01-04-2014
Het voorspellen van de gevoeligheid van kinderleukemiecellen voor proteasoomremmers
Gepubliceerd in: Tijdschrift voor Kindergeneeskunde | Uitgave 2/2014
Log in om toegang te krijgenSamenvatting
Inleiding
Voor kinderen met een recidief na een eerste succesvolle behandeling van acute lymfatische leukemie (ALL) en acute myeloïde leukemie (AML) bestaat een grote behoefte aan nieuwe geneesmiddelen. Bortezomib (BTZ) is een reversibele proteasoomremmer die momenteel getest wordt in klinische studies bij kinderen met recidief-ALL en -AML. Omdat toxiciteit en resistentie tegen BTZ kunnen optreden, zijn nieuwe proteasoomremmers ontwikkeld. Het doel van dit onderzoek is om te bekijken of kinderleukemiecellen gevoelig zijn voor BTZ en proteasoomremmers van de tweede generatie (carfilzomib, ONX 0912 en ONX 0914), en om factoren te identificeren die voorspellen hoe een kind zal reageren op behandeling met proteasoomremmers.
Methoden
Voor leukemische blastcellen van 29 ALL- en 10 AML-patiënten werden de gevoeligheden voor BTZ, carfilzomib, ONX 0912, ONX 0914 en het glucocorticoïd dexamethason bepaald met de MTT-celviabiliteitstest. Daarnaast werd de eiwitexpressie van de functioneel-actieve proteasoomsubunits bepaald met western blot en ProCISE, en gecorreleerd aan de gevoeligheid voor proteasoomremmers.
Resultaten
ALL-cellen waren significant gevoeliger voor alle proteasoomremmers en dexamethason dan AML-cellen. Expressie van de constitutieve proteasoomsubunits ten opzichte van immuunproteasoomsubunits was significant hoger in AML-cellen dan in ALL-cellen. De ratio van immuun-/constitutieve proteasoomsubunits bleek goed te correleren met de gevoeligheid van ALL-cellen voor ONX 0914 en AML-cellen voor BTZ en carfilzomib.
Conclusie
Expressieniveaus van proteasoomsubunits kunnen van voorspellende waarde zijn hoe een kind zal reageren op proteasoomremmers. Hiermee draagt dit onderzoek bij aan een gerichtere behandeling van kinderen met leukemie.