Skip to main content
Top

2020 | OriginalPaper | Hoofdstuk

13. Houdingsregulatie – waarom vallen wij niet om?

Auteur : Dr. Ben van Cranenburgh

Gepubliceerd in: Neurowetenschappen

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Een etalagepop valt gemakkelijk om. Een mens blijft overeind met tegenwind, zijwind, op een hellend vlak, op één been, met een zware tas, rennend enzovoort. Onze houdingsregulatie is ijzingwekkend nauwkeurig en trefzeker. Dit is mede mogelijk doordat de hersenen dreigende verstoringen kunnen voorzien en hierop kunnen anticiperen (feedforward). Mocht dit niet lukken dan wordt de verstoring van het evenwicht alsnog waargenomen en gecorrigeerd (feedback). Bij dit alles spelen speciale sensoren en reflexen een belangrijke rol: de spierspoel voor de lengteregulatie, de peessensor voor de spanningsregulatie, gewrichtsensoren voor de waarneming van stand en houding. Via het fusimotore systeem (gamma-motoneuronen) kan de gevoeligheid van de spierspoel worden ingesteld in overeenstemming met de heersende situatie en de te verrichten taak. Veel houdingsreflexen zijn complex van karakter: bij het opentrekken van een laatje dat plotseling meegeeft, treedt de eerste reactie op in de kuitspier. Daarna volgt een keten van andere spiercontracties. Nek-, labyrint en visuele reflexen werken samen om de oriëntatie van hoofd en lichaam op de omgeving te waarborgen. Door hersenbeschadiging kunnen tonus en houding ingrijpend veranderen (hemiplegische houding, spasticiteit, rigiditeit).
Woordenlijst
arousal
wakkerheid, alertheid
basale kernen/ganglia
kernen in het binnenste van de hemisferen die van belang zijn voor de (automatische) motoriek
cerebellum
kleine hersenen
coördinatieve structuur
zenuwnetwerk dat impulspatronen genereert voor veelvoorkomende spiercontractiecombinaties (bijv. biceps-triceps activatiepatroon bij flexie van de onderarm)
CVA
Cerebro Vasculair Accident. Lett. ‘ongeluk met hersenvaten’. In de volksmond: beroerte. De neurologische verschijnselen (parese, afasie etc.) ontstaan meestal plotseling ten gevolge van een stoornis in de bloedvoorziening van een deel van de hersenen (ischemie/infarct 80 %, bloeding 20 %)
decerebratie
doorsnijding/laesie midden door het mesencephalon (tussen de colliculi) die veel wordt gebruikt bij neurofysiologische dierexperimenten. Het gedecerebreerde dier heeft nog talrijke houdingsreflexen
decorticatie
verwijdering/laesie van de hersenschors
DRAS
Descenderend Reticulair Activerend Systeem. Afdalend systeem dat zijn oorsprong heeft in de formatio reticularis en dat de spiertonus activeert/op peil houdt
EMG
Elektro Myo Gram. Registratie van de elektrische activiteit van spieren (met naalden in de spier, of met elektroden op de huid)
formatio reticularis
groot netwerk van neuronen dat in, en over de gehele lengte van de hersenstam ligt. Vanuit dit netwerk wordt de hersenschors geactiveerd ten behoeve van de arousal (ARAS), en ook het ruggenmerg ten behoeve van houding en spiertonus (DRAS)
fusimotore systeem
systeem van gamma-motoneuronen die vanuit de voorhoorn van het ruggenmerg de gevoeligheid van de spierspoel kunnen beïnvloeden
fusimotore systeem
systeem van gamma-motoneuronen die vanuit de voorhoorn van het ruggenmerg de gevoeligheid van de spierspoel kunnen beïnvloeden
interneuron
tussen-, schakelneuron, geheel binnen het centrale zenuwstelsel gelegen. Meer dan 99 % van alle neuronen zijn interneuronen
kinesthesie
houdings- en bewegingszin. Het vermogen bewust de houding en beweging van eigen lichaam(sdelen) waar te nemen (behoort tot de proprioceptie)
labyrintreflex
reflexen die uitgaan van prikkeling van het labyrint, dat wil zeggen de stand en beweging(sversnelling) van het hoofd in de ruimte, en die effecten hebben op de tonus van ledematen en houdingsspieren
mesencephalon
middenhersenen. Bovenste deel van de hersenstam, gelegen tussen diencephalon en pons
myotatische reflex = rekreflex = spierspoelreflex
korte spierschok die ontstaat door rek van een spier die wordt bewerkstelligd door een tik met de reflexhamer op de pees; hierdoor wordt de spierspoel geprikkeld (dus niet de peessensor!)
nekreflex
reflexen die het gevolg zijn van prikkeling van sensoren in de nekstreek (gewrichtssensoren, spierspoelen). Ze worden uitgelokt door verandering van de stand van het hoofd ten opzichte van de romp, en hebben hun effect op de tonus van de ledematen
noxisch
schadelijk, beschadigend
Piramidebaan
banen die in de hersenschors ontspringen en in één ruk via de piramiden (in de medulla oblongata) naar het ruggenmerg verlopen. Moderne naam: directe corticospinale baan
peessensor
zintuigcellen in de pees van een spier gelegen, die geprikkeld worden bij toename van de spanning
plasticiteit
vervormbaarheid. Het vermogen van neuronen en het zenuwstelsel om qua eigenschappen te veranderen (structureel, chemisch, fysiologisch). Plasticiteit is de biologische basis voor ontwikkeling, leren en herstelvermogen
Renshaw-inhibitie
recurrente inhibitie van alfa-motoneuronen via een door Renshaw beschreven inhiberend interneuron in het ruggenmerg
rigiditeit
de hoge spiertonus bij extrapiramidale ziekten, met name de ziekte van Parkinson. De hoge weerstand bij passief bewegen wordt over het gehele bewegingstraject gevoeld
spasticiteit
hoge spiertonus bij laesies in de hersenen of motorische banen. Bij passieve beweging is het zogenaamde knipmesfenomeen waarneembaar: aanvankelijk wordt weerstand gevoeld, maar plotseling geeft de beweging mee. De myotatische reflexen zijn verhoogd
spasticiteit
hoge spiertonus bij laesies in de hersenen of motorische banen. Bij passieve beweging is het zogenaamde knipmesfenomeen waarneembaar: aanvankelijk wordt weerstand gevoeld, maar plotseling geeft de beweging mee. De myotatische reflexen zijn verhoogd
spierspoel
in de spier gelegen orgaantjes die gevoelig zijn voor rek (bevatten zgn. ‘nuclear bag’ en ‘nuclear chain’ vezels; worden afferent door I-a en II vezels, en efferent door gamma-motoneuronen geïnnerveerd)
spinalisatie
snede/laesie hoogcervicaal waardoor de hersenen van het ruggenmerg zijn losgekoppeld
supplementaire motorische schors
area 4s, secundair motorisch schorsgebied dat mediaal in de lobus frontalis ligt. Hier bevindt zich een tweede projectie van de motoriek (M-II). Het gebied is actief bij iedere enigszins complexe beweging of handeling, en ook bij zogenaamde mental practice (in gedachte bewegen)
supraspinaal
hoger dan het ruggenmerg
synesthesie
sensorische gewaarwordingen die ontstaan door prikkels van een andere modaliteit, bijvoorbeeld evenwichtsgewaarwording bij visuele prikkeling
tectum (opticum)
dak van het mesencephalon; belangrijk voor visuele en akoestische reflexen
vestibulo-oculaire reflex (VOR)
oogbewegingsreactie uitgelokt door evenwichtsprikkeling: een beweging van het hoofd (vestibulaire prikkel) leidt tot oogbewegingen, zodanig dat de netvliesbeelden stabiel blijven
ziekte van Huntington
dominant erfelijke ziekte met tekort aan transmitters in de basale kernen (o.a. GABA = gamma-aminoboterzuur) die gepaard gaat met onwillekeurige bewegingen (chorea) en uiteindelijk met dementie
ziekte van Parkinson
degeneratieve ziekte van de basale kernen die gepaard gaat met stoornissen van de motoriek: rigiditeit, verlies van bewegingsautomatismen en tremor. Er is een tekort aan dopamine, en in een later stadium ook aan andere transmitters
Literatuur
go back to reference Brooks, V. B. (1986). The neural basis of motor control. New York: Oxford University Press. Brooks, V. B. (1986). The neural basis of motor control. New York: Oxford University Press.
go back to reference Burke, D. (1981). The activity of human muscle spindles in normal motor behavior. In R. Porter (Ed.), Internat Rev Physiol vol 25, Neurophysiology (p. 4). Baltimore: University Park Press. Burke, D. (1981). The activity of human muscle spindles in normal motor behavior. In R. Porter (Ed.), Internat Rev Physiol vol 25, Neurophysiology (p. 4). Baltimore: University Park Press.
go back to reference Carpenter, R. H. S. (1990). Neurophysiology (2nd ed.). London: Arnold. Carpenter, R. H. S. (1990). Neurophysiology (2nd ed.). London: Arnold.
go back to reference Kandel, E. R. (1991). Principles of neural science (3rd ed.). New York: Appleton & Lange. Kandel, E. R. (1991). Principles of neural science (3rd ed.). New York: Appleton & Lange.
go back to reference Kandel, E. R., et al. (2013). Principles of neural science (5th ed.). New York: McGraw-Hill. Kandel, E. R., et al. (2013). Principles of neural science (5th ed.). New York: McGraw-Hill.
go back to reference Prochazka, A. (1981). Muscle spindle function during normal movement. In R. Porter (Ed.), Internat Rev Physiol vol 25, Neurophysiology (p. 4). Baltimore: University Park Press. Prochazka, A. (1981). Muscle spindle function during normal movement. In R. Porter (Ed.), Internat Rev Physiol vol 25, Neurophysiology (p. 4). Baltimore: University Park Press.
go back to reference Roberts, T. D. M. (1978). Neurophysiology of postural mechanisms (2nd ed.). London: Butterworths. Roberts, T. D. M. (1978). Neurophysiology of postural mechanisms (2nd ed.). London: Butterworths.
go back to reference Rothwell, J. (1994). Control of human voluntary movement (2nd ed.). London: Chapman.CrossRef Rothwell, J. (1994). Control of human voluntary movement (2nd ed.). London: Chapman.CrossRef
go back to reference Spillane, J. D. (1983). An atlas of clinical neurology (3rd ed.). London: Oxford University Press. Spillane, J. D. (1983). An atlas of clinical neurology (3rd ed.). London: Oxford University Press.
go back to reference Feldman, R.G. et.al. (1980). Spasticity: disordered motor control, Chicago: Year Book Medical Publ. Feldman, R.G. et.al. (1980). Spasticity: disordered motor control, Chicago: Year Book Medical Publ.
go back to reference Proske, U. (1981). The Golgi tendon organ, in: Porter, R., Internat Rev Physiol, vol. 25. Neurophysiology 4., Baltimore: University Park Press. Proske, U. (1981). The Golgi tendon organ, in: Porter, R., Internat Rev Physiol, vol. 25. Neurophysiology 4., Baltimore: University Park Press.
Metagegevens
Titel
Houdingsregulatie – waarom vallen wij niet om?
Auteur
Dr. Ben van Cranenburgh
Copyright
2020
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2493-4_13