236
Art. 255 WSr.
 
237
Rb. Rotterdam 5 januari 2012, LJN: BV9549.
 
238
Zie par. 11.​10.​1.
 
239
Kamerstukken II 2014/15, 32647, nr. 47.
 
240
Rb. Utrecht 12 november 2002, TvGR 2003/38. In een soortgelijk geval wordt volstaan met schuldigverklaring zonder strafoplegging, Rb. Rotterdam 12 december 2008, LJN: BG6732: verpleegkundige laat ernstig lichamelijk en geestelijk gehandicapt kind met epilepsie zonder toezicht in met water gevuld bad; het kind raakt onder water en overlijdt kort daarna.
 
241
Rb. Utrecht 30 november 2004, LJN: AR6673.
 
242
De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering gebracht. Waarschijnlijk zijn dat de 51 dagen van het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de gevangenisstraf.
 
243
Hof Arnhem 12 oktober 2005, Med Contact 2005;60:1896–900, TvGR 2006/9.
 
244
Hof Amsterdam 17 juni 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2280.
 
245
Art. 40 Sr. Andere rechtvaardigingsgronden zijn: noodweer (art. 41 lid 1 Sr), uitvoering van een wettelijk voorschrift (art. 42 Sr) en uitvoering van een ambtelijk bevel (art. 43 lid 1 Sr).
 
246
Rb. Den Haag 30 oktober 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:13243.
 
247
Art. 41 lid 2 Sr.
 
248
Strafbare feiten kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen, art. 51 Sr.
 
249
Rb. Leeuwarden 23 december 1987, TvGR 1988/24.
 
250
Rb. Rotterdam 12 december 2008, LJN: BG6738.
 
251
Rb. Almelo 29 mei 2009, LJN: BI5891, TvGR 2009/21; De voorzitter is ook persoonlijk strafrechtelijk veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf waarvan 8 maanden voorwaardelijk, Rb. Almelo 29 mei 2009, LJN: BI5890, TvGR 2009/20. In hoger beroep wordt de straf tegen de voorzitter omgezet in een volledig voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden, hof Arnhem 17 februari 2012, LJN: BV6139.
 
252
Brief van de minister van VWS van 6 november 2013; kamerstukken II 2013/14, 32299, nr. 21.
 
253
Art. 29 Sv.
 
254
Zie voor het onderwerp geheimhouding, zwijgplicht en verschoningsrecht par. 2.​2.​6.
 
255
Zie tevens art. 23 lid 1 sub c WBP: informatieverstrekking is toegestaan voor zover dit noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte.
 
256
Zie ook de KNMG Handreiking beroepsgeheim en politie/justitie (2012) 174 Art. 98 Sv.
 
257
Art. 98 Sv.
 
258
HR 8 mei 2001, TvGR 2002/8; Hof Den Haag 12 november 1986, TvGR 1987/11 (Terp-zaak).
 
259
Zie onder andere HR 27 mei 2008, NJ 2008, 407 en HR 21 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD7817
 
260
Rb. Rotterdam 13 februari 2007, TvGR 2007/22 m.nt. WR Kastelein (Erasmus Medisch Centrum I).
 
261
HR 21 oktober 2008, LJN: BD7817; NJ 2008, 630 m.nt. J Legemaate; TvGR 2009/9 (Erasmus Medisch centrum I, beroep in cassatie).
 
262
HR 9 mei 2006, TvGR 2006/47 m.nt. WR Kastelein (consultatiebureaudossier peuter Savanna).
 
263
HR 26 mei 2009, LJN: BG5979, TvGR 2009/27 m.nt. SF Tiems (LUMC verschoningsrecht).
 
264
HR 28 februari 2012, LJN: BU6088, TvGR 2012/20 m.nt. J Nouwt (huisartsenpost verschoningsrecht).
 
265
HR 14 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9943; NJ 2013, 561 m.nt. J. Legemaate.
 
266
Rapport ‘Medisch beroepsgeheim in dubio’ 1 oktober 2012, Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (iBMG) van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
 
267
Convenant inzet onafhankelijk deskundige arts bij signalen en verdenkingen van fraude in de zorg. Stcrt. 2016, 57996.
 
268
Kamerstukken I 2012/13, 32398, nr. D (Wfz, gewijzigd voorstel van wet).
 
269
Zie bijvoorbeeld Vzr. Rb. Utrecht 16 mei 2012, LJN: BW 6298 (structurele weigering geïndiceerde zorg te ontvangen); Vzr. Rb. Utrecht 20 februari 2009, LJN: BH 3560 (vertrouwensbreuk).
 
270
Vzr. Rb. Arnhem 29 oktober 2010, TvGR 2011/20 (bevel om alle publicaties te verwijderen en om rectificatie te plaatsen). Ploem MC, Hendriks AC. Kritische uitlatingen over individuele hulpverleners op het internet: waar ligt de grens? TvGR 2011;35:4–17.
 
271
CTG 15 september 2011, ECLI:NL:TGZCTG:YG1590.
 
272
Rb. Utrecht 30 december 2009, ECLI:NL:RBUTR:2009:BK8014.
 
273
In een tegenvordering eist patiënte van de gynaecoloog schadevergoeding. Deze tegenvordering wijst de rechtbank ook af.
 
Literatuur
1.
go back to reference Bol CA, Dute JCJ. Het tuchtrecht voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg: de betekenis van de tweede tuchtnorm voor de ontvankelijkheid. TvGR. 2016;40:288–329. Bol CA, Dute JCJ. Het tuchtrecht voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg: de betekenis van de tweede tuchtnorm voor de ontvankelijkheid. TvGR. 2016;40:288–329.
2.
go back to reference Die AC de. Gewaarborgde kwaliteit. In: Dorscheidt JHHM, Die AC de, redactie. De toekomst van de Wet BIG. Preadvies Vereniging voor Gezondheidsrecht. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2008. pag. 101–93. Die AC de. Gewaarborgde kwaliteit. In: Dorscheidt JHHM, Die AC de, redactie. De toekomst van de Wet BIG. Preadvies Vereniging voor Gezondheidsrecht. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2008. pag. 101–93.
3.
go back to reference Duijnhoven FH van. Van basisarts tot specialist. Een juiste verhouding tussen theorie en praktijk in relatie tot het aansprakelijkheidsrecht. NJB. 2007;82:1360–5. Duijnhoven FH van. Van basisarts tot specialist. Een juiste verhouding tussen theorie en praktijk in relatie tot het aansprakelijkheidsrecht. NJB. 2007;82:1360–5.
4.
go back to reference Duijst WLJM. Gezondheidsstrafrecht. Deventer: Kluwer; 2014. Duijst WLJM. Gezondheidsstrafrecht. Deventer: Kluwer; 2014.
5.
go back to reference Dute JCJ. Het concept-wetsvoorstel modernisering tuchtrecht. TvGR. 2015;39:606–16. Dute JCJ. Het concept-wetsvoorstel modernisering tuchtrecht. TvGR. 2015;39:606–16.
6.
go back to reference Hendriks AC. Tuchtrecht meer tucht dan recht. Voorzittersrede VGR 2015. TvGR. 2015;39:322–8. Hendriks AC. Tuchtrecht meer tucht dan recht. Voorzittersrede VGR 2015. TvGR. 2015;39:322–8.
7.
go back to reference Hendriks AC, Meer HCB van der, Meersbergen DYA van. Nieuwe kwaliteits- en klachtenwet voor gezondheidszorg. Oplossing of problemen erbij? NJB. 2016;91:108–14. Hendriks AC, Meer HCB van der, Meersbergen DYA van. Nieuwe kwaliteits- en klachtenwet voor gezondheidszorg. Oplossing of problemen erbij? NJB. 2016;91:108–14.
8.
go back to reference Kalkman-Bogerd LE. Klachtgerechtigdheid van een nabestaande ten onrechte beperkt. TvGR. 2015;39:331–7. Kalkman-Bogerd LE. Klachtgerechtigdheid van een nabestaande ten onrechte beperkt. TvGR. 2015;39:331–7.
9.
go back to reference Kalkman-Bogerd LE. Commentaar op het tuchtrecht in de Wet BIG (art. 47–85). In: Engberts DP et al., redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht*. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015. Kalkman-Bogerd LE. Commentaar op het tuchtrecht in de Wet BIG (art. 47–85). In: Engberts DP et al., redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht*. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015.
10.
go back to reference Leenen HJJ et al. Handboek gezondheidsrecht. 6e druk. Den Haag: Boom; 2014. pag. 597–661. Leenen HJJ et al. Handboek gezondheidsrecht. 6e druk. Den Haag: Boom; 2014. pag. 597–661.
11.
go back to reference Legemaate J. Openheid over medische fouten eist beleid. NJB. 2016;91:115–6. Legemaate J. Openheid over medische fouten eist beleid. NJB. 2016;91:115–6.
12.
go back to reference Mevis PAM. Gezondheidsrecht en strafrecht; ontwikkelingen in een niet altijd even gemakkelijke relatie. In: Ippel PC, Hartlief T, Mevis PAM, redactie. Gezondheidsrecht: betekenis en positie. Preadvies Vereniging voor Gezondheidsrecht. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2007. pag. 123–73. Mevis PAM. Gezondheidsrecht en strafrecht; ontwikkelingen in een niet altijd even gemakkelijke relatie. In: Ippel PC, Hartlief T, Mevis PAM, redactie. Gezondheidsrecht: betekenis en positie. Preadvies Vereniging voor Gezondheidsrecht. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2007. pag. 123–73.
13.
go back to reference Philips-Santman CE. Het gebruik van patiëntgegevens in de nieuwe klachtenprocedure. TvGR. 2016;40:405–18. Philips-Santman CE. Het gebruik van patiëntgegevens in de nieuwe klachtenprocedure. TvGR. 2016;40:405–18.
14.
go back to reference Sluijters B. De gezondheidszorg en het strafrecht. De delicten; bewijsproblemen. In: Sluijters B, Feber HRG, redactie. De gezondheidszorg en het strafrecht. Preadvies. Utrecht: Vereniging voor Gezondheidsrecht; 1989. Sluijters B. De gezondheidszorg en het strafrecht. De delicten; bewijsproblemen. In: Sluijters B, Feber HRG, redactie. De gezondheidszorg en het strafrecht. Preadvies. Utrecht: Vereniging voor Gezondheidsrecht; 1989.
15.
go back to reference Smeehuijzen JL, Akkermans AJ, Vansweevelt T. Ontwikkelingen rond medische aansprakelijkheid. Preadvies Vereniging voor Gezondheidsrecht. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2013. Smeehuijzen JL, Akkermans AJ, Vansweevelt T. Ontwikkelingen rond medische aansprakelijkheid. Preadvies Vereniging voor Gezondheidsrecht. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2013.
16.
go back to reference Stolker CJJM. Commentaar op art. 7:446–7:468 BW (WGBO). In: Engberts DP et al., redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht*. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015. Stolker CJJM. Commentaar op art. 7:446–7:468 BW (WGBO). In: Engberts DP et al., redactie. Tekst & commentaar gezondheidsrecht*. 6e druk. Deventer: Kluwer; 2015.
17.
go back to reference Tijdschrift voor gezondheidsrecht: Themanummer over het BIG-tuchtrecht. TvGR. 2000;24(7). Tijdschrift voor gezondheidsrecht: Themanummer over het BIG-tuchtrecht. TvGR. 2000;24(7).
18.
go back to reference Tijdschrift voor gezondheidsrecht: Themanummer over de Wet Kwaliteit, klachten en geschillen zorg: voortgang en achteruitgang. TvGR. 2016;40(2). Tijdschrift voor gezondheidsrecht: Themanummer over de Wet Kwaliteit, klachten en geschillen zorg: voortgang en achteruitgang. TvGR. 2016;40(2).
Metagegevens
Titel
Klachtrecht en aansprakelijkheid
Auteurs
Mr. L. E. Kalkman-Bogerd
Mr. W. Paping-Kool
Copyright
2017
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1780-6_10