Driekwart van de psychische stoornissen begint voor het 25e levensjaar waarvan een kwart voor het 12e. De huisarts is bij uitstek in de gelegenheid dit in een vroeg stadium te signaleren. Naarmate kinderen jonger zijn is het lastiger vast te stellen of er sprake is van een stoornis door de atypische klachtenpresentatie. Met name het onderscheid tussen levensfaseproblematiek en onderliggende psychische stoornissen is niet eenvoudig. Dit hoofdstuk biedt, aan de hand van casuïstiek, aanknopingspunten om op ‘pluis-niet-pluisniveau’ psychische en lichamelijke klachten bij kinderen te exploreren. Na deze exploratie blijkt ongeveer driekwart van de kinderen in de eigen praktijk geholpen te kunnen worden. Overleg met school en met de jeugdarts kan hierbij ondersteunend werken. Beschreven wordt welke aspecten bij verwijzing naar de generalistische of gespecialiseerde GGZ overwogen moeten worden. Consultatie door een kinder- en jeugdpsychiater in de eigen praktijk kan helpen goede keuzes te maken in de behandeling en bij verwijzing.