Gepubliceerd in:
01-08-2021 | column
Het Eurovisie Songfestival
Auteur:
Trudy Mooren
Gepubliceerd in:
GZ - Psychologie
|
Uitgave 4/2021
Log in om toegang te krijgen
Extract
Heel hard heb ik geprobeerd er niet over te schrijven in deze column; vastbesloten waren ook onze kinderen om niet naar de finale te kijken, en ik had heus veel beters te doen tijdens de voorrondes. En toch is het niet gelukt. Ik heb dus uren gewijd aan het bekijken en beluisteren van de hysterische en extatische optredens tijdens het Eurovisie Songfestival (ESF) in Rotterdam. Niet alle 'douze points' toekenningen heb ik meer meegekregen en mij is zo het verlies van onze Jeangu bespaard gebleven. In Suriname staat hij huizenhoog in de hitlijsten, dus ach. Maar waarom was ik zo geboeid? Het was een explosie van drama, theatraliteit, lichtshows (in lijnen en rechthoeken vooral) en filmische hotspots in Nederland. Een maf tafereel met Nikki die als presentatrice hoog boven haar collega's uittorende, het gebrekkige Engels van Jan Smit, de glitter en outcries ('fantastic, marvelous, keep on clapping'). Hetzelfde gold voor de optredens: Dis-co-tecque van Litouwen, in gele pakken en robotachtige bewegingen; de mutsige performance van IJsland; Finland die gewaardeerd werd om de harde 'eerlijke' rock maar het verloor van de Italiaanse bijdrage in hetzelfde genre, en de door Nederland geleende trots met de Utrechtse Stefania die uitkwam voor Griekenland en de Groningse Mata Hari uitgevoerd door Azerbeidzjan. Als kind al vond ik uitsluitend de begintune van het festival mooi - de rest kon me toch gestolen worden? …