Skip to main content
Top
Gepubliceerd in:
Omslag van het boek

2013 | OriginalPaper | Hoofdstuk

1. Inleiding

Auteur : Prof. dr. P.W. de Leeuw

Gepubliceerd in: Het hypertensie Formularium

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Zusammenfassung

Het bijsturen van dyslipidemie, diabetes mellitus en hypertensie is van groot belang bij de preventie van cardiovasculaire complicaties. Van deze risicofactoren is hypertensie het langst als zodanig bekend en op dit moment in omvang het grootste probleem. Immers, tien tot twintig procent van de volwassen bevolking heeft verhoogde bloeddruk, waarbij overigens geen strikte scheidingslijn valt te trekken tussen het normotensieve en het hypertensieve gebied. Veeleer is er sprake van een glijdende schaal waarbij iedere ‘overdruk’, hoe gering ook, bijdraagt aan het risico van vroegtijdige morbiditeit en mortaliteit. Hoewel het risico het grootst is bij degenen met de hoogste druk, is het aantal mensen in deze categorie verhoudingsgewijs klein. Vanuit het perspectief van de volksgezondheid is de ziektelast dan ook veel groter voor dat deel van de bevolking dat weliswaar een minder extreme bloeddrukverhoging heeft, maar in grotere aantallen bijdraagt aan het optreden van complicaties. Voor de praktijk is het wenselijk een arbitraire grens aan te houden waarboven behandeling noodzakelijk is. Volgens de thans gangbare definitie beschouwt men bij volwassenen een systolische bloeddruk tot 120 mmHg en een diastolische druk tot 80 mmHg als echt normaal; vanaf 140 mmHg systolisch of 90 mmHg diastolisch is er sprake van hypertensie. Het tussenliggende gebied noemt men hoognormaal, hoewel tegenwoordig ook steeds vaker de term ‘prehypertensie’ wordt gebruikt. Overigens mag men een patiënt pas op deze manier classificeren wanneer er ten minste drie bloeddrukmetingen bij ten minste drie afzonderlijke gelegenheden zijn verricht. Hoewel in het algemeen zowel de systolische als de diastolische druk verhoogd zullen zijn, is dit niet altijd het geval. De hoogste categorie van deze twee bepaalt dan tot welke groep iemand behoort. Wanneer alleen de systolische druk verhoogd is, spreekt men van ‘geïsoleerde systolische hypertensie’. In de meeste gevallen (meer dan negentig procent) is hypertensie essentieel, hetgeen betekent dat er geen eenduidige oorzaak voor aan te geven is. Van alle vormen van secundaire hypertensie hebben de meeste op de een of andere manier te maken met veranderingen in de nierfunctie.
Metagegevens
Titel
Inleiding
Auteur
Prof. dr. P.W. de Leeuw
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-9742-6_1