Samenvatting
Dit hoofdstuk gaat over het begin van een TGH-traject, dat – als alle begin – moeilijk is. Daarbij maakt het verschil of het initiatief tot contactlegging uitgaat van de cliënt die met een hulpvraag komt of van de werker die vrijblijvend, dringend of dwingend een hulpaanbod doet. De ‘vrijwillige’ cliënt heeft vaak een dubbel probleem: het probleem waarvoor hij hulp inroept en het probleem dat hij hulp moet vragen. De ‘onvrijwillige’ cliënt heeft ten minste het probleem dat iemand anders zich namens (een instantie in) de samenleving ongevraagd met zijn leven bemoeit. Centrale opgave voor de werker is het leggen van de basis voor een samenwerkingsrelatie waarin zij met de cliënt – ten minste gedeeltelijk – op hetzelfde spoor zit. Wanneer weloverwogen pogingen om zo’n basis te leggen stranden, zullen de wegen moeten scheiden.
Bij de start ligt het accent op probleemexploratie (3.1) die aanknoopt bij een eerste probleemomschrijving van cliënt of werker, en op uitleg over de uitgangspunten en werkwijze van TGH (3.2). In dit hoofdstuk worden probleemexploratie en uitleg na elkaar besproken, hoewel ze in de praktijk niet chronologisch op elkaar volgen maar dooreenlopen. Een dubbele praktijkschets illustreert hoe dat eruit kan zien (3.3). Ten slotte wordt de vraag gesteld voor welke cliënten de beginfase van TGH geen vervolg zal hebben (3.4).