Skip to main content
Top

2013 | OriginalPaper | Hoofdstuk

2. Het afnemen van een anamnese

Auteur : T.O.H. de Jongh

Gepubliceerd in: Leerboek anamnese

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Inleiding

Tot het begin van de vorige eeuw hadden artsen weinig andere diagnostische mogelijkheden dan de anamnese en het lichamelijk onderzoek. In de loop der tijd is daar steeds meer en steeds geavanceerder aanvullend onderzoek bijgekomen. Daardoor lijkt het wel alsof het belang van een goed afgenomen anamnese is verdwenen: alles kan toch uitgezocht worden door het laboratorium en met beeldvormend onderzoek. Dat is niet juist. De anamnese blijft, indien zorgvuldig afgenomen, een belangrijk onderdeel van de diagnostiek, vaak zelfs het belangrijkste. In de huisartsenpraktijk kan alleen al op basis van de anamnese in 70% tot 80% van de gevallen de juiste diagnose worden gesteld. Ook in de ziekenhuissituatie blijven een goede anamnese en lichamelijk onderzoek in veel gevallen essentieel om een goede (waarschijnlijkheids)diagnose te stellen. Soms kan dit tevens veel overbodig aanvullend onderzoek voorkomen. Om aanvullend onderzoek gericht en zinvol in te zetten, moet er toch eerst een waarschijnlijkheidsdiagnose zijn waarop het onderzoek is gericht. Door een effectief instrument als de anamnese te blijven inzetten, kunnen heel wat kosten voor (overbodige) aanvullende diagnostiek bespaard worden.
Metagegevens
Titel
Het afnemen van een anamnese
Auteur
T.O.H. de Jongh
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-0344-1_2