Samenvatting
In het hoofdstuk Intoxicaties en onthouding van overige dempende middelen worden de epidemiologie, aandachtspunten bij anamnese en lichamelijk onderzoek, differentiaaldiagnose en behandelopties besproken. De meestgebruikte (illegale) sederende middelen zijn, naast alcohol en GHB (zie H. 21 en 22), in aflopende volgorde van frequentie in gebruik: benzodiazepines, cannabis, opioïden en lachgas. Cannabis (zeker bij een hoge THC/cannabidiol-ratio, zoals bij de meeste doorgekweekte cannabisvarianten het geval is), ketamine en lachgas kunnen naast sedatie ook hallucinogene effecten hebben. Benzodiazepine-agonisten worden gebruikt voor sedatie, de behandeling van angst- en slaapstoornissen en epilepsie. Wereldwijd bestaan er circa 50 verschillende benzodiazepine-agonisten. Deze zijn agonisten op de GABAA-receptor. Door het wijdverbreide gebruik komen intoxicaties met deze groep medicatie relatief vaak voor. Opioïden worden gedefinieerd als stoffen die een opioïde-receptor in het brein activeren. Ze kunnen worden onderverdeeld in de volgende soorten: natuurlijk voorkomende stoffen (bijv. morfine en codeïne), esterverbindingen van morfine (bijv. heroïne), synthetische (bijv. oxycodon, methadon en tramadol) en endogene stoffen (bijv. endorfines). Ook kunnen opioïden worden onderverdeeld naar affiniteit en sterkte van agonisme: een voorbeeld van een opioïde met hoge affiniteit voor opioïdereceptoren is fentanyl. Codeïne heeft een lage affiniteit, terwijl buprenorfine een hoge affiniteit met partieel agonisme heeft. Opioïden sorteren lichamelijke effecten vooral via 3 soorten receptoren: de μ, κ en δ. De belangrijkste medische indicatie is pijnbestrijding. De meeste opioïden worden gemetaboliseerd door de lever. Naast lachgas en cannabis vallen in deze categorie de antihistaminica (ofwel H1-receptorantagonisten, met name de centraal werkende) en barbituraten (die vooral het GABA-receptorcomplex stimuleren en tegenwoordig voor insomnie niet meer worden voorgeschreven). Deze middelen veroorzaken vrijwel dezelfde dempende effecten op het centraal zenuwstelsel als de eerdergenoemde benzodiazepines en opioïden.