Samenvatting
Een CVA ontstaat door de afsluiting van een bloedvat of door een bloeding in de hersenen. Na een CVA is er uitval te zien van: 1) de motoriek, zoals een halfzijdige verlamming, 2) mentale functies, zoals geheugen- en aandachtsstoornissen en 3) talige functies, zoals een afasie. Ook andere problemen kunnen ontstaan zoals uitval van een deel van het gezichtsveld (anopsie) of bijvoorbeeld incontinentie voor urine of ontlasting. De plaats en ernst van het CVA bepalen welke uitval optreedt. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de gevolgen van een CVA volgens het model van de Wereldgezondheidheidsorganisatie (WHO): de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF). Ook worden in het kader van dit model aspecten van herstel besproken. Dit zijn belangrijke thema’s in de revalidatie.