Samenvatting
Immuuntherapie omvat zowel de preventie als behandeling van ziekte met middelen die de immuunrespons bevorderen of remmen. In dit hoofdstuk worden de diverse vormen van immuuntherapie van kanker behandeld. Immuuntherapie bij andere ziektebeelden komt elders in de afzonderlijke hoofdstukken aan bod. Immuuntherapie van kanker is erop gericht het immuunsysteem te stimuleren. De oudste vorm van immuuntherapie van kanker is behandeling met monoklonale antilichamen die gericht zijn tegen tumorspecifieke of tumorgeassocieerde antigenen. Bispecifieke antilichamen kunnen T-lymfocyten in nauw contact brengen met tumorcellen, waarna de tumor gedood kan worden. Een andere manier van immuuntherapie van kanker is immuunmodulatie waardoor het immuunsysteem van de patiënt zelf versterkt wordt en de tumor vervolgens succesvol kan worden aangevallen. Deze therapie richt zich op immuun-checkpoint-inhibitie-moleculen op de tumorcel of op de T-lymfocyten. Deze aanpak heeft een doorbraak betekent in de behandeling van kanker. Cellulaire immuuntherapie van kanker berust op het versterken van het immuunsysteem van de patiënt, door cellen toe te dienen aan de patiënt. Dit kan bijvoorbeeld door tumor-infiltrerende T-lymfocyten in vitro te versterken en expanderen of door een artificiële antigeenreceptor op T-lymfocyten tot expressie te brengen (chimere antigeenreceptor, CAR-T-lymfocyten). Ook kunnen via transfectie van specifieke T-celreceptoren de T-lymfocyten van de patiënt worden versterkt. Tumorvaccins, al dan niet aangeboden via dendritische cellen, kunnen in een aantal gevallen ook bijdragen aan therapie van kanker. Met het toegenomen inzicht in de interactie tussen het immuunsysteem en kanker, waarbij ook het microbioom van de patiënt een rol speelt, kan het succes van immuuntherapie van kanker nog toenemen.