Inleiding
Vijftig jaar geleden publiceerde Henry Kempe en zijn collega’s in de JAMA de eerste epidemiologische studie over wat hij noemde het battered-child syndrome
. Hij bracht daarmee kindermishandeling nadrukkelijk binnen het domein van artsen.1 Kempe was de eerste die, aan de hand van epidemiologisch onderzoek bij klinische patiënten, de discrepantie liet zien tussen anamnese en klinische bevindingen. Bovendien beschreef hij specifieke bevindingen bij lichamelijk en radiologisch onderzoek die kunnen duiden op kindermishandeling. Met behulp van röntgenfoto’s was hij tot de conclusie gekomen dat bepaalde letsels veroorzaakt moesten zijn door de ouders of opvoeders van het kind. Met de publicatie van deze gegevens in een vooraanstaand klinisch tijdschrift kon kindermishandeling als differentiaaldiagnose niet meer genegeerd worden.