Skip to main content
Top

2013 | Boek

Het vaatlab

HANDBOEK VOOR ONBLOEDIG VAATONDERZOEK

Redacteur: prof. dr. A.J. Smit

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Onbloedige vasculaire meetmethoden zijn onmisbaar voor diagnostiek en monitoring van vaatziekten door verschillende specialismen zoals de internist vasculaire geneeskunde, de vaatchirurg, de cardioloog en de radioloog. Behalve voor diagnostiek van vaatziekten, spelen vaatmeetmethoden ook een belangrijke rol bij cardiovasculaire risicoinschatting. Daarmee worden ook andere specialisten (reumatologen, oncologen, psychiaters, obstetrici) en vaatlaboranten in toenemende mate geconfronteerd, vooral bij ziekten met 'late' cardiovasculaire complicaties en bijbehorende vragen over cardiovasculaire risicoinschatting. Dit handboek geeft een actueel overzicht van onbloedige vasculaire meetmethoden. Het bespreekt basisprincipes en toepassingen van een brede reeks aan niet-invasieve technieken voor de beoordeling van bloedvaten. Vrijwel alle door de vasculaire internist in de klinische praktijk gebruikte vaatlabtechnieken komen aan de orde. De nadruk ligt op de waarde in de klinische praktijk van deze technieken voor diagnostiek of voor risicoschatting, en hun beperkingen en valkuilen.

Inhoudsopgave

Voorwerk
HOOFDSTUK 1. EEN VAATLAB VOOR DE INTERNIST VASCULAIRE GENEESKUNDE; OPZET
Abstract
De opleidingseisen voor de internist vasculaire geneeskunde met betrekking tot het kennisniveau van vaatfunctietechnieken zijn samengevat in tabel 1.1. Kennisniveau A veronderstelt dat de betrokkene expert geacht mag worden op het kennisniveau van mogelijkheden en beperkingen van de genoemde vaattechnieken, kennisniveau B veronderstelt kennis boven dat van een algemeen internist.
A.J. SMIT, F.L. UBELS
HOOFDSTUK 2. ARTERIEEL VAATONDERZOEK
Abstract
Meting van de arteriële bloeddruk is de techniek binnen de vasculaire geneeskunde die het eerst tot ontwikkeling is gekomen. Al sedert het einde van de i8e eeuw, toen het Haldane lukte om bij een paard de arteriële bloeddruk te meten, bestaat er aandacht voor dit onderwerp. Na de ontdekking van een techniek voor onbloedige bloeddrukmeting door Riva-Rocci aan het einde van de 19e eeuw en kort daarna de beschrijving van de hoorbare tonen tijdens een bloeddrukmeting door Korotkoff, werd een niet- invasieve bloeddrukmeting al snel standaardonderdeel van het lichamelijk onderzoek.
A.J SMIT
HOOFDSTUK 3. ARTERIEEL ECHODOPPLERONDERZOEK
Abstract
Gedetailleerde kennis van achtergronden, toepassingen en beperkingen van echografisch en doppleronderzoek van vaten, en de combinatie van beide bij (kleuren)du- plex, is onzes inziens niet alleen belangrijk voor radioloog en vaatchirurg, maar ook voor de internist vasculaire geneeskunde. Duplex en kleurendoppler (CDI, colour doppler imaging) zijn centrale vaatlabtechnieken geworden in de ’buurspecialismen’ vaatchirurgie en vasculaire neurologie, en bepalen daar in belangrijke mate behandel- beslissingen. Ook de internist vasculaire geneeskunde behoort in bovenstaande aspecten van deze technieken goed thuis te zijn vanwege zijn toenemende centrale rol bij de zorg voor de patiënt met perifeer vaatlijden.
E.J. HOUWERZIJL, A.J. SMIT
HOOFDSTUK 4. VAATCOMPLIANTIE
Abstract
Bij klassieke vasculaire risicofactoren als diabetes en hypertensie treden functionele veranderingen van de vaatwand al aanzienlijk eerder op dan anatomische veranderingen. Hierbij wordt niet gedoeld op de endotheelfunctie, maar op functionele ’passieve’ veranderingen in de vaatwandeigenschappen. Deze functionele eigenschappen worden meestal beschreven in termen als compliantie, elasticiteit, stijfheid, stugheid.
A.J SMIT
HOOFDSTUK 5. METINGEN VAN DE VAATWANDDIKTE: INTIMA-MEDIA-DIKTE EN PLAQUES
Abstract
Ondanks grote verbetering in primaire en secundaire preventie bij cardiovasculair risicomanagement blijven hart- en vaatziekten nog steeds de belangrijkste medische doodsoorzaak van premature sterfte over de hele wereld. Klassieke modificeerbare risicofactoren voor hart- en vaatziekten verklaren het grootste gedeelte van de hart- en vaatziekten die in de populatie optreden. Met behulp van klinische risicoscores kunnen patiënten in de setting van primaire preventie vrij betrouwbaar in risicocategorieën worden ingedeeld. Helaas treden verreweg de meeste events op in de groep die wij als laagrisicogroep bestempelen (Rose-paradox).
D.J. MULDER, A.J. SMIT
HOOFDSTUK 6. CORONAIRE KALKSCORE
Abstract
Bepaling van risico op coronaire hartziekte in de algemene, asymptomatische bevolking vindt met name plaats door meting van cardiovasculaire risicofactoren. Op basis van risicofactorwaarden kan een cardiovasculaire risicoscore berekend worden, zoals de bekende Framinghamrisicoscore. Het risico op hart- en vaatziekten wordt laag geschat in ongeveer 35%, intermediair in 40% en hoog in 25% van de bevolking. In geval van een laag risico volstaan adviezen voor een gezonde leefstijl. Individuen met een hoog geschat risico komen in aanmerking voor medicamenteuze therapie. De precieze strategie bij mensen met een intermediair ingeschat risico is niet geheel duidelijk. In deze groep wordt atherosclerosemeting waardevol geacht.
R VLIEGENTHART
HOOFDSTUK 7. FOTO-ELEKTRISCHE PLETHYSMOGRAFIE
Abstract
Al tientallen jaren is plethysmografie, en dan met name foto-elektrische plethysmografie (FEP), een zeer eenvoudige niet-belastende methode voor het meten van perifere pulsatiele doorbloeding. Een nadeel in de praktij kis dat de vooraf vereiste opwarming van vingers/tenen veel tijd kan kosten.
A.J SMIT
HOOFDSTUK 8. VENEUS VAATONDERZOEK: COMPRESSIE-ECHOGRAFIE EN DUPLEXECHO
Abstract
In het verleden veel gebruikte technieken voor de diagnostiek van diepe veneuze trombose zoals veneuze doppler (alleen) en impedantieplethysmografie zijn in onbruik geraakt en worden niet meer besproken. Flebografie wordt steeds minder toegepast, is nog wel de gouden standaard, maar de kwaliteit hangt afvan de ervaring van de radioloog. CTvenografie en MRI-scan vormen een alternatief voor de flebografie, maar meer onderzoek is nodig naar de betrouwbaarheid.
P.W. KAMPHUISEN, A.J. SMIT
HOOFDSTUK 9. KLINISCHE CAPILLAIRMICROSCOPIE
Abstract
Capillairmicroscopie van de nagelplooi is een niet-invasieve techniek om een indruk te krijgen van de kleinste bloedvaten (capillairen) in de huid met behulp van een optisch vergrotingsinstrument. De klinische toepassing is er vooral in gelegen dat bij bind- weefselsysteemziekten kwalitatieve en kwantitatieve veranderingen in het capillaire vaatbed optreden.
E.H. SERNÉ, A.J. SMIT
HOOFDSTUK 10. CARDIOVASCULAIR AUTONOOM FUNCTIEONDERZOEK
Abstract
Autonoom functieonderzoek ter beoordeling van functionele stoornissen als gevolg van afwijkingen in het autonome zenuwstelsel kan in verschillende orgaansystemen gedaan worden. In het kader van het cardiovasculaire systeem wordt de arteriële baroreflex getest, die reageert op veranderingen in de bloeddruk, door veranderingen in hartfrequentie, hartcontractie en vaattonus. Het cardiovasculair autonoom functieonderzoek bestaat uit een aantal cardiovasculaire reflextesten, waarmee een aantal specifieke aspecten van de arteriële baroreflex wordt geëvalueerd.
M.P.M. HARMS, A.J. SMIT
HOOFDSTUK 11. HARTSLAGVARIABILITEIT EN BAROREFLEXGEVOELIGHEID
Abstract
De bloeddrukregulatie is een complex systeem met verschillende onderdelen. De hartslag(variabiliteit) wordt vooral beïnvloed door de kortetermijnbloeddrukregulatie via het autonome zenuwstelsel. In figuur 11.1 is de kortetermijnbloeddrukregulatie of baroreflex weergegeven. Naast de hartslag zijn er nog drie andere deelsystemen (effectoren) die werkzaam zijn in de baroreflex: contractiekracht van het hart (maximum elastance), totale perifere vaatweerstand (systemic resistance) en veneus bloedvolume (venous volume).
A.M. VAN ROON
HOOFDSTUK 12. LOOPTRAINING BIJ PERIFEER VAATLIJDEN
Abstract
Chronisch perifeer obstruerend arterieel vaatlijden komt veel voor, naar schatting ongeveer even vaak als ischemische hartziekten: in Nederland veroorzaakte perifeer vaatlijden in 2010 80.000 a 90.000 ziekenhuisopnamen. In de VS heeft 1 op de 16 personen > 40 jaar tekenen van perifeer vaatlijden. Atherosclerose is veruit de meest voorkomende oorzaak van perifeer vaatlijden. Zoals bekend verondersteld, is bij 40-50% van de patiënten sprake van dubbelzijdige afwijkingen, ook al is de initiële klacht enkelzij dig.
A.I. VAN GESSEL, A.J. SMIT
HOOFDSTUK 13. OVERIGE ONDERZOEKEN MET TOEPASSING IN DE PATIËNTENZORG
Abstract
Dit onderzoek wordt afzonderlijk besproken omdat de internist vasculaire geneeskunde af en toe zelf de consequenties van deze aandoening ziet (distaal embolisatie, of unilateraal fenomeen van Raynaud), of omdat hem gevraagd wordt dit via een vasculaire techniek aan te tonen. Kennis van een aantal provocatiehoudingen is hierbij van belang.
C. DE BRUIN, A.J. SMIT
HOOFDSTUK 14. OVERIGE TECHNIEKEN
Abstract
De AGE-reader (in het interne vaatlab UMC Groningen ontdekt en initieel ontwikkeld) is een apparaatje waarmee zogenoemde Advanced Glycation Endproducts (AGE’s) snel (binnen een minuut) en niet-invasief gemeten kunnen worden (figuur 14.1). AGE’s omvatten een groep van merendeels van suikers afgeleide kleinmoleculaire verbindingen die vanouds bekend waren uit de voedselindustrie: bij het verhitten van voedingswaren treedt een reeks reacties op tussen de aanwezige eiwitten (specifieker: aminozuren, met name lysine en arginine) en suikers, waarbij behalve geurstoffen ook allerlei bruine pigmenten ontstaan.
A.J. SMIT
Nawerk
Meer informatie
Titel
Het vaatlab
Redacteur
prof. dr. A.J. Smit
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-0429-5
Print ISBN
978-90-368-0428-8
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-0429-5