2019 | OriginalPaper | Hoofdstuk
Tip
Swipe om te navigeren naar een ander hoofdstuk
Gepubliceerd in:
De rol van neuropsychologie bij psychotherapie
Dit hoofdstuk richt zich op ontwikkelingsneuropsychologische aspecten van de hersenen en het belang van kennis daarvan voor de psychotherapie. Diverse mogelijke oorzaken van het ontstaan van stoornissen in deze ontwikkeling passeren de revue. Genetische oorzaken, zwangerschapsproblemen, aangeboren ziektebeelden, ziekten of deficiënties tijdens de postnatale ontwikkeling en een groot scala aan negatieve omgevingsfactoren worden besproken. De hiërarchische opbouw van de hersenen tijdens de ontwikkeling komt aan de orde, evenals de neuronale ontwikkeling die een leven lang plaatsvindt. Er is aandacht voor de negatieve ontwikkelingsneuropsychologische invloed van (langdurige) vroegkinderlijke stress en dergelijke. Het belang van een ontwikkelings(neuropsychologische) -anamnese wordt belicht, en hiervoor is een vragenlijst bijgevoegd. Ook wordt aangegeven welke bijdrage deze kennis kan leveren aan psychotherapeutische interventies om het risico van stagneren en mogelijk falen van behandeling te reduceren. Het hoofdstuk sluit af met een samenvatting van de belangrijkste aandachtspunten vanuit ontwikkelingsneuropsychologisch perspectief.
Log in om toegang te krijgen
Met onderstaand(e) abonnement(en) heeft u direct toegang:
Geachte heer, mevrouw,
Op de volgende bladzijden vindt u een aantal vragen over de zwangerschap, geboorte en ontwikkeling van uw kind. Wij verzoeken u deze vragen zo specifiek en gedetailleerd mogelijk te beantwoorden (omschrijven), zodat wij een goed beeld krijgen van de omstandigheden en ontwikkeling van uw kind. De vragenlijst betreft uitsluitend het hieronder genoemde kind. Mocht u andere kinderen hebben en over hen iets willen zeggen, vermeld dan duidelijk bij de vraag dat het niet gaat om het hier genoemde kind.
Naam: ………………………………………………………
Geboortedatum: ………………………………………………………
Naam ouder(s): ………………………………………………………
Zwangerschap
Waren er complicaties tijdens de zwangerschapsperiode?
Is er sprake geweest van bloedverlies tijdens de zwangerschapsperiode?
Bent u tijdens de zwangerschap van uw kind ziek geweest?
Hebt u tijdens de zwangerschap van uw kind medicatie gebruikt?
Hebt u tijdens de zwangerschap van uw kind alcohol of drugs gebruikt?
Hebt u tijdens de zwangerschap van uw kind gerookt?
Hoe was de gezinssituatie tijdens de zwangerschap (hier is bedoeld: alleenstaand, samenwonend, getrouwd; waren er reeds andere kinderen in het gezin, bijvoorbeeld samengesteld gezin)?
Hoe was uw relatie met de vader ten tijde van deze zwangerschap?
Was er sprake van stress in de zwangerschapsperiode?:
werkdruk
financiële problemen
familieproblemen
overlijden van dierbaren
woonproblemen
ernstige gebeurtenissen
verhuizing/verbouwing
ziekte van belangrijke anderen (bijv. familie)
Was deze zwangerschap gewenst? Hoe hebt u de zwangerschap beleefd?
Bent u eerder zwanger geweest? Zijn er complicaties ontstaan tijdens deze zwangerschappen?
Indien u eerder kinderen hebt gekregen, was er ten tijde van deze zwangerschap hulp en steun voor de overige kinderen aanwezig?
Indien er andere kinderen in het gezin aanwezig waren tijdens uw zwangerschap, op welke wijze hebben zij op de zwangerschap gereageerd?
Hoe oud was uzelf tijdens uw zwangerschap?
Heeft er een nekplooimeting plaatsgevonden (tussen de 11
e en 14
e week van de zwangerschap is een dun vochtblaasje onder de huid in de nek te zien, de zogenaamde nekplooi). Wat was de uitslag?
Heeft er een punctie plaatsgevonden en wat was de uitslag?
Waren er afwijkingen te zien op de echo’s?
Was er sprake van een ziektegeschiedenis waardoor u tijdens uw zwangerschap extra onder controle stond bij een arts ?
Hoe mobiel was u tijdens uw zwangerschap?
Geboorte
Is uw kind op tijd, te vroeg of te laat geboren?
Heeft uw kind langer dan 6 weken in een couveuse gelegen?
Waren er complicaties tijdens de bevalling/geboorte (bijvoorbeeld blauwzien, lang uitdrijvingstijdperk)?
Was uw kind een sterrenkijker (een sterrenkijker ligt met zijn hoofd omlaag, maar kijkt omhoog), stuitligging, kruinligging, voorhoofds- of aangezichtsligging?
Bent u thuis bevallen of in het ziekenhuis?
Hoelang heeft de bevalling geduurd?
Was er sprake van een natuurlijke bevalling of is er ingegrepen (bijv. keizersnede, tang, etc.)?
Was uw partner bij de bevalling aanwezig? Hoe hebt u dit ervaren?
Hoe was de apgarscore?
Waren er visuele of auditieve problemen aanwezig?
Waren er problemen met horen en/of luisteren (auditief, of luisterde het kind niet naar u)?
Wat waren het lichaamsgewicht en de lengte van uw kind?
Waren er complicaties na de bevalling: pijn, bloedverlies, ziekte, herstel?
Hebt u direct na de bevalling ondersteuning gekregen van een kraamhulp of hulp van familieleden?
Hoe heeft de vader van het kind de bevalling ervaren?
Hoe hebt u de bevalling ervaren? Prettig of stresserend?
Wat voor weeën hebt u gehad? (buikweeën, beenweeën, weeënstorm (de weeën komen heel snel achter elkaar, zonder dat je die kunt opvangen))
Eerste levensjaar
Zou u het kind als een gemakkelijke of een moeilijke baby omschrijven? Licht dit toe
Hoeveel huilde uw kind per dag en om welke reden?
Was uw kind prikkelbaar of rusteloos? En zo ja, om welke reden?
Was uw kind gemakkelijk in de omgang met andere personen of eerder eenkennig?
Hoe reageerde uw kind op lichamelijk contact (bijv. met afwijzing)?
Keek het kind u aan als u contact zocht?
Waar en hoe sliep uw kind? (eigen bedje, eigen kamer, samen met andere kinderen, bed ouders, doorslapen, wakker worden)? Graag uitgebreid beschrijven.
Hoe was het eet- en drinkpatroon van uw kind? (reflux, allergieën, voeding weigeren)
Is uw kind gedurende het eerste levensjaar ziek geweest of heeft het kind klachten gehad?
Speelden er problemen in het gezin tussen de ouders, familieleden, overige kinderen?
Was er sprake van stress? (werk, financiën, wonen, sociaal, verhuizen, etc.)
Wanneer is uw kind begonnen met glimlachen en hoe verliep dit?
Wanneer is uw kind begonnen met kruipen?
Wanneer kon uw kind zitten?
Wanneer is uw kind begonnen met lopen?
Wanneer is uw kind begonnen met brabbelen?
Wanneer is uw kind begonnen met praten (eerste woordjes)?
Hoe was het contact naar moeder? Vader? Overige kinderen? Familieleden?
Was uw kind te troosten?
Peutertijd (1–3
jaar)
Wanneer sprak uw kind in zinnen (eenwoordzinnen, meerwoordzinnen)?
Zijn er problemen geweest in de spraaktaalontwikkeling?
Hoe was het gedrag van uw kind? Was uw kind rustig of druk?
Probeerde uw kind dingen uit (m.b.t. spelen, de wereld verkennen, andere mensen)?
Waarmee speelde uw kind? Speelde het kind met materialen of gooide het deze voortdurend weg?
Speelde het kind altijd alleen, of zocht het contact met anderen om te spelen?
Hoe reageerde uw kind als u of uw partner wegging?
Naar wie ging het kind toe bij pijn/verdriet?
Hoe was de interactie met andere kinderen?
Hoe was de interactie met volwassenen?
Hoe reageerde het kind op visuele en auditieve prikkels (geluiden en aanbieden van spelmateriaal, of op nieuwe situaties)?
Waren er bijzonderheden in het slaappatroon?
Waren er bijzonderheden bij het eten?
Hoe verliep de ontwikkeling van de grove motoriek (lopen, vastpakken)?
Wanneer was uw kind zindelijk? Overdag? In de nacht?
Hoe is het proces tot zindelijkheid verlopen?
Ging uw kind naar de peuterspeelzaal?
Hoe reageerde uw kind op het gaan naar de peuterspeelzaal?
Wat zei de leiding van de peuterspeelzaal over uw kind?
Is er sprake geweest van stress (werk, financiën, wonen, sociaal, verhuizen, overlijden dierbaren, etc.)?
Hoe is de binding en het contact met belangrijke personen verlopen met uw kind.
Hoe verliep het proces van aan- en uitkleden?
Hoe verliep het proces van wassen, douchen en in bad gaan?
Maakte uw kind vaak ruzie?
Kindertijd (4–6
jaar)
Hoe verliep de overgang van peuterschool naar basisschool?
Hoe was het gedrag van uw kleuter?
Hoe ging hij/zij om met broertjes en/of zusjes?
Hoe ging hij/zij om met leeftijdsgenootjes?
Waarmee speelde uw kind (materiaal, andere kinderen, steeds hetzelfde materiaal)?
Kon uw kind goed alleen spelen of moest u hem/haar bezighouden en voortdurend stimuleren?
Hoe ging uw kind om met volwassenen, bekende en onbekenden?
Hoe verliep de fijne motoriek (waren er problemen)?
Kon uw kind iets van u leren en maakte hij/zij zich dat snel eigen?
Begreep het kind snel wat u bedoelde als u iets vroeg?
Waren er bijzonderheden in deze periode (visueel, auditief, onrustig, snel afgeleid, temperament)?
Wie ving uw kind op na schooltijd?
Wat deed uw kind na schooltijd?
Hoe verliep de spraak- en taalontwikkeling en waren er bijzonderheden op dit gebied (bijvoorbeeld slissen)? Is er logopedie geweest, waren er moeilijkheden met taal (begrijpen van de taal en het spreken in meerwoordzinnen)?
Hoe was de thuissituatie?
Hoe beleefde uw kind spelletjes (alleen spelen, met een of meerdere kinderen)?
Had uw kind fantasie en speelde hij/zij fantasiespellen?
Maakte uw kind regelmatig ruzie thuis?
Basisschoolleeftijd (7–12
jaar)
Hoe heeft uw kind de basisschool ervaren (contacten, sociaal, emotioneel)?
Wat weet u over de vriendschappen van uw kind op de basisschool?
Wat gaven leerkrachten aan over uw kind bij oudergesprekken (sociaal, emotioneel, cognitief, motorisch)?
Werden er bijzonderheden vermeld op het rapport van uw kind?
Hoe zou u het gedrag van uw kind omschrijven (sociaal, emotioneel en prestatief, motorisch)?
Speelde het kind met leeftijdsgebonden spelmateriaal?
Kon het kind zich inleven in de wereld van andere kinderen?
Gaf het kind vaak aan u aan dat het iets niet kon?
Hoe ging uw kind met andere kinderen om (normaal, goed contact, veel lachen en spelen met elkaar)?
Is uw kind gepest of heeft hij/zij andere kinderen gepest?
Hoe waren de schoolresultaten?
Welke schoolvakken gingen soepel?
Welke schoolvakken waren moeilijk voor uw kind?
Kreeg uw kind begeleiding voor school (ouders, bijles, extra lessen)?
Hoe omschrijft u de aandacht, de concentratie en het onthouden van uw kind in deze periode?
Kon het kind opdrachten gemakkelijk zelf uitvoeren, of stelde het voortdurend vragen over hoe iets moest worden uitgevoerd?
Had uw kind bijzondere patronen of rituelen?
Wat deed uw kind na schooltijd (spel, hobby, vrije tijd, spelen met vriendjes)?
Wat voor soort opvoeding hebt u toegepast bij uw kind (vrije, strenge)?
Is uw kind ernstig ziek geweest?
Heeft er een schoolwisseling plaatsgevonden?
Heeft uw kind een of meerdere klassen gedoubleerd (blijven zitten)?
Is er in deze periode sprake geweest van stress of ernstige gebeurtenissen?
Waren er problemen met horen en/of luisteren (auditief, of luisterde het kind niet naar u)?
Maakte uw kind ruzie met anderen?
Puberteit (12–16
jaar)
Welke middelbare school heeft uw kind bezocht?
Welk niveau heeft uw kind doorlopen? (vmbo, mavo, havo, vwo, gymnasium)
Hoe heeft uw kind de middelbareschooltijd ervaren (rustig, stressvol, gepest, belastend, vervelend)?
Wat deed uw kind na schooltijd (bijv. gamen, internetten, op de eigen kamer gaan zitten, voetballen, etc.)?
Waren er problemen op de middelbare school met medeleerlingen of leraren (conflicten, ruzie, schoolprestaties)?
Gebruikte uw kind drugs of andere verdovende middelen (of had hij/zij contact met de politie)?
Was uw kind een eenling op school?
Hoe maakte uw kind huiswerk (niet of vergat het steeds te maken, of chaotisch in aanpak)? Moest u haar/hem er vaak aan herinneren?
Hoe ging uw kind naar school?
Hoe was het eetgedrag (vitaminen, chips en dergelijke)?
Hoe ging het met slapen?
Hoe heeft uw kind zijn seksuele ontwikkeling ervaren (werd hier over gesproken thuis op school, menstruatie, haargroei, seksuele interesses, voorlichting, etc.)?
Kon het kind zich inleven in de gedachten en gevoelens van medeleerlingen?
Hoe zijn de vriendschappen van uw kind verlopen?
Hoe was uw kind in contact met anderen (bijvoorbeeld: gesloten, open vriendelijk, explosief, macho, etc.)?
Kon uw kind zichzelf vermaken?
Was uw kind zich steeds bewust van wat hij/zij op school of thuis deed als iets van hem/haar verlangd werd?
Neemt uw kind deel aan groepsactiviteiten of is hij/zij liever alleen?
Hoe geïnteresseerd was uw kind in sport en muziek?
Had uw kind bepaalde rituelen, patronen, gewoontes?
Met wie sprak uw kind over problemen (ouder, docent, vriend, niemand)?
Nam uw kind deel aan huishoudelijke taken (leidde dat tot stress thuis)?
Kon uw kind plannen?
Lukte het uw kind om verantwoordelijkheid te nemen (bijv. voor schoolse zaken, deelnemen aan de gezinsactiviteiten)?
Had u het idee dat het kind ook een heel eigen weg bewandelde (identiteit)?
Adolescentie (16–24)
Hoe is het zelfbeeld van uw kind in deze periode geweest (naar binnen gekeerd, omgaan met regels, respect voor anderen, alleen met zichzelf bezig, verschil tussen mijn en dijn, snel in conflicten)?
Is er sprake van alcohol- of drugsgebruik geweest?
Hoe is de seksualiteit verlopen (contacten met anderen, etc.)?
Is er sprake geweest van ernstige gebeurtenissen?
Heeft uw kind een relatie (liefdes) gehad en hoe is die verlopen (gelukkig, stressvol, extreem pijnlijk)?
Is uw kind thuis blijven wonen of uit huis gegaan (mogelijk weggelopen) en hoe is dit verlopen?
Heeft uw kind een vervolgstudie gedaan, en zo ja welke? Hoe is die verlopen?
Hoe verliepen de sociale activiteiten van uw kind (uitgaan, deelname aan verenigingen en lidmaatschappen van clubs)?
Hoe was de omgang met de familie (gespannen, stressvol, confrontaties, normaal)?
Was er sprake van gedragsproblemen (explosief, rusteloos, geen sturing kunnen geven aan eigen gedrag, voortdurend in conflicten thuis en met anderen, contact met de politie)?
Had uw kind studieproblemen (studie niet afgerond)?
Hoe was het eetpatroon van uw kind?
Hoe ging het met slapen (gemakkelijk inslapen, rusteloos, veel wakker)?
Was uw kind actief (zocht altijd zaken op, zat niet stil, was altijd bezig, onderhouden van vriendschappen)?
Had uw kind taken in het gezin, en deed het mee aan activiteiten in het gezin?
Hoe verliep het met de financiën?
© J. Vandermeulen & G. Fuss
2018
1.
Zwangerschap
-
Waren er complicaties tijdens de zwangerschapsperiode?
-
Is er sprake geweest van bloedverlies tijdens de zwangerschapsperiode?
-
Bent u tijdens de zwangerschap van uw kind ziek geweest?
-
Hebt u tijdens de zwangerschap van uw kind medicatie gebruikt?
-
Hebt u tijdens de zwangerschap van uw kind alcohol of drugs gebruikt?
-
Hebt u tijdens de zwangerschap van uw kind gerookt?
-
Hoe was de gezinssituatie tijdens de zwangerschap (hier is bedoeld: alleenstaand, samenwonend, getrouwd; waren er reeds andere kinderen in het gezin, bijvoorbeeld samengesteld gezin)?
-
Hoe was uw relatie met de vader ten tijde van deze zwangerschap?
-
Was er sprake van stress in de zwangerschapsperiode?:
-
werkdruk
-
financiële problemen
-
familieproblemen
-
overlijden van dierbaren
-
woonproblemen
-
ernstige gebeurtenissen
-
verhuizing/verbouwing
-
ziekte van belangrijke anderen (bijv. familie)
-
-
Was deze zwangerschap gewenst? Hoe hebt u de zwangerschap beleefd?
-
Bent u eerder zwanger geweest? Zijn er complicaties ontstaan tijdens deze zwangerschappen?
-
Indien u eerder kinderen hebt gekregen, was er ten tijde van deze zwangerschap hulp en steun voor de overige kinderen aanwezig?
-
Indien er andere kinderen in het gezin aanwezig waren tijdens uw zwangerschap, op welke wijze hebben zij op de zwangerschap gereageerd?
-
Hoe oud was uzelf tijdens uw zwangerschap?
-
Heeft er een nekplooimeting plaatsgevonden (tussen de 11 e en 14 e week van de zwangerschap is een dun vochtblaasje onder de huid in de nek te zien, de zogenaamde nekplooi). Wat was de uitslag?
-
Heeft er een punctie plaatsgevonden en wat was de uitslag?
-
Waren er afwijkingen te zien op de echo’s?
-
Was er sprake van een ziektegeschiedenis waardoor u tijdens uw zwangerschap extra onder controle stond bij een arts ?
-
Hoe mobiel was u tijdens uw zwangerschap?
2.
Geboorte
-
Is uw kind op tijd, te vroeg of te laat geboren?
-
Heeft uw kind langer dan 6 weken in een couveuse gelegen?
-
Waren er complicaties tijdens de bevalling/geboorte (bijvoorbeeld blauwzien, lang uitdrijvingstijdperk)?
-
Was uw kind een sterrenkijker (een sterrenkijker ligt met zijn hoofd omlaag, maar kijkt omhoog), stuitligging, kruinligging, voorhoofds- of aangezichtsligging?
-
Bent u thuis bevallen of in het ziekenhuis?
-
Hoelang heeft de bevalling geduurd?
-
Was er sprake van een natuurlijke bevalling of is er ingegrepen (bijv. keizersnede, tang, etc.)?
-
Was uw partner bij de bevalling aanwezig? Hoe hebt u dit ervaren?
-
Hoe was de apgarscore?
-
Waren er visuele of auditieve problemen aanwezig?
-
Waren er problemen met horen en/of luisteren (auditief, of luisterde het kind niet naar u)?
-
Wat waren het lichaamsgewicht en de lengte van uw kind?
-
Waren er complicaties na de bevalling: pijn, bloedverlies, ziekte, herstel?
-
Hebt u direct na de bevalling ondersteuning gekregen van een kraamhulp of hulp van familieleden?
-
Hoe heeft de vader van het kind de bevalling ervaren?
-
Hoe hebt u de bevalling ervaren? Prettig of stresserend?
-
Wat voor weeën hebt u gehad? (buikweeën, beenweeën, weeënstorm (de weeën komen heel snel achter elkaar, zonder dat je die kunt opvangen))
3.
Eerste levensjaar
-
Zou u het kind als een gemakkelijke of een moeilijke baby omschrijven? Licht dit toe
-
Hoeveel huilde uw kind per dag en om welke reden?
-
Was uw kind prikkelbaar of rusteloos? En zo ja, om welke reden?
-
Was uw kind gemakkelijk in de omgang met andere personen of eerder eenkennig?
-
Hoe reageerde uw kind op lichamelijk contact (bijv. met afwijzing)?
-
Keek het kind u aan als u contact zocht?
-
Waar en hoe sliep uw kind? (eigen bedje, eigen kamer, samen met andere kinderen, bed ouders, doorslapen, wakker worden)? Graag uitgebreid beschrijven.
-
Hoe was het eet- en drinkpatroon van uw kind? (reflux, allergieën, voeding weigeren)
-
Is uw kind gedurende het eerste levensjaar ziek geweest of heeft het kind klachten gehad?
-
Speelden er problemen in het gezin tussen de ouders, familieleden, overige kinderen?
-
Was er sprake van stress? (werk, financiën, wonen, sociaal, verhuizen, etc.)
-
Wanneer is uw kind begonnen met glimlachen en hoe verliep dit?
-
Wanneer is uw kind begonnen met kruipen?
-
Wanneer kon uw kind zitten?
-
Wanneer is uw kind begonnen met lopen?
-
Wanneer is uw kind begonnen met brabbelen?
-
Wanneer is uw kind begonnen met praten (eerste woordjes)?
-
Hoe was het contact naar moeder? Vader? Overige kinderen? Familieleden?
-
Was uw kind te troosten?
4.
Peutertijd (1–3
jaar)
-
Wanneer sprak uw kind in zinnen (eenwoordzinnen, meerwoordzinnen)?
-
Zijn er problemen geweest in de spraaktaalontwikkeling?
-
Hoe was het gedrag van uw kind? Was uw kind rustig of druk?
-
Probeerde uw kind dingen uit (m.b.t. spelen, de wereld verkennen, andere mensen)?
-
Waarmee speelde uw kind? Speelde het kind met materialen of gooide het deze voortdurend weg?
-
Speelde het kind altijd alleen, of zocht het contact met anderen om te spelen?
-
Hoe reageerde uw kind als u of uw partner wegging?
-
Naar wie ging het kind toe bij pijn/verdriet?
-
Hoe was de interactie met andere kinderen?
-
Hoe was de interactie met volwassenen?
-
Hoe reageerde het kind op visuele en auditieve prikkels (geluiden en aanbieden van spelmateriaal, of op nieuwe situaties)?
-
Waren er bijzonderheden in het slaappatroon?
-
Waren er bijzonderheden bij het eten?
-
Hoe verliep de ontwikkeling van de grove motoriek (lopen, vastpakken)?
-
Wanneer was uw kind zindelijk? Overdag? In de nacht?
-
Hoe is het proces tot zindelijkheid verlopen?
-
Ging uw kind naar de peuterspeelzaal?
-
Hoe reageerde uw kind op het gaan naar de peuterspeelzaal?
-
Wat zei de leiding van de peuterspeelzaal over uw kind?
-
Is er sprake geweest van stress (werk, financiën, wonen, sociaal, verhuizen, overlijden dierbaren, etc.)?
-
Hoe is de binding en het contact met belangrijke personen verlopen met uw kind.
-
Hoe verliep het proces van aan- en uitkleden?
-
Hoe verliep het proces van wassen, douchen en in bad gaan?
-
Maakte uw kind vaak ruzie?
5.
Kindertijd (4–6
jaar)
-
Hoe verliep de overgang van peuterschool naar basisschool?
-
Hoe was het gedrag van uw kleuter?
-
Hoe ging hij/zij om met broertjes en/of zusjes?
-
Hoe ging hij/zij om met leeftijdsgenootjes?
-
Waarmee speelde uw kind (materiaal, andere kinderen, steeds hetzelfde materiaal)?
-
Kon uw kind goed alleen spelen of moest u hem/haar bezighouden en voortdurend stimuleren?
-
Hoe ging uw kind om met volwassenen, bekende en onbekenden?
-
Hoe verliep de fijne motoriek (waren er problemen)?
-
Kon uw kind iets van u leren en maakte hij/zij zich dat snel eigen?
-
Begreep het kind snel wat u bedoelde als u iets vroeg?
-
Waren er bijzonderheden in deze periode (visueel, auditief, onrustig, snel afgeleid, temperament)?
-
Wie ving uw kind op na schooltijd?
-
Wat deed uw kind na schooltijd?
-
Hoe verliep de spraak- en taalontwikkeling en waren er bijzonderheden op dit gebied (bijvoorbeeld slissen)? Is er logopedie geweest, waren er moeilijkheden met taal (begrijpen van de taal en het spreken in meerwoordzinnen)?
-
Hoe was de thuissituatie?
-
Hoe beleefde uw kind spelletjes (alleen spelen, met een of meerdere kinderen)?
-
Had uw kind fantasie en speelde hij/zij fantasiespellen?
-
Maakte uw kind regelmatig ruzie thuis?
6.
Basisschoolleeftijd (7–12
jaar)
-
Hoe heeft uw kind de basisschool ervaren (contacten, sociaal, emotioneel)?
-
Wat weet u over de vriendschappen van uw kind op de basisschool?
-
Wat gaven leerkrachten aan over uw kind bij oudergesprekken (sociaal, emotioneel, cognitief, motorisch)?
-
Werden er bijzonderheden vermeld op het rapport van uw kind?
-
Hoe zou u het gedrag van uw kind omschrijven (sociaal, emotioneel en prestatief, motorisch)?
-
Speelde het kind met leeftijdsgebonden spelmateriaal?
-
Kon het kind zich inleven in de wereld van andere kinderen?
-
Gaf het kind vaak aan u aan dat het iets niet kon?
-
Hoe ging uw kind met andere kinderen om (normaal, goed contact, veel lachen en spelen met elkaar)?
-
Is uw kind gepest of heeft hij/zij andere kinderen gepest?
-
Hoe waren de schoolresultaten?
-
Welke schoolvakken gingen soepel?
-
Welke schoolvakken waren moeilijk voor uw kind?
-
Kreeg uw kind begeleiding voor school (ouders, bijles, extra lessen)?
-
Hoe omschrijft u de aandacht, de concentratie en het onthouden van uw kind in deze periode?
-
Kon het kind opdrachten gemakkelijk zelf uitvoeren, of stelde het voortdurend vragen over hoe iets moest worden uitgevoerd?
-
Had uw kind bijzondere patronen of rituelen?
-
Wat deed uw kind na schooltijd (spel, hobby, vrije tijd, spelen met vriendjes)?
-
Wat voor soort opvoeding hebt u toegepast bij uw kind (vrije, strenge)?
-
Is uw kind ernstig ziek geweest?
-
Heeft er een schoolwisseling plaatsgevonden?
-
Heeft uw kind een of meerdere klassen gedoubleerd (blijven zitten)?
-
Is er in deze periode sprake geweest van stress of ernstige gebeurtenissen?
-
Waren er problemen met horen en/of luisteren (auditief, of luisterde het kind niet naar u)?
-
Maakte uw kind ruzie met anderen?
7.
Puberteit (12–16
jaar)
-
Welke middelbare school heeft uw kind bezocht?
-
Welk niveau heeft uw kind doorlopen? (vmbo, mavo, havo, vwo, gymnasium)
-
Hoe heeft uw kind de middelbareschooltijd ervaren (rustig, stressvol, gepest, belastend, vervelend)?
-
Wat deed uw kind na schooltijd (bijv. gamen, internetten, op de eigen kamer gaan zitten, voetballen, etc.)?
-
Waren er problemen op de middelbare school met medeleerlingen of leraren (conflicten, ruzie, schoolprestaties)?
-
Gebruikte uw kind drugs of andere verdovende middelen (of had hij/zij contact met de politie)?
-
Was uw kind een eenling op school?
-
Hoe maakte uw kind huiswerk (niet of vergat het steeds te maken, of chaotisch in aanpak)? Moest u haar/hem er vaak aan herinneren?
-
Hoe ging uw kind naar school?
-
Hoe was het eetgedrag (vitaminen, chips en dergelijke)?
-
Hoe ging het met slapen?
-
Hoe heeft uw kind zijn seksuele ontwikkeling ervaren (werd hier over gesproken thuis op school, menstruatie, haargroei, seksuele interesses, voorlichting, etc.)?
-
Kon het kind zich inleven in de gedachten en gevoelens van medeleerlingen?
-
Hoe zijn de vriendschappen van uw kind verlopen?
-
Hoe was uw kind in contact met anderen (bijvoorbeeld: gesloten, open vriendelijk, explosief, macho, etc.)?
-
Kon uw kind zichzelf vermaken?
-
Was uw kind zich steeds bewust van wat hij/zij op school of thuis deed als iets van hem/haar verlangd werd?
-
Neemt uw kind deel aan groepsactiviteiten of is hij/zij liever alleen?
-
Hoe geïnteresseerd was uw kind in sport en muziek?
-
Had uw kind bepaalde rituelen, patronen, gewoontes?
-
Met wie sprak uw kind over problemen (ouder, docent, vriend, niemand)?
-
Nam uw kind deel aan huishoudelijke taken (leidde dat tot stress thuis)?
-
Kon uw kind plannen?
-
Lukte het uw kind om verantwoordelijkheid te nemen (bijv. voor schoolse zaken, deelnemen aan de gezinsactiviteiten)?
-
Had u het idee dat het kind ook een heel eigen weg bewandelde (identiteit)?
8.
Adolescentie (16–24)
-
Hoe is het zelfbeeld van uw kind in deze periode geweest (naar binnen gekeerd, omgaan met regels, respect voor anderen, alleen met zichzelf bezig, verschil tussen mijn en dijn, snel in conflicten)?
-
Is er sprake van alcohol- of drugsgebruik geweest?
-
Hoe is de seksualiteit verlopen (contacten met anderen, etc.)?
-
Is er sprake geweest van ernstige gebeurtenissen?
-
Heeft uw kind een relatie (liefdes) gehad en hoe is die verlopen (gelukkig, stressvol, extreem pijnlijk)?
-
Is uw kind thuis blijven wonen of uit huis gegaan (mogelijk weggelopen) en hoe is dit verlopen?
-
Heeft uw kind een vervolgstudie gedaan, en zo ja welke? Hoe is die verlopen?
-
Hoe verliepen de sociale activiteiten van uw kind (uitgaan, deelname aan verenigingen en lidmaatschappen van clubs)?
-
Hoe was de omgang met de familie (gespannen, stressvol, confrontaties, normaal)?
-
Was er sprake van gedragsproblemen (explosief, rusteloos, geen sturing kunnen geven aan eigen gedrag, voortdurend in conflicten thuis en met anderen, contact met de politie)?
-
Had uw kind studieproblemen (studie niet afgerond)?
-
Hoe was het eetpatroon van uw kind?
-
Hoe ging het met slapen (gemakkelijk inslapen, rusteloos, veel wakker)?
-
Was uw kind actief (zocht altijd zaken op, zat niet stil, was altijd bezig, onderhouden van vriendschappen)?
-
Had uw kind taken in het gezin, en deed het mee aan activiteiten in het gezin?
-
Hoe verliep het met de financiën?
-
Waren er complicaties tijdens de zwangerschapsperiode?
-
Is er sprake geweest van bloedverlies tijdens de zwangerschapsperiode?
-
Bent u tijdens de zwangerschap van uw kind ziek geweest?
-
Hebt u tijdens de zwangerschap van uw kind medicatie gebruikt?
-
Hebt u tijdens de zwangerschap van uw kind alcohol of drugs gebruikt?
-
Hebt u tijdens de zwangerschap van uw kind gerookt?
-
Hoe was de gezinssituatie tijdens de zwangerschap (hier is bedoeld: alleenstaand, samenwonend, getrouwd; waren er reeds andere kinderen in het gezin, bijvoorbeeld samengesteld gezin)?
-
Hoe was uw relatie met de vader ten tijde van deze zwangerschap?
-
Was er sprake van stress in de zwangerschapsperiode?:
-
werkdruk
-
financiële problemen
-
familieproblemen
-
overlijden van dierbaren
-
woonproblemen
-
ernstige gebeurtenissen
-
verhuizing/verbouwing
-
ziekte van belangrijke anderen (bijv. familie)
-
-
Was deze zwangerschap gewenst? Hoe hebt u de zwangerschap beleefd?
-
Bent u eerder zwanger geweest? Zijn er complicaties ontstaan tijdens deze zwangerschappen?
-
Indien u eerder kinderen hebt gekregen, was er ten tijde van deze zwangerschap hulp en steun voor de overige kinderen aanwezig?
-
Indien er andere kinderen in het gezin aanwezig waren tijdens uw zwangerschap, op welke wijze hebben zij op de zwangerschap gereageerd?
-
Hoe oud was uzelf tijdens uw zwangerschap?
-
Heeft er een nekplooimeting plaatsgevonden (tussen de 11 e en 14 e week van de zwangerschap is een dun vochtblaasje onder de huid in de nek te zien, de zogenaamde nekplooi). Wat was de uitslag?
-
Heeft er een punctie plaatsgevonden en wat was de uitslag?
-
Waren er afwijkingen te zien op de echo’s?
-
Was er sprake van een ziektegeschiedenis waardoor u tijdens uw zwangerschap extra onder controle stond bij een arts ?
-
Hoe mobiel was u tijdens uw zwangerschap?
-
werkdruk
-
financiële problemen
-
familieproblemen
-
overlijden van dierbaren
-
woonproblemen
-
ernstige gebeurtenissen
-
verhuizing/verbouwing
-
ziekte van belangrijke anderen (bijv. familie)
-
Is uw kind op tijd, te vroeg of te laat geboren?
-
Heeft uw kind langer dan 6 weken in een couveuse gelegen?
-
Waren er complicaties tijdens de bevalling/geboorte (bijvoorbeeld blauwzien, lang uitdrijvingstijdperk)?
-
Was uw kind een sterrenkijker (een sterrenkijker ligt met zijn hoofd omlaag, maar kijkt omhoog), stuitligging, kruinligging, voorhoofds- of aangezichtsligging?
-
Bent u thuis bevallen of in het ziekenhuis?
-
Hoelang heeft de bevalling geduurd?
-
Was er sprake van een natuurlijke bevalling of is er ingegrepen (bijv. keizersnede, tang, etc.)?
-
Was uw partner bij de bevalling aanwezig? Hoe hebt u dit ervaren?
-
Hoe was de apgarscore?
-
Waren er visuele of auditieve problemen aanwezig?
-
Waren er problemen met horen en/of luisteren (auditief, of luisterde het kind niet naar u)?
-
Wat waren het lichaamsgewicht en de lengte van uw kind?
-
Waren er complicaties na de bevalling: pijn, bloedverlies, ziekte, herstel?
-
Hebt u direct na de bevalling ondersteuning gekregen van een kraamhulp of hulp van familieleden?
-
Hoe heeft de vader van het kind de bevalling ervaren?
-
Hoe hebt u de bevalling ervaren? Prettig of stresserend?
-
Wat voor weeën hebt u gehad? (buikweeën, beenweeën, weeënstorm (de weeën komen heel snel achter elkaar, zonder dat je die kunt opvangen))
-
Zou u het kind als een gemakkelijke of een moeilijke baby omschrijven? Licht dit toe
-
Hoeveel huilde uw kind per dag en om welke reden?
-
Was uw kind prikkelbaar of rusteloos? En zo ja, om welke reden?
-
Was uw kind gemakkelijk in de omgang met andere personen of eerder eenkennig?
-
Hoe reageerde uw kind op lichamelijk contact (bijv. met afwijzing)?
-
Keek het kind u aan als u contact zocht?
-
Waar en hoe sliep uw kind? (eigen bedje, eigen kamer, samen met andere kinderen, bed ouders, doorslapen, wakker worden)? Graag uitgebreid beschrijven.
-
Hoe was het eet- en drinkpatroon van uw kind? (reflux, allergieën, voeding weigeren)
-
Is uw kind gedurende het eerste levensjaar ziek geweest of heeft het kind klachten gehad?
-
Speelden er problemen in het gezin tussen de ouders, familieleden, overige kinderen?
-
Was er sprake van stress? (werk, financiën, wonen, sociaal, verhuizen, etc.)
-
Wanneer is uw kind begonnen met glimlachen en hoe verliep dit?
-
Wanneer is uw kind begonnen met kruipen?
-
Wanneer kon uw kind zitten?
-
Wanneer is uw kind begonnen met lopen?
-
Wanneer is uw kind begonnen met brabbelen?
-
Wanneer is uw kind begonnen met praten (eerste woordjes)?
-
Hoe was het contact naar moeder? Vader? Overige kinderen? Familieleden?
-
Was uw kind te troosten?
-
Wanneer sprak uw kind in zinnen (eenwoordzinnen, meerwoordzinnen)?
-
Zijn er problemen geweest in de spraaktaalontwikkeling?
-
Hoe was het gedrag van uw kind? Was uw kind rustig of druk?
-
Probeerde uw kind dingen uit (m.b.t. spelen, de wereld verkennen, andere mensen)?
-
Waarmee speelde uw kind? Speelde het kind met materialen of gooide het deze voortdurend weg?
-
Speelde het kind altijd alleen, of zocht het contact met anderen om te spelen?
-
Hoe reageerde uw kind als u of uw partner wegging?
-
Naar wie ging het kind toe bij pijn/verdriet?
-
Hoe was de interactie met andere kinderen?
-
Hoe was de interactie met volwassenen?
-
Hoe reageerde het kind op visuele en auditieve prikkels (geluiden en aanbieden van spelmateriaal, of op nieuwe situaties)?
-
Waren er bijzonderheden in het slaappatroon?
-
Waren er bijzonderheden bij het eten?
-
Hoe verliep de ontwikkeling van de grove motoriek (lopen, vastpakken)?
-
Wanneer was uw kind zindelijk? Overdag? In de nacht?
-
Hoe is het proces tot zindelijkheid verlopen?
-
Ging uw kind naar de peuterspeelzaal?
-
Hoe reageerde uw kind op het gaan naar de peuterspeelzaal?
-
Wat zei de leiding van de peuterspeelzaal over uw kind?
-
Is er sprake geweest van stress (werk, financiën, wonen, sociaal, verhuizen, overlijden dierbaren, etc.)?
-
Hoe is de binding en het contact met belangrijke personen verlopen met uw kind.
-
Hoe verliep het proces van aan- en uitkleden?
-
Hoe verliep het proces van wassen, douchen en in bad gaan?
-
Maakte uw kind vaak ruzie?
-
Hoe verliep de overgang van peuterschool naar basisschool?
-
Hoe was het gedrag van uw kleuter?
-
Hoe ging hij/zij om met broertjes en/of zusjes?
-
Hoe ging hij/zij om met leeftijdsgenootjes?
-
Waarmee speelde uw kind (materiaal, andere kinderen, steeds hetzelfde materiaal)?
-
Kon uw kind goed alleen spelen of moest u hem/haar bezighouden en voortdurend stimuleren?
-
Hoe ging uw kind om met volwassenen, bekende en onbekenden?
-
Hoe verliep de fijne motoriek (waren er problemen)?
-
Kon uw kind iets van u leren en maakte hij/zij zich dat snel eigen?
-
Begreep het kind snel wat u bedoelde als u iets vroeg?
-
Waren er bijzonderheden in deze periode (visueel, auditief, onrustig, snel afgeleid, temperament)?
-
Wie ving uw kind op na schooltijd?
-
Wat deed uw kind na schooltijd?
-
Hoe verliep de spraak- en taalontwikkeling en waren er bijzonderheden op dit gebied (bijvoorbeeld slissen)? Is er logopedie geweest, waren er moeilijkheden met taal (begrijpen van de taal en het spreken in meerwoordzinnen)?
-
Hoe was de thuissituatie?
-
Hoe beleefde uw kind spelletjes (alleen spelen, met een of meerdere kinderen)?
-
Had uw kind fantasie en speelde hij/zij fantasiespellen?
-
Maakte uw kind regelmatig ruzie thuis?
-
Hoe heeft uw kind de basisschool ervaren (contacten, sociaal, emotioneel)?
-
Wat weet u over de vriendschappen van uw kind op de basisschool?
-
Wat gaven leerkrachten aan over uw kind bij oudergesprekken (sociaal, emotioneel, cognitief, motorisch)?
-
Werden er bijzonderheden vermeld op het rapport van uw kind?
-
Hoe zou u het gedrag van uw kind omschrijven (sociaal, emotioneel en prestatief, motorisch)?
-
Speelde het kind met leeftijdsgebonden spelmateriaal?
-
Kon het kind zich inleven in de wereld van andere kinderen?
-
Gaf het kind vaak aan u aan dat het iets niet kon?
-
Hoe ging uw kind met andere kinderen om (normaal, goed contact, veel lachen en spelen met elkaar)?
-
Is uw kind gepest of heeft hij/zij andere kinderen gepest?
-
Hoe waren de schoolresultaten?
-
Welke schoolvakken gingen soepel?
-
Welke schoolvakken waren moeilijk voor uw kind?
-
Kreeg uw kind begeleiding voor school (ouders, bijles, extra lessen)?
-
Hoe omschrijft u de aandacht, de concentratie en het onthouden van uw kind in deze periode?
-
Kon het kind opdrachten gemakkelijk zelf uitvoeren, of stelde het voortdurend vragen over hoe iets moest worden uitgevoerd?
-
Had uw kind bijzondere patronen of rituelen?
-
Wat deed uw kind na schooltijd (spel, hobby, vrije tijd, spelen met vriendjes)?
-
Wat voor soort opvoeding hebt u toegepast bij uw kind (vrije, strenge)?
-
Is uw kind ernstig ziek geweest?
-
Heeft er een schoolwisseling plaatsgevonden?
-
Heeft uw kind een of meerdere klassen gedoubleerd (blijven zitten)?
-
Is er in deze periode sprake geweest van stress of ernstige gebeurtenissen?
-
Waren er problemen met horen en/of luisteren (auditief, of luisterde het kind niet naar u)?
-
Maakte uw kind ruzie met anderen?
-
Welke middelbare school heeft uw kind bezocht?
-
Welk niveau heeft uw kind doorlopen? (vmbo, mavo, havo, vwo, gymnasium)
-
Hoe heeft uw kind de middelbareschooltijd ervaren (rustig, stressvol, gepest, belastend, vervelend)?
-
Wat deed uw kind na schooltijd (bijv. gamen, internetten, op de eigen kamer gaan zitten, voetballen, etc.)?
-
Waren er problemen op de middelbare school met medeleerlingen of leraren (conflicten, ruzie, schoolprestaties)?
-
Gebruikte uw kind drugs of andere verdovende middelen (of had hij/zij contact met de politie)?
-
Was uw kind een eenling op school?
-
Hoe maakte uw kind huiswerk (niet of vergat het steeds te maken, of chaotisch in aanpak)? Moest u haar/hem er vaak aan herinneren?
-
Hoe ging uw kind naar school?
-
Hoe was het eetgedrag (vitaminen, chips en dergelijke)?
-
Hoe ging het met slapen?
-
Hoe heeft uw kind zijn seksuele ontwikkeling ervaren (werd hier over gesproken thuis op school, menstruatie, haargroei, seksuele interesses, voorlichting, etc.)?
-
Kon het kind zich inleven in de gedachten en gevoelens van medeleerlingen?
-
Hoe zijn de vriendschappen van uw kind verlopen?
-
Hoe was uw kind in contact met anderen (bijvoorbeeld: gesloten, open vriendelijk, explosief, macho, etc.)?
-
Kon uw kind zichzelf vermaken?
-
Was uw kind zich steeds bewust van wat hij/zij op school of thuis deed als iets van hem/haar verlangd werd?
-
Neemt uw kind deel aan groepsactiviteiten of is hij/zij liever alleen?
-
Hoe geïnteresseerd was uw kind in sport en muziek?
-
Had uw kind bepaalde rituelen, patronen, gewoontes?
-
Met wie sprak uw kind over problemen (ouder, docent, vriend, niemand)?
-
Nam uw kind deel aan huishoudelijke taken (leidde dat tot stress thuis)?
-
Kon uw kind plannen?
-
Lukte het uw kind om verantwoordelijkheid te nemen (bijv. voor schoolse zaken, deelnemen aan de gezinsactiviteiten)?
-
Had u het idee dat het kind ook een heel eigen weg bewandelde (identiteit)?
-
Hoe is het zelfbeeld van uw kind in deze periode geweest (naar binnen gekeerd, omgaan met regels, respect voor anderen, alleen met zichzelf bezig, verschil tussen mijn en dijn, snel in conflicten)?
-
Is er sprake van alcohol- of drugsgebruik geweest?
-
Hoe is de seksualiteit verlopen (contacten met anderen, etc.)?
-
Is er sprake geweest van ernstige gebeurtenissen?
-
Heeft uw kind een relatie (liefdes) gehad en hoe is die verlopen (gelukkig, stressvol, extreem pijnlijk)?
-
Is uw kind thuis blijven wonen of uit huis gegaan (mogelijk weggelopen) en hoe is dit verlopen?
-
Heeft uw kind een vervolgstudie gedaan, en zo ja welke? Hoe is die verlopen?
-
Hoe verliepen de sociale activiteiten van uw kind (uitgaan, deelname aan verenigingen en lidmaatschappen van clubs)?
-
Hoe was de omgang met de familie (gespannen, stressvol, confrontaties, normaal)?
-
Was er sprake van gedragsproblemen (explosief, rusteloos, geen sturing kunnen geven aan eigen gedrag, voortdurend in conflicten thuis en met anderen, contact met de politie)?
-
Had uw kind studieproblemen (studie niet afgerond)?
-
Hoe was het eetpatroon van uw kind?
-
Hoe ging het met slapen (gemakkelijk inslapen, rusteloos, veel wakker)?
-
Was uw kind actief (zocht altijd zaken op, zat niet stil, was altijd bezig, onderhouden van vriendschappen)?
-
Had uw kind taken in het gezin, en deed het mee aan activiteiten in het gezin?
-
Hoe verliep het met de financiën?
1
2
Een goed voorbeeld is de ontwikkeling van het
0 to 3 system; de laatste benaderingen spreken zelfs van een
0–5 system. Omdat de DSM-5 niet geëigend was om stoornissen bij baby’s en peuters te classificeren, is er in 1994 voor deze doelgroep een apart classificatiesysteem ontwikkeld: de ‘Diagnostic Classification of Mental Health and Developmental Disorders of Infancy and Early Childhood’ (Zero To Three
2005), ook wel ‘DC: 0–3’ genoemd. Deze aanvulling op de DSM-5 is ook vertaald in het Nederlands. In 2005 is het systeem herzien. De nieuwe uitgave is nog niet beschikbaar (Egger en Emde
2011).
De witte stof bestaat uit de uitlopers van deze zenuwcellen. De witte kleur wordt veroorzaakt door
myeline, een vetachtig stofje dat om de uitlopers zit. De uitlopers verbinden de verschillende delen van de hersenen onderling en met het ruggenmerg. De witte stof is onder meer belangrijk voor het leren van nieuwe vaardigheden.
go back to reference Lambert, M. J. (2013). Bergin and Garfield’s handbook for psychotherapy and behavior change (6th ed.). Hoboken: John Wiley and Sons. Lambert, M. J. (2013).
Bergin and Garfield’s handbook for psychotherapy and behavior change (6th ed.). Hoboken: John Wiley and Sons.
go back to reference Tjeltviet, A. C., & Gottlieb, M. C. (2012). Avoiding ethical missteps. Monitor on Psychology, 4, 68–74. Tjeltviet, A. C., & Gottlieb, M. C. (2012). Avoiding ethical missteps.
Monitor on Psychology,
4, 68–74.
go back to reference Anderson, V., Jacobs, R., & Anderson, P. J. (2008). Executive functions and the frontal lobes (a lifespan perspective). London: Taylor Francis. Anderson, V., Jacobs, R., & Anderson, P. J. (2008).
Executive functions and the frontal lobes (a lifespan perspective). London: Taylor Francis.
go back to reference Anderson, V., Northman, E., & Wrennall, J. (2018). Developmental neuropsychology (a clinical approach). London: Routledge. CrossRef Anderson, V., Northman, E., & Wrennall, J. (2018).
Developmental neuropsychology (a clinical approach). London: Routledge.
CrossRef
go back to reference Baron, I. S. (2018). Neuropsychological evaluation of the child (domains, methods and case studies). Oxford: Oxford university Press. Baron, I. S. (2018).
Neuropsychological evaluation of the child (domains, methods and case studies). Oxford: Oxford university Press.
go back to reference Bierman, M. & Staal, W. (2016). Klinische neuropsychologie – Een brug tussen hersenfuncties en het dagelijks leven. In W. Staal, J. Vorstamn & R.-J. van der Gaag (Red.), Leerboek ontwikkelingsstoornissen in de levensloop. Utrecht: de Tijdstroom. Bierman, M. & Staal, W. (2016). Klinische neuropsychologie – Een brug tussen hersenfuncties en het dagelijks leven. In W. Staal, J. Vorstamn & R.-J. van der Gaag (Red.),
Leerboek ontwikkelingsstoornissen in de levensloop. Utrecht: de Tijdstroom.
go back to reference Böker, H. & Seifritz, E. (Hrsg.). (2012). Psychotherapie und Neurowissenschaften (Integration – Kritik – Zukunftaussichten). Bern: Hans Huber Verlag. Böker, H. & Seifritz, E. (Hrsg.). (2012).
Psychotherapie und Neurowissenschaften (Integration – Kritik – Zukunftaussichten). Bern: Hans Huber Verlag.
go back to reference Cozolino, L. (2014). The neuroscience of human relationships (2nd ed.). New York: W.W. Norton & Company. Cozolino, L. (2014).
The neuroscience of human relationships (2nd ed.). New York: W.W. Norton & Company.
go back to reference Damasio, A. (2010). Het zelf wordt zich bewust (hersenen, bewustzijn, ik). Amsterdam: Wereldbibliotheek. Damasio, A. (2010).
Het zelf wordt zich bewust (hersenen, bewustzijn, ik). Amsterdam: Wereldbibliotheek.
go back to reference Diagnostical Statistical Manual (DSM-5) (2013). Beknopt overzicht van de criteria DSM-5 (5e druk). Amsterdam: Boom. Diagnostical Statistical Manual (DSM-5) (2013).
Beknopt overzicht van de criteria DSM-5 (5e druk). Amsterdam: Boom.
go back to reference Donders, J (2011). Pediatric traumatic brain injury: Effects of questionable effort. In J. E. Morgan, I. S. Baron & J. H. Ricker (Eds.), Casebook of clinical neuropsychology (pp. 183–191). Oxford: Oxford University Press. Donders, J (2011). Pediatric traumatic brain injury: Effects of questionable effort. In J. E. Morgan, I. S. Baron & J. H. Ricker (Eds.),
Casebook of clinical neuropsychology (pp. 183–191). Oxford: Oxford University Press.
go back to reference Egger, H. L., & Emde, R. (2011). Developmentally-sensitive-diagnostic criteria for mental health disorders in early childhood: DSM-IV, RDC-PA and the revised DC- 0–3. American Psychologist, 66(2), 95–106. CrossRef Egger, H. L., & Emde, R. (2011). Developmentally-sensitive-diagnostic criteria for mental health disorders in early childhood: DSM-IV, RDC-PA and the revised DC- 0–3.
American Psychologist,
66(2), 95–106.
CrossRef
go back to reference Eurelings-Bontekoe, E. H. M., Verheul, R., & Snellen, W. M. (2017). Handboek persoonlijkheidspathologie (voor opleiding, onderzoek en klinische praktijk). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Eurelings-Bontekoe, E. H. M., Verheul, R., & Snellen, W. M. (2017).
Handboek persoonlijkheidspathologie (voor opleiding, onderzoek en klinische praktijk). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
go back to reference Feder, A., Nestler, E. J., Westphal, M., & Charney, D. S. (2010). Psychobiological mechanism of resilience to stress. In J. W. Reich, J. S. H. Zautra & J. S. Hall (Eds.), Handbook of adult resilience (pp. 35–55). New York: Guilford Press. Feder, A., Nestler, E. J., Westphal, M., & Charney, D. S. (2010). Psychobiological mechanism of resilience to stress. In J. W. Reich, J. S. H. Zautra & J. S. Hall (Eds.),
Handbook of adult resilience (pp. 35–55). New York: Guilford Press.
go back to reference Fein, D. (2011). The neuropsychology of autism. Oxford: Oxford University Press. Fein, D. (2011).
The neuropsychology of autism. Oxford: Oxford University Press.
go back to reference Gates, N. J., & Sendiack, C. I. (2017). Neuropsychology supervision: Incorporating reflective practice. Australian Psychologist, 6, 163–247. Gates, N. J., & Sendiack, C. I. (2017). Neuropsychology supervision: Incorporating reflective practice.
Australian Psychologist,
6, 163–247.
go back to reference Gogate, L. (2018). Multisensoric perception and communication (brain, behavior, environmental interaction and development in the early years). London: Routledge. Gogate, L. (2018).
Multisensoric perception and communication (brain, behavior, environmental interaction and development in the early years). London: Routledge.
go back to reference Hafkenscheid, A. (2014). De therapeutische relatie. Utrecht: de Tijdstroom. Hafkenscheid, A. (2014).
De therapeutische relatie. Utrecht: de Tijdstroom.
go back to reference Hill, D. (2015). Affect regulation theory. London- New York: W.W.Norton & Company. Hill, D. (2015).
Affect regulation theory. London- New York: W.W.Norton & Company.
go back to reference Hofer, H., Grosse Holforth, M., Frischknecht, E., & Znoj, H. J. (2010). Fostering adjustment to acquired brain injury by psychotherapeutic interventions: A preliminary study. Applied Neuropsychology, 17, 18–26. CrossRef Hofer, H., Grosse Holforth, M., Frischknecht, E., & Znoj, H. J. (2010). Fostering adjustment to acquired brain injury by psychotherapeutic interventions: A preliminary study.
Applied Neuropsychology,
17, 18–26.
CrossRef
go back to reference Hovens, H. J. E., Loonen, A. J. M., & Timmerman, L. (Red.). (2008). Handboek functionele psychiatrie. Utrecht: de Tijdstroom. Hovens, H. J. E., Loonen, A. J. M., & Timmerman, L. (Red.). (2008).
Handboek functionele psychiatrie. Utrecht: de Tijdstroom.
go back to reference Iacoboni, M. (2009). Mirroring people: The science of empathy and how we connect with others. London: Picador. Iacoboni, M. (2009).
Mirroring people: The science of empathy and how we connect with others. London: Picador.
go back to reference ICF (2007). Nederlandse vertaling van de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’. Bilthoven: Nederlands WHO-FIC Collaborating Centre, RIVM. ICF (2007).
Nederlandse vertaling van de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’. Bilthoven: Nederlands WHO-FIC Collaborating Centre, RIVM.
go back to reference Kolk, B. van der (2014). The body keeps the score. New York: Viking. Kolk, B. van der (2014).
The body keeps the score. New York: Viking.
go back to reference LeDoux, J. (2015). Anxious (the modern mind in the age of anxiety). London: Oneworld. LeDoux, J. (2015).
Anxious (the modern mind in the age of anxiety). London: Oneworld.
go back to reference Lemery-Chalfant, K. (2010). Genes and environment: how they work together to promote resilience. In J. W. Reich, J. S. H. Zautra & J. S. Hall (Eds.), Handbook of adult resilience (pp. 55–81). New York: Guilford Press. Lemery-Chalfant, K. (2010). Genes and environment: how they work together to promote resilience. In J. W. Reich, J. S. H. Zautra & J. S. Hall (Eds.),
Handbook of adult resilience (pp. 55–81). New York: Guilford Press.
go back to reference Levine, P. A. (2011). De tijger ontwaakt (traumabehandeling met lichaamsgerichte therapie). Haarlem: Altamira. Levine, P. A. (2011).
De tijger ontwaakt (traumabehandeling met lichaamsgerichte therapie). Haarlem: Altamira.
go back to reference Livesley, W. J., & Larstone, R. (2018). Handbook of personality disorders. New York: Guilford Press. Livesley, W. J., & Larstone, R. (2018).
Handbook of personality disorders. New York: Guilford Press.
go back to reference Masten, A. V. (2015). Ordinary magic (resilience in development). New York: Guilford Press. Masten, A. V. (2015).
Ordinary magic (resilience in development). New York: Guilford Press.
go back to reference Mikulincer, M., & Shaver, P. (2016). Attachment in adulthood (structure, dynamics and change) (2nd ed.). New York: Guilford Press. Mikulincer, M., & Shaver, P. (2016).
Attachment in adulthood (structure, dynamics and change) (2nd ed.). New York: Guilford Press.
go back to reference Morgan, J. E., Baron, I. S., & Ricker, J. H. (Eds.). (2011). Casebook of clinical neuropsychology. Oxford: Oxford University Press. Morgan, J. E., Baron, I. S., & Ricker, J. H. (Eds.). (2011).
Casebook of clinical neuropsychology. Oxford: Oxford University Press.
go back to reference Morgan, J. E., & Ricker, J. H. (Eds.). (2018). Textbook of clinical neuropsychology. London/New York: Routledge. Morgan, J. E., & Ricker, J. H. (Eds.). (2018).
Textbook of clinical neuropsychology. London/New York: Routledge.
go back to reference Muran, J. C., & Barber, J. P. (2010). The therapeutic alliance. New York: Guilford Press. Muran, J. C., & Barber, J. P. (2010).
The therapeutic alliance. New York: Guilford Press.
go back to reference Ogden, P., & Fisher, J. (2017). Sensomotor psychotherapy. Eeserveen: Mens!. Ogden, P., & Fisher, J. (2017).
Sensomotor psychotherapy. Eeserveen: Mens!.
go back to reference Perry, B. D. (2002). Childhood experience and the expression of genetic potential: What childhood neglect tells us about nature and nurture. Brain and Mind, 3, 79–100. Perry, B. D. (2002). Childhood experience and the expression of genetic potential: What childhood neglect tells us about nature and nurture.
Brain and Mind,
3, 79–100.
go back to reference Perry, B. (2009). Examining child maltreatment through a neurodevelopmental lens: Clinical apllication of the neurosequentional model of therapies. Journal of Loss and Trauma, 4(4), 240–255. CrossRef Perry, B. (2009). Examining child maltreatment through a neurodevelopmental lens: Clinical apllication of the neurosequentional model of therapies.
Journal of Loss and Trauma,
4(4), 240–255.
CrossRef
go back to reference Postal, K., & Armstrong, K. (2013). Feedback that sticks. New York: Guilford Press. Postal, K., & Armstrong, K. (2013).
Feedback that sticks. New York: Guilford Press.
go back to reference Reich, J. W., Zautra, J. S. H., & Hall, J. S. (2010). Handbook of adult resilience. New York: Guildford Press. Reich, J. W., Zautra, J. S. H., & Hall, J. S. (2010).
Handbook of adult resilience. New York: Guildford Press.
go back to reference Ruppert, F. (2014). Vroegkinderlijk trauma. Eeserveen: Mens! Ruppert, F. (2014).
Vroegkinderlijk trauma. Eeserveen: Mens!
go back to reference South, S. C., Reichborn-Kjennerud, T., Eaton, N. R., & Krueger, R. F. (2012). Behavior and moleculare genetics of personality disorders. In Th. A. Widiger (Ed.), The Oxford handbook of personality disorders (pp. 143–166). Oxford: Oxford University Press. South, S. C., Reichborn-Kjennerud, T., Eaton, N. R., & Krueger, R. F. (2012). Behavior and moleculare genetics of personality disorders. In Th. A. Widiger (Ed.),
The Oxford handbook of personality disorders (pp. 143–166). Oxford: Oxford University Press.
go back to reference Stefanatos, G. A., & Fein, D. (2018). Autism spectrum disorder. In J. E. Morgan & J. H. Ricker (Eds), Textbook of clinical neuropsychology (pp. 184–281). London/New York: Routledge. CrossRef Stefanatos, G. A., & Fein, D. (2018).
Autism spectrum disorder. In J. E. Morgan & J. H. Ricker (Eds),
Textbook of clinical neuropsychology (pp. 184–281). London/New York: Routledge.
CrossRef
go back to reference Stuss, D. T., & Knight, R. T. (2014). Principles of frontal lobe function (2nd ed.). Oxford: Oxford University Press. Stuss, D. T., & Knight, R. T. (2014).
Principles of frontal lobe function (2nd ed.). Oxford: Oxford University Press.
go back to reference Swaab, D. (2016). Ons creatieve brein. Amsterdam: Contact. Swaab, D. (2016).
Ons creatieve brein. Amsterdam: Contact.
go back to reference Swaab, H., Bouma, A., Hendriksen, J., & König, C. (2016). Klinische kinderneuropsychologie. Amsterdam: Boom. Swaab, H., Bouma, A., Hendriksen, J., & König, C. (2016).
Klinische kinderneuropsychologie. Amsterdam: Boom.
go back to reference Vandermeulen, J.A.M., & Fuss, G. (2018). Heteroanamnese Vragenlijst en ontwikkelingsgegevens. Interne publicatie Virenze: Hoensbroek. Vandermeulen, J.A.M., & Fuss, G. (2018).
Heteroanamnese Vragenlijst en ontwikkelingsgegevens. Interne publicatie Virenze: Hoensbroek.
go back to reference Wallin, D. (2010). Gehechtheid in psychotherapie. Amsterdam: Nieuwezijds. Wallin, D. (2010).
Gehechtheid in psychotherapie. Amsterdam: Nieuwezijds.
go back to reference Zeanah, C. H. (2018). Handbook of infant mental health. New York: Guilford Press. Zeanah, C. H. (2018).
Handbook of infant mental health. New York: Guilford Press.
go back to reference Zero to Three (2005). Diagnostical classification of mental health and developmental disorders of infancy and early childhood, revised (DC: 0–3R). Washington, DC: Zero to Three Press. Zero to Three (2005).
Diagnostical classification of mental health and developmental disorders of infancy and early childhood, revised (DC: 0–3R). Washington, DC: Zero to Three Press.
- Titel
- Hersenen vanuit ontwikkelingsneuropsychologisch perspectief: wat moet de hulpverlener weten?
- DOI
- https://doi.org/10.1007/978-90-368-2263-3_2
- Auteur:
-
dr. J. A. M. Vandermeulen
- Uitgeverij
- Bohn Stafleu van Loghum
- Volgnummer
- 2
- Hoofdstuknummer
- 2