Samenvatting
Een bloedtekort kan worden aangevuld met bloedproducten en infuusvloeistoffen. Omdat ze per definitie parenteraal (meestal intraveneus) worden toegediend, worden ze parenteralia genoemd (zie paragraaf
15.1).
De samenstelling van infuusvloeistoffen is afgestemd op het doel: het vochtvolume, elektrolyten of de zuurgraad corrigeren, voeding of bloedproducten toedienen. Repair- of kristallijne infuusvloeistoffen bevatten kristallen, opgelost in water. Ze kunnen isotoon, hypotoon of hypertoon zijn. Voorbeelden zijn NaCl 0,9% en Ringer-lactaat (zie paragraaf
15.2.1).
Een infuus klaarmaken en inbrengen en medicatie aan een infuus toevoegen zijn risicovolle handelingen. Er is een landelijke richtlijn Voor Toediening Gereed Maken (VTGM) van parenteralia.
Kaliumchloride is risicovolle medicatie. Het moet vóór toediening worden verdund en onder bewaking van een ecg langzaam worden toegediend (zie paragraaf
15.2.1).
Voeding via een infuus wordt meestal via een grote ader toegediend (zie paragraaf
15.2.2).
Bij bloedverlies is niet altijd plasmavervanging nodig; er kan ook een colloïdale oplossing worden gegeven. Er zijn colloïdale oplossingen op basis van gelatine zoals Haemaccel® en op basis van zetmeel, zoals EloHAES® (zie paragraaf
15.2.3).
Uit donorbloed worden verschillende bloedproducten gemaakt: vol bloed, erytrocyten met plasma, erytrocyten zonder plasma, alleen leukocyten, alleen trombocyten, plasma, stollingsfactoren, albumine. Het meest toegediende bestanddeel van bloed is het rode deel: de erytrocyten die het hemoglobine bevatten. Wanneer donorbloed niet matcht met het bloed van de ontvanger, treedt hemolyse op met acuut hoge koorts, soms met een koude rilling, lendenpijn, tensiedaling, tachycardie en benauwdheid. Daarom is strenge controle vooraf nodig (zie paragraaf
15.3).