Zusammenfassung
Met deze ietwat wijdlopige en descriptieve definitie opent het tweede hoofdstuk van het Raamplan interne geneeskunde. Hoewel op zo’n definitie van alles valt aan te merken, geeft zij de breedte van het werkterrein van de internist goed weer. Het gaat in de interne geneeskunde over patiënten die lijden aan stoornissen van de inwendige organen en orgaansystemen – organen die dus niet zonder meer met de blote hand of het blote oog in kaart zijn te brengen. De preventie en diagnostiek horen nadrukkelijk tot het werkterrein, als ook de therapie, voor zover deze niet-chirurgisch van aard is. In de intramurale curatieve zorg wordt vaak de tweedeling snijdend/beschouwend specialisme gehanteerd. De interne geneeskunde zou dan, samen met bijvoorbeeld de psychiatrie, dermatologie, longziekten, cardiologie en neurologie in de ‘beschouwende’ specialismen worden ondergebracht. Nog los van de vraag of een dergelijke indeling organisatorisch nuttig is, is het zeer de vraag of zo’n indeling de patiënt die met een zorgvraag komt – en niet met een specialismeverzoek – recht doet. Het is een teken aan de wand dat tegenwoordig veel zogenaamde interdisciplinaire zorginitiatieven (moeten?) worden genomen: blijkbaar is de samenwerking tussen ‘snijdende’ en ‘beschouwende’ specialismen hard nodig, en gaat deze niet vanzelf. De klassieke tweedeling is aan revisie toe.