2009 | OriginalPaper | Hoofdstuk
Inleiding
Auteurs : Dr. N. J. Rommelse, Prof. dr. J. Oosterlaan
Gepubliceerd in: Het ADHD bij kinderen formularium
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Extract
ADHD, voluit attention-deficit hyperactivity disorder (aandachts-tekortstoornis met hyperactiveit), is een aandoening die zich kenmerkt door een triade van symptomen, te weten extreme afleidbaarheid, hyperactiviteit en impulsiviteit. Kenmerken van verhoogde afleidbaarheid zijn bijvoorbeeld: vaak niet lijken te luisteren als er iets tegen hem/haar gezegd wordt en snel afgeleid en vergeetachtig zijn. Hyperactiviteit wordt gekarakteriseerd door friemelen en wiebelen tijdens het zitten en excessief veel praten. Moeite met de beurt afwachten en het frequent onderbreken van anderen zijn karakteristiek voor impulsiviteit. In totaal zijn er in de vierde editie van Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV) negen symptomen van verhoogde afleidbaarheid gedefinieerd en negen symptomen van hyperactiviteit/impulsiviteit (zes van hyperactiviteit en drie van impulsiviteit; zie tabel 1). Om aan een diagnose ‘ADHD gecombineerd subtype’ te voldoen, moet een kind minstens zes van de negen symptomen van verhoogde afleidbaarheid vertonen en minstens zes van de negen symptomen van hyperactiviteit/impulsiviteit. Kinderen die wel zes of meer kenmerken van verhoogde afleidbaarheid vertonen, maar vijf of minder kenmerken van hyperactiviteit/impulsiviteit, komen in aanmerking voor de diagnose ‘ADHD subtype met voornamelijk verhoogde afleidbaarheid’. Dit subtype wordt soms ook wel ADD genoemd (attention-deficit disorder). Omgekeerd kunnen kinderen met zes of meer kenmerken van hyperactiviteit/impulsiviteit en vijf of minder kenmerken van verhoogde afleidbaarheid in aanmerking komen voor de diagnose ‘ADHD subtype met voornamelijk hyperactiviteit/ impulsiviteit’. Naast deze drie subtypen kan ook een diagnose ‘ADHD, niet anders omschreven’ gesteld worden als het kind prominente symptomen van verhoogde afleidbaarheid en/of hyperactiviteit/impulsiviteit vertoont, maar slechts gedeeltelijk voldoet aan de criteria voor een diagnose ADHD. Deze diagnose wordt vaak gebruikt om subklinische ADHD aan te duiden: kinderen die bijvoorbeeld vier of vijf van de negen symptomen vertonen waar er minstens zes vereist zijn voor een diagnose, maar die wel significante beperkingen ondervinden van hun symptomen.
A. Ofwel 1, ofwel 2
|
1. Zes (of meer) van de volgende symptomen van aandachtstekort zijn gedurende ten minste zes maanden aanwezig geweest in een mate die onaangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau:
|
Aandachtstekort
|
a. slaagt er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details of maakt achteloos fouten in schoolwerk, werk of bij andere activiteiten
|
b. heeft vaak moeite de aandacht bij taken of spel te houden
|
c. lijkt vaak niet te luisteren als hij/zij direct aangesproken wordt
|
d. volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er vaak niet in schoolwerk, karweitjes af te maken of verplichtingen op het werk na te komen (niet het gevolg van oppositioneel gedrag of van het onvermogen om aanwijzigen te begrijpen)
|
e. heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten
|
f. vermijdt vaak, heeft een afkeer van of is onwillig zich bezig te houden met taken die langdurige aandacht vereisen (zoals school- of huiswerk)
|
g. raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden (bijvoorbeeld speelgoed, huiswerk, potloden, boeken of gereedschap)
|
h. wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels
|
i. is vaak vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden
|
2. zes (of meer) van de volgende symptomen van hyperactiviteit- impulsiviteit zijn gedurende ten minste zes maanden aanwezig geweest in een mate die onaangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau:
|
Hyperactiviteit
|
a. beweegt vaak onrustig met handen of voeten, of draait in zijn/haar stoel
|
b. staat vaak op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat men op zijn plaats blijft zitten
|
c. rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is (bij adolescenten of volwassenen kan dit beperkt blijven tot subjectieve gevoelens van rusteloosheid)
|
d. kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten
|
e. is vaak ‘in de weer’ of ‘draaft maar door’
|
f. praat vaak aan een stuk door
|
Impulsiviteit
|
g. gooit het antwoord er vaak al uit voordat de vragen afgemaakt zijn
|
h. heeft vaak moeite op zijn/haar beurt te wachten
|
i. verstoort vaak bezigheden van anderen of dringt zich op (bijvoorbeeld mengt zich zomaar in gesprekken of spelletjes)
|
B. Enkele symptomen van hyperactiviteit-impulsiviteit of inattentiviteit die beperkingen veroorzaken waren voor het zevende jaar aanwezig
|
C. Enkele beperkingen uit de groep symptomen zijn aanwezig op twee of meer terreinen (bijvoorbeeld op school [of werk] en thuis)
|
D. Er moeten duidelijke aanwijzingen van significante beperkingen zijn in het sociale, school- of beroepsmatig functioneren
|
E. De symptomen komen niet uitsluitend voor in het beloop van een pervasieve ontwikkelingsstoornis, schizofrenie of een andere psychotische stoornis en zijn niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis (bijvoorbeeld stemmingsstoornis, angststoornis, dissociatieve stoornis of een persoonlijkheidsstoornis)
|