Samenvatting
De psychiatrische verpleegkunde is een relatief jong vak, dat dateert van eind negentiende eeuw, toen her en der krankzinnigengestichten van de grond kwamen. De ‘krankzinnigenverpleegkundige’ was lange tijd vooral somatisch georiënteerd. Pas na WO II ontstond een waterscheiding tussen de A-verpleegkundige (voor het lichaam) en de B-verpleegkundige (voor de geest). Maar al snel zag men in dat een mens niet zomaar op te delen is in losse stukken, en deed de holistische zijn intrede, waaruit later onder meer het biopsychosociaal model voortkwam, met oog voor biomedische, psychologische en sociale factoren. Intussen is het accent verschoven naar positieve gezondheid, herstelondersteuning en zelfredzaamheid. De patiënt (cliënt) heeft daarbij niet alleen meer zeggenschap, maar ook meer verantwoordelijkheid voor zijn eigen welzijn. De huidige psychiatrisch verpleegkundige weet zich gesteund door tal hulpmiddelen, zoals zorgstandaarden, classificatiemiddelen en meetinstrumenten, is goed opgeleid en werkt interdisciplinair en evidence-based. Na een ruime eeuw is het resultaat een goed gefundeerd, zelfstandig vakgebied.