01-06-2008 | Ethiek
‘Hij moet wel stabiel dood gaan!’
Gepubliceerd in: Critical Care | Uitgave 3/2008
Log in om toegang te krijgenSamenvatting
De 53-jarige Anton H. is drie dagen geleden op de IC opgenomen nadat hij op een bouwplaats van een steiger was gevallen. Hij heeft daarbij een ernstig schedelhersenletsel, een pneumothorax en een fractuur van zijn dijbeen opgelopen. Hij is diep comateus (EMV 4), maar hemodynamisch stabiel. Hij is geïntubeerd en wordt mechanisch beademd. Op de CT-scan van de hersenen zijn uitgebreide beschadigingen van de grote hersenen te zien. Tijdens het multidisciplinair overleg worden de slechte vooruitzichten op een zinvolle overleving besproken. Als de man zou overleven dan zou dit in een vegetatieve toestand zijn. Een intensivist en een verpleegkundige bespreken ‘s middags het slechte nieuws met de echtgenote en de twee volwassen kinderen van Anton. De echtgenote geeft aan dat overleven in een vegetatieve toestand niet iets is dat de man zou willen. De arts geeft aan dat hij de behandeling zou willen staken, waarna de patiënt zou komen te overlijden. De naasten kunnen zich hierin vinden. De zoon geeft aan dat zijn vader bij leven heeft aangegeven na zijn dood orgaandonor te willen zijn. De arts kan zich in deze beslissing vinden en zegt dat, gezien de patiënt niet hersendood is, de nieren en lever via een non-heart-beatingprocedure zouden kunnen worden gedoneerd. De te volgen procedure wordt uitgelegd. De beademing zal worden gestaakt en als de patiënt binnen twee uur een circulatiestilstand krijgt, zal hij naar de operatieafdeling worden gebracht voor uitname van de organen. De naasten gaan hiermee akkoord. Bij raadpleging blijkt er een positieve beschikking in het donorregister te zijn.