Inleiding
Door medisch-technische ontwikkelingen als reanimatie, beademing en transplantatie kwamen de bestaande criteria voor het vaststellen van de dood in de jaren vijftig steeds meer onder druk te staan. Traditioneel vond de doodsdiagnostiek plaats aan de hand van hart- en longcriteria, waarbij het onomkeerbare verlies van hart- en longfunctie werd gezien als de dood. Tot aan het eind van de jaren vijftig representeerde het kloppend hart het leven: zonder hartslag was je dood. Maar door de mogelijkheid van beademing bleek deze min of meer vanzelfsprekende definitie van de dood niet meer zo eenduidig toepasbaar. De overtuiging dat het kloppen van het hart niet meer genoeg was om de levende mens te representeren, won dan ook steeds meer terrein.