Abstract
Na het lezen van de soms nogal theoretische en abstracte beschouwingen zal onvermijdelijk de vraag opkomen wat de sportleraar, fysiotherapeut, ergotherapeut in de praktijk kan doen met deze, voornamelijk, laboratoriumkennis. Het beantwoorden van deze vraag is niet eenvoudig. Inderdaad is veel kennis afkomstig uit het laboratorium waar proefpersonen (en/of proefdieren) onder experimentele condities taken moeten uitvoeren die ver verwijderd lijken van het alledaagse motorische handelen van mens en dier. Toch is deze kennis te vertalen naar de trainings- c.q. therapeutische praktijk. De essentiële rol die feedback speelt bij het leren is uit de tekst duidelijk geworden en iedere trainer/therapeut doet er goed aan zich dit te realiseren. Zonder feedback, d.w.z. zonder nauwkeurige informatie over succes of falen, zal het leren slechts moeizaam verlopen. Vooral in het begin van het leer- of therapieproces speelt deze informatie over gemaakte fouten een belangrijke rol. Een simpel ‘dat was goed’ of ‘dit doen we nog eens over’ is niet voldoende, want wat was goed en wat doen we nog eens over. De leerling/patiënt zal uit de informatie moeten kunnen halen wat de fout is, d.w.z. op welke aspecten een volgende poging bijgesteld dient te worden. Het gebruik van kunstmatige bronnen van informatie (variërend van belletjes tot het terugkoppelen van informatie over emg, kracht, positie) kan hierbij zinvol zijn.