2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk
2. Het diagnostisch proces
Auteurs : prof.dr. J.W.M van der Meer, prof.dr. J. van der Meer, dr. G. Linthorst, dr. C.T. Postma, prof.dr. D. Blockmans
Gepubliceerd in: Anamnese en lichamelijk onderzoek
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
Bij de diagnostiek geldt in de regel deze volgorde: hoofdklacht/reden van verwijzing, anamnese gericht op de huidige klachten, algemene anamnese, lichamelijk onderzoek, probleemlijst, zo nodig laboratoriumonderzoek en/of beeldvormend onderzoek (zie begin hoofdstuk 2).
-
Het uitgangspunt is de hoofdklacht of de reden van verwijzing. Tijdens anamnese en lichamelijk onderzoek overweegt de arts diagnostische hypothesen op basis van waarschijnlijkheid en klinisch belang. Tijdens een griepperiode zal bij koorts vooral aan influenza worden gedacht; als er behalve koorts ook een hartgeruis is, moet eerst endocarditis worden overwogen, ook al is dat een zeldzame aandoening. Diagnostiek is meer dan het stellen van een medische diagnose. Minstens zo belangrijk zijn de psychosociale gevolgen van de ziekte voor de individuele patiënt (zie begin hoofdstuk 2).
-
Een en ander moet zorgvuldig worden beschreven in het patiëntendossier, in Nederland ook wel ‘status’ genoemd (zie paragraaf Het patiëntendossier).