TODO: Skip to main content
Top

2025 | Boek

Kinderneurologie

van symptoom naar diagnose

Redacteuren: Dewi Bakker, Oebo Brouwer, Nynke Doornebal, Elisa Hamer, Karina Kersbergen, Jolanda Schieving

Uitgeverij: BSL Media & Learning

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Dit is geen standaard leerboek over de kinderneurologie. Zoals de titel reeds suggereert, zijn in dit boek niet ziektebeelden leidend, maar klachten en symptomen. Daarbij ligt de nadruk op aanwijzingen in de anamnese en neurologisch onderzoek die leiden naar een differentiële diagnose en aanvullend onderzoek. Na enkele algemene hoofdstukken over anamnese, onderzoek, aanvullend onderzoek en revalidatiegeneeskunde volgt de bespreking van een groot aantal klinische problemen waarmee kinderen zich kunnen presenteren op de polikliniek en de spoedeisende hulp. Er is daarbij niet gestreefd naar volledigheid, maar gekozen voor thema’s die voor de alledaags klinische praktijk het meest relevant zijn. De hoofdstukken zijn geschreven door een groot aantal jonge en meer ervaren kinderneurologen uit heel Nederland, waarbij rekening is gehouden met hun specifieke expertise op een bepaald gebied.

Online is ook het ebook beschikbaar met extra informatie; er zijn verwijzingen naar overzichtsartikelen en adressen van nuttige websites opgenomen. Bij elk hoofdstuk hoort een module met oefenvragen waarmee de eigen kennis getest en uitgebreid kan worden. De belangrijkste doelgroep vormen artsen in opleiding tot neuroloog of kinderarts en kinderneurologen in opleiding, maar het boek is ook geschikt voor medici en paramedici die regelmatig contact hebben met kinderen met neurologische aandoeningen, zoals neurologen, kinderartsen, revalidatieartsen, psychologen en fysiotherapeuten.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Algemeen

Voorwerk
1. Inleiding
Samenvatting
In Nederland wordt de kinderneurologie uitgeoefend door kinderartsen en neurologen die een aanvullende opleiding hebben gevolgd en als kinderneuroloog zijn erkend door de Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie. Kenmerkend voor dit vakgebied zijn kennis en competenties over neurologische aandoeningen vanaf de foetale periode tot en met 18 jaar. Dit betreft een breed spectrum van aangeboren en verworven aandoeningen van een zenuwstelsel dat volop in ontwikkeling is. Hoewel er de afgelopen jaren enorme vooruitgang is geboekt in met name de beeldvormende en genetische diagnostiek, blijft het klinisch redeneren bij ieder kind verdacht van een neurologisch probleem centraal staan. Dit boek biedt handvatten door middel van een probleemgeoriënteerde benadering.
Oebo Brouwer, Dewi Bakker
2. Anamnese
Samenvatting
De anamnese is een belangrijk onderdeel van het diagnostisch proces. De anamnese geeft inzicht in de hoofdklacht en met aanvullende vragen wordt een totaalbeeld van het kind verkregen om zo een eerste differentiële diagnose te kunnen opstellen. Door middel van observaties van interactie en taalgebruik tijdens de anamnese kan al een indruk van de ontwikkeling van het kind verkregen worden. In dit hoofdstuk wordt het belang van de (perinatale) voorgeschiedenis, de ontwikkelingsanamnese en familieanamnese benadrukt, omdat dit specifieke onderdelen zijn van de anamnese bij een kind met een neurologisch probleem. Daarnaast wordt er een overzicht gegeven van de normale ontwikkeling en ontwikkelingsmijlpalen.
Dewi Bakker
3. Neurologisch onderzoek
Samenvatting
Het kinderneurologisch onderzoek kent zowel overeenkomsten als verschillen met het neurologisch onderzoek van (jong)volwassenen. Zo vindt er ook bij kinderen beoordeling plaats van de hogere corticale functies, hersenzenuwen, motoriek, sensibiliteit, coördinatie en reflexen. Voor het neurologisch onderzoek op de kinderleeftijd is het belangrijk kennis te hebben van de neurologische ontwikkeling. Naast de beoordeling van de genoemde klassieke domeinen van het neurologisch onderzoek, wordt een oordeel gegeven over de kwaliteit van de spontane motoriek en de behaalde ontwikkelingsmijlpalen. Bij jonge zuigelingen wordt tevens onderzocht of bepaalde houdingsreflexen aanwezig zijn en primitieve reflexen verdwenen zijn. Een volledig onderzoek bestaat naast het neurologisch onderzoek uit een algemeen lichamelijk onderzoek met speciale aandacht voor bijzondere uiterlijke kenmerken, orgaanvergroting en huidafwijkingen.
De optimale wijze van onderzoek is leeftijdsafhankelijk. Vaak kan spelenderwijs en door middel van observatie veel informatie verkregen worden. Dit hoofdstuk geeft hiervoor handvatten.
Elisa Hamer, Jolanda Schieving
4. Aanvullend onderzoek
Samenvatting
Bij de zoektocht naar de etiologische diagnose van een kinderneurologisch probleem kan het zinvol zijn aanvullend onderzoek in te zetten. Dit hoofdstuk beschrijft de diagnostische mogelijkheden op het gebied van laboratoriumonderzoek, metabool onderzoek, genetisch onderzoek, beeldvormend onderzoek, klinisch neurofysiologisch onderzoek en neuropsychologisch onderzoek. Ook valkuilen, beperkingen en toevalsbevindingen komen aan bod.
Karina Kersbergen, Dewi Bakker
5. Revalidatiebehandeling en begeleiding
Samenvatting
Als gevolg van neurologische aandoeningen zoals cerebrale parese, neuromusculaire aandoeningen en spina bifida kunnen kinderen beperkt zijn in het dagelijks functioneren en in hun ontwikkeling. De kinderrevalidatiegeneeskunde richt zich met multidisciplinaire behandeling op alle domeinen van het functioneren; zowel op het niveau van stoornissen zoals spasticiteit, als op activiteiten zoals lopen, als op participatie op school en sport. Expliciete aandacht is daarbij aanwezig voor contextuele factoren zoals het gezin en omgeving als belangrijke begeleiders van ontwikkeling en participatie.
Mattijs Alsem, Suzanne Lambregts, Annemieke Buizer

Poliklinische consulten

Voorwerk
6. Aanvallen
Samenvatting
Aanvallen bij kinderen kennen een uitgebreide differentiële diagnose die verschilt per leeftijd. Het is cruciaal niet-epileptische van epileptische aanvallen te onderscheiden. Hiermee wordt voorkomen dat onterecht de diagnose epilepsie wordt gesteld. Tevens kunnen andere diagnoses, zoals een hartritmestoornis, belangrijke behandelconsequenties hebben. In dit hoofdstuk wordt een stappenplan besproken voor de klinische benadering van aanvallen bij kinderen. Aanknopingspunten in de anamnese en het lichamelijk onderzoek voor de differentiële diagnose worden aangegeven. Bij epileptische aanvallen is vaststelling van een epilepsiesyndroom en zo mogelijk de onderliggende etiologie belangrijk voor de prognose en therapie. Ten slotte wordt per leeftijdscategorie een overzicht gegeven van de belangrijkste niet-epileptische aanvallen en epilepsiesyndromen.
Danique Vlaskamp, Nynke Doornebal, Dewi Bakker
7. Epilepsiebehandeling
Samenvatting
De behandeling van een kind met epilepsie is sterk individueel bepaald en omvat meer dan het voorschrijven van medicatie. In dit hoofdstuk komen alle aspecten van behandeling en begeleiding aan de orde, maar goede voorlichting vormt de basis. Uitleg wordt gegeven over aspecten die van belang zijn voor het al dan niet starten van medicatie en het zo mogelijk stoppen ervan. Epilepsiekenmerken zoals aanvalstype, epilepsiesyndroom en onderliggende oorzaak zijn met name leidend in de keuze van therapie. Werkingsmechanisme, toedieningsvorm en frequent voorkomende bijwerkingen van de meest voorgeschreven anti-epileptica worden besproken. Op basis van eigenschappen van de patiënt zoals leeftijd, comorbiditeit en geslacht wordt een keuze gemaakt voor een anti-epilepticum. Bij deze besluitvorming moeten ook ouders en indien mogelijk het kind zelf betrokken worden. Tot slot worden niet-medicamenteuze behandelopties genoemd.
Oebo Brouwer, Nynke Doornebal, Amerins Weijenberg
8. Afwijkende hoofdvorm en -grootte
Samenvatting
De groei van het kinderhoofd wordt bepaald door de inhoud van de schedel. Genetische en verworven aandoeningen kunnen de groei beïnvloeden. Er kan sprake zijn van een klein hoofd (microcefalie), een groot hoofd (macrocefalie) of een vormafwijking door een te vroeg gesloten schedelnaad (craniosynostose). Anamnese en lichamelijk onderzoek richten zich op het onderscheiden van de verschillende oorzaken van een afwijkende groei. Hoewel in de meeste gevallen geen causale behandeling mogelijk is, kan er door het vinden van een oorzaak gerichte voorlichting gegeven worden over prognose en herhaalkans. Behandelopties zijn er bij een onderliggende hydrocefalus door het bevorderen van de liquordrainage met een shunt of een derde ventriculostomie en bij een craniosynostose door het corrigeren van de vormafwijking middels een endoscopische naadresectie of open reconstructie.
Sümeyye Sezer, Wienke Galama, Hans Delye
9. Ontwikkelingsachterstand
Samenvatting
Ontwikkelingsachterstand is een veelvoorkomende hulpvraag op de polikliniek. Kinderen met ontwikkelingsproblemen worden in Nederland door zowel kinderartsen als kinderneurologen gezien. Zowel onderzoek naar de ernst en aard van de achterstand als het vinden van de oorzaak ervan is belangrijk. Een eerste stap is het verzamelen van informatie over het verloop van de ontwikkeling. Daarna volgt het zoeken naar aanknopingspunten voor een onderliggende diagnose. Bij verdenking op een specifieke aandoening kan gericht aanvullend onderzoek worden ingezet, terwijl bij een ontwikkelingsachterstand zonder aanknopingspunten vaak breed aanvullend onderzoek wordt gedaan. De etiologie van ontwikkelingsachterstand is uitgebreid. In dit hoofdstuk wordt een structurele aanpak besproken. Bij ruim 50 % van de kinderen met matige tot ernstige ontwikkelingsachterstand kan met de hieronder beschreven onderzoeken een diagnose worden gesteld.
Nienke Scheurer, Marjan Steenweg
10. Motorisch probleem: centraal of perifeer?
Samenvatting
Op de polikliniek kinderneurologie worden regelmatig kinderen gezien in verband met motorische problemen. Een aangeboren aandoening uit zich vaak in een vertraagde motorische ontwikkeling, maar neurologische ziekten kunnen zich ook uiten als een nieuw motorisch probleem. Bij verdenking op een vertraagde motorische ontwikkeling moet eerst worden vastgesteld of het gaat om een reële achterstand of een variatie binnen het normale spectrum. Vervolgens wordt bepaald of er een vertraagde ontwikkeling is maar met een normaal patroon voor een jongere ontwikkelingsleeftijd, of dat er sprake is van een afwijkend neurologisch patroon. In het laatste geval is het vervolgens de vraag of dat berust op een functiestoornis van het centrale of perifere zenuwstelsel. In dit hoofdstuk worden handvatten gegeven hoe een dergelijk onderscheid aan de hand van anamnese en neurologisch onderzoek gemaakt kan worden.
Elisa Hamer, Jolanda Schieving
11. Centraal motorische aandoeningen
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de centrale motorische stoornissen besproken. Dit gebeurt aan de hand van de klinische vignetten van het stijve kind, het kind met balansproblemen en het overbeweeglijke kind. Voor een goede aanpak is het juist classificeren van het hoofdsymptoom essentieel. In dit hoofdstuk worden handvatten gegeven voor het maken van onderscheid tussen de verschillende bewegingsstoornissen aan de hand van anamnese en neurologisch onderzoek. Daarnaast wordt ingegaan op de belangrijkste oorzaken en op de daartoe noodzakelijk diagnostische stappen.
Laura van de Pol, Jolanda Schieving, Wieke Eggink
12. Neuromusculaire aandoeningen
Samenvatting
Het herkennen van een neuromusculaire aandoening bij kinderen en het opstellen van een passende differentiële diagnose is uitdagend. Het classificeren aan de hand van klinische fenotypen kan daarbij helpend zijn. Er zijn drie fenotypen die in dit hoofdstuk worden toegelicht: de zuigeling met spierzwakte, het kind met een grofmotorische ontwikkelingsachterstand en het kind met een later debuterende spierzwakte. In dit hoofdstuk wordt de klinische benadering bij vermoeden op een neuromusculaire aandoening beschreven, waarbij het gaat om klinische diagnostiek in de spreekkamer en aanvullend onderzoek.
Stefanie Veenhuis, Corrie Erasmus, Erik Niks, Inge Cuppen
13. Functionele neurologische stoornis
Samenvatting
De functionele neurologische stoornis (of ook wel conversie) is een onderdeel van de grotere groep van functionele klachten. De diagnose functionele neurologische stoornis wordt in de DSM-5 gesteld op basis van positieve aanknopingspunten in anamnese en bij lichamelijk onderzoek en niet meer op basis van psychologische kenmerken. Vaak zijn er wel psychologische uitlokkende factoren aan te wijzen. Een functionele neurologische stoornis is een relatief zeldzame aandoening, die echter binnen de kinderneurologie wel met regelmaat wordt gediagnosticeerd. Waarschijnlijk worden niet alle zich voordoende klachten voldoende herkend en benoemd. Een open gesprek met ouders en kind om een gezamenlijke visie te formuleren is een essentieel onderdeel van het herstel. De diagnose wordt in de meeste gevallen op de kinderleeftijd terecht gesteld en de prognose is goed. Een evidence based behandeling ontbreekt. Een benadering met continue en actieve betrokkenheid van een multidisciplinair team van kinderarts of kinderneuroloog, samen met een psycholoog, fysiotherapeut en soms psychiater wordt aanbevolen. Dit artikel geeft praktische aanwijzingen voor de anamnese, lichamelijk onderzoek en behandeling op basis van de meest recente inzichten.
Dewi Bakker, Annelou de Vries
14. Hoofdpijn
Samenvatting
Hoofdpijn komt veel voor bij kinderen en heeft vaak grote invloed op hun functioneren en welbevinden. Spanningshoofdpijn en migraine zijn op de kinderleeftijd de meest voorkomende primaire hoofdpijnsyndromen. De aanpak op de polikliniek bestaat uit anamnese en algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek inclusief fundoscopie. Daarmee wordt onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire (symptomatische) hoofdpijn. De behandeling van hoofdpijn hangt af van de gestelde diagnose en gebeurt in samenspraak met kind en ouders. Bij spanningshoofdpijn zijn vooral niet-medicamenteuze interventies van belang: uitleg, geruststelling en leefstijladviezen. Ook bij kinderen met migraine zijn deze heel belangrijk, maar bij hen wordt daarnaast een individueel medicamenteus aanvalsplan gemaakt en zo nodig een voorstel voor profylactische medicamenteuze behandeling gedaan. Bij secundaire hoofdpijn wordt het beleid bepaald op basis van de onderliggende oorzaak.
Ilse Broeks, Vincent Roelfsema
15. Slaapproblemen
Samenvatting
Tijdens de slaap vinden processen plaats die noodzakelijk zijn voor de normale groei en ontwikkeling van het jonge kind. Goede slaap is voor kinderen daarom essentieel. Slaapstoornissen kunnen berusten op een onderliggende somatische aandoening, samenhangen met exogene factoren zoals overmatige stress, emotionele problematiek en onvoldoende slaaphygiëne, of een combinatie daarvan. Slaapstoornissen kunnen de ontwikkeling en het functioneren van het kind, maar ook dat van het gezin ernstig ontregelen.
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe een mogelijke slaapstoornis bij een kind gestructureerd benaderd kan worden. Daarbij gaat het om herkenning van een afwijkend slaappatroon, waarbij nader wordt ingegaan op enerzijds slapeloosheid, anderzijds het juist overmatig slapen. Ook wordt ingegaan op het onderscheid tussen tijdens slaap optredende nachtelijke epilepsie en enkele veelvoorkomende parasomnieën. Tot slot worden enkele behandelopties van slaapstoornissen besproken waarbij de nadruk ligt op het creëren van voorwaarden voor goede slaap en mogelijke gedragsinterventies. Daarnaast worden nog enkele medicamenteuze opties genoemd.
Carin Delsman-van Gelder, Sigrid Pillen
16. Duizeligheid
Samenvatting
Duizeligheid komt bij kinderen frequent voor, maar minder vaak dan bij volwassenen. Duizeligheid kan verschillende symptomen omvatten zoals een licht gevoel in het hoofd, draaiduizeligheid of een balansprobleem. Bij aanvalsgewijze en chronische duizeligheid zijn vooral het beloop in de tijd en uitlokkende factoren van belang voor de differentiële diagnose. Bij een acuut vestibulair syndroom, gedefinieerd als acute draaiduizeligheid, kan met de HINTS (head-impulse-test, nystagmus en skew-test) onderscheid gemaakt worden tussen een centrale en perifere oorzaak.
Elisabeth Cats, Stephanie Winters
17. Foetale neurologie
Samenvatting
Foetale neurologie is een steeds belangrijker onderdeel van de kinderneurologie. Door de verbetering van de prenatale diagnostiek kunnen intracraniële afwijkingen en neurale-buisdefecten in een vroeg stadium van de zwangerschap gedetecteerd worden. De meest voorkomende intracraniële afwijkingen in de foetale periode zijn ventriculomegalie, aanlegstoornissen van het corpus callosum en afwijkingen in de achterste schedelgroeve. Om de toekomstige ouders goed te kunnen informeren wordt geprobeerd een diagnose te stellen en een prognose voor het kind te geven. Aanvullend onderzoek in de vorm van geavanceerd echo-onderzoek, foetale MRI, infectiediagnostiek en genetische diagnostiek spelen hierbij een belangrijke rol. Zwangerschapsafbreking kan tot de wettelijke termijn van 24 weken plaatsvinden, daarna kan dit alleen als wordt voldaan aan de eisen vermeld in de Regeling late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen en kinderen van 1–12 jaar.
Cacha Peeters-Scholte, Maartje Boon

Spoedeisende consulten

Voorwerk
18. Acute bewustzijnsdaling
Samenvatting
Beoordeling op de Spoedeisende Hulp van een kind met een acuut verlaagd bewustzijn komt geregeld voor. Na het traumatisch hoofd/hersenletsel is verdenking op een infectieus probleem (meningitis of encefalitis) de meest voorkomende reden. De oorzaak van het gedaalde bewustzijn is echter niet altijd direct duidelijk, terwijl behandeling wel acuut nodig kan zijn. Anamnese, lichamelijk en aanvullend onderzoek zullen dan richting moeten geven aan de uitgebreide differentiële diagnose en de daarbij behorende mogelijke behandelingen. Dit hoofdstuk biedt handreikingen voor een praktische aanpak en behandeling van kinderen met een acute bewustzijnsstoornis.
Maayke Hunfeld, Suzanne Koudijs, Joost Nicolai
19. Traumatisch hoofd/hersenletsel
Samenvatting
Traumatisch hoofd/hersenletsel is in ontwikkelde landen de meest voorkomende oorzaak van niet-aangeboren hersenletsel bij kinderen. Daarnaast is het ook de belangrijkste doodsoorzaak op de kinderleeftijd. De toedracht bij zuigelingen en peuters betreft voornamelijk ongelukken in en om het huis, maar vooral bij deze groep dient men ook alert te zijn op toegebracht letsel. Bij adolescenten gaat het met name om verkeersongevallen. De opvang van kinderen met traumatisch hoofd/hersenletsel is volgens de principes van Advanced Pediatric Life Support . Kritische toepassing van de CT-scan is van belang vanwege de stralenbelasting. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen primaire en secundaire hersenschade na een trauma. Na licht traumatisch hoofd/hersenletsel herstelt de meerderheid van de kinderen goed.
Maayke Hunfeld, Zwany Metting, Marie-Lise van Veelen
20. Acute motorische uitval
Samenvatting
Kinderen met (sub)acuut ontstane motorische problemen, zonder dat er sprake is van een voorafgaand trauma, presenteren zich vaak op de Spoedeisende Hulp. De differentiële diagnose is breed en vraagt in sommige gevallen om snelle diagnostiek en behandeling – zoals bij een herseninfarct. In dit hoofdstuk worden aan de hand van twee belangrijke verwijsredenen handvatten gegeven voor het opstellen van een plan van aanpak: het kind met halfzijdige motorische uitval en het kind dat niet meer kan lopen. Zo ontstaat een model gebaseerd op anamnese, lichamelijk en aanvullend onderzoek om vast te stellen wat de meest waarschijnlijke oorzaak en de beste vervolgstrategie is.
Esther Hopmans, Kees Braun, Jikke-Mien Niermeijer
21. Neonatale neurologie
Samenvatting
Neurologische aandoeningen bij neonaten kunnen verworven zijn doordat beschadiging optreedt van het zich ontwikkelende zenuwstelsel door complicaties bij de partus, bij prematuriteit of door bijvoorbeeld infecties. Ook aangeboren afwijkingen zoals neurogenetische aandoeningen of intra-uterien ontstane beschadiging kunnen zich presenteren op neonatale leeftijd, zowel klinisch als op beeldvorming.
Er zijn aandoeningen die specifiek bij neonaten voorkomen, zoals perinatale asfyxie, periventriculaire leukomalacie en Erbse parese. Symptomen van bijvoorbeeld cerebrale aanlegstoornissen en metabole ziekten kunnen zich op de neonatale leeftijd presenteren. De presentatie van algemeen voorkomende aandoeningen, zoals epilepsie, kan bij neonaten verschillen van die bij oudere kinderen. In de neonatale periode zijn er naast de reguliere mogelijkheden voor aanvullend onderzoek een aantal specifieke onderzoeken mogelijk, zoals echografie van de hersenen en amplitude-geïntegreerd EEG (aEEG).
Elisa Hamer, Karina Kersbergen, Liesbeth Smit, Floris Groenendaal
Nawerk
Meer informatie
Titel
Kinderneurologie
Redacteuren
Dewi Bakker
Oebo Brouwer
Nynke Doornebal
Elisa Hamer
Karina Kersbergen
Jolanda Schieving
Copyright
2025
Uitgeverij
BSL Media & Learning
Elektronisch ISBN
978-90-368-3124-6
Print ISBN
978-90-368-3123-9
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-3124-6