Zusammenfassung
De hersenzenuwen mediëren motorische, sensibele en autonome functies (zie tabel 4-1). Zij transporteren de afferente sensibele en autonome prikkels naar het centrale zenuwstelsel en de efferente motorische en autonome stimuli vanuit het centrale zenuwstelsel naar de effectoren. Afgezien van de nervus olfactorius en de nervus opticus, die als een uitstulping van het centrale zenuwstelsel zijn te beschouwen, zijn de hersenzenuwen dan ook te vergelijken met de andere perifere zenuwen en onderscheiden zich slechts door hun specifieke verloop. De eerste twee hersenzenuwen, de n. olfactorius en de n. opticus, ontspringen uit het telencephalon respectievelijk het diencephalon, de n. oculomotorius en de n. trochlearis ontspringen uit het mesencephalon, de n. trigeminus, de n. abducens, de n. facialis en de n. vestibulocochlearis uit het metencephalon en de n. glossopharyngeus, de n. vagus, de n. accessorius en de n. hypoglossus uit het myelencephalon. De hersenstam kan worden beschouwd als een structurele en organisatorische voortzetting van het ruggenmerg.